In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van partneralimentatie. De man, verzoeker in hoger beroep, heeft verzocht om een herziening van de alimentatie op basis van een relevante wijziging van omstandigheden, zoals bedoeld in artikel 1:401 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. De man heeft aangevoerd dat zijn inkomen uit onderneming substantieel is gedaald door de coronacrisis en wijzigingen in vergoedingen door ziektekostenverzekeraars. De vrouw, verweerster in hoger beroep, heeft deze daling betwist en stelde dat de cijfers geen aanleiding geven voor een verlaging van de alimentatie.
Het hof heeft in zijn beoordeling gekeken naar de financiële situatie van de man en de impact van de coronamaatregelen op zijn onderneming. Het hof concludeert dat er inderdaad sprake is van een relevante wijziging van omstandigheden, waardoor een hernieuwde beoordeling van de onderhoudsbijdrage gerechtvaardigd is. De grieven van de man zijn gegrond bevonden, en het hof heeft de eerdere beschikking van de rechtbank vernietigd. De alimentatiebijdrage is vastgesteld op € 933,- per maand, met ingang van 1 mei 2020. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, aangezien partijen gewezen echtgenoten zijn en de procedure betrekking heeft op de levensonderhoudsbijdrage van de vrouw.