ECLI:NL:GHARL:2022:2950

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 april 2022
Publicatiedatum
19 april 2022
Zaaknummer
21-002374-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van hennepteelt en voorhanden hebben van hennep na DNA-bewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder vrijgesproken van hennepteelt en het voorhanden hebben van hennep. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld na het onderzoek op de zitting van 22 maart 2022. De verdachte was in het verleden gesignaleerd met hennepteeltgerelateerde goederen, maar dit was bijna anderhalf jaar voor de tenlastegelegde datum. Het hof oordeelde dat het aantreffen van DNA van de verdachte op een drinkpakje en werkhandschoenen in de hennepkwekerij onvoldoende bewijs opleverde voor betrokkenheid bij de hennepkwekerij op de tenlastegelegde datum. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf en een taakstraf, maar het hof vernietigde dit vonnis voor zover het aan zijn oordeel onderworpen was en sprak de verdachte vrij van het tenlastegelegde. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan het bewezenverklaarde handelen dat de schade zou hebben veroorzaakt.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002374-20
Uitspraak d.d.: 5 april 2022
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 14 juli 2020 met parketnummer 18-920167-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats] ,
uit andere hoofde verblijvende in [de PI] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak van het in eerste aanleg onder 2 tenlastegelegde, kan de verdachte hierin niet worden ontvangen.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 22 maart 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman,
mr. M. Yesildag, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde en veroordeeld ter zake het onder 1 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen, waarvan 59 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en tot een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 150 uren subsidiair 75 dagen hechtenis. De rechtbank heeft de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering en heeft de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] toegewezen tot een bedrag van € 1.577,75 met wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover in hoger beroep aan de orde tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks [datum 1] te [plaats 1] / [plaats 2] , althans in de gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres] een hoeveelheid van ongeveer 1010 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.

Vrijspraak

De verdediging heeft vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Het hof overweegt hierover het volgende.
Uit de stukken in het dossier blijkt het volgende:
Op [datum 1] is in het pand op het perceel [adres] te [plaats 2] een in bedrijf zijnde hennepkwekerij aangetroffen.
In dat pand lag tussen pallets een drinkpakje. Er is een DNA-match met het DNA dat op het drinktuitje van dat drinkpakje is aangetroffen en het DNA van verdachte.
In één van de kweekruimtes lagen latex-handschoenen. Er is een DNA-match met het DNA dat op de buitenkant van één van de latexhandschoenen en het DNA van verdachte. Ook is er op een werkhandschoen die in de kweekruimte lag aan de binnenkant DNA aangetroffen. Dit betreft een DNA-mengprofiel (met minimaal één andere persoon), waarbij het afgeleide DNA-hoofdprofiel matcht met het DNA-profiel van verdachte.
Op [datum 2] rijden verdachte en medeverdachte [getuige] in een busje en worden dan door de politie gecontroleerd op de carpoolplaats in [plaats 2] . In het busje zien zij niets bijzonders. Dat is vlakbij [adres] te [plaats 2] . Als de politie na de controle constateert dat hun communicatieapparatuur ineens hapert en de verdenking ontstaat dat in het zojuist gecontroleerde busje een jammer aanwezig is, worden verdachte en medeverdachte [getuige] via een ANPR-hit ergens op de [snelweg] tussen [plaats 3] en [plaats 4] nogmaals gecontroleerd. De verbalisanten relateren hierover dat er op dat moment in het busje inderdaad een jammer werd aangetroffen en tevens goederen welke gebruikt kunnen worden in een hennepkwekerij.
Uit het voorgaande concludeert het hof dat verdachte samen met medeverdachte [getuige] op [datum 2] hennepteeltgerelateerde goederen voorhanden had en dat verdachte op enig moment voordat de politie op [datum 1] de hennepkwekerij ontdekte in contact is geweest met twee in de hennepkwekerij aangetroffen handschoenen en met een daar aangetroffen drinkpakje.
Na wijziging van de tenlastelegging in eerste aanleg is ten laste gelegd dat verdachte zich op of omstreeks [datum 1] schuldig heeft gemaakt aan hennepteelt of het aanwezig hebben van hennep. Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op of omstreeks [datum 1] zich hieraan schuldig heeft gemaakt. Dat verdachte met hennepteeltgerelateerde goederen werd aangetroffen is immers bijna anderhalf jaar vóór de tenlastegelegde datum en is naar het oordeel van het hof niet zonder meer redengevend voor hennepteelt dan wel aanwezig hebben van hennep anderhalf jaar later.
Het aantreffen van het DNA van verdachte op het drinkpakje en de handschoenen is onvoldoende om te bewijzen dat hij op of omstreeks de tenlastegelegde datum als (mede)pleger betrokken is geweest bij de hennepkwekerij, danwel op of omstreeks die datum hennep voorhanden heeft gehad.
Niet is gebleken van overige feiten en omstandigheden die redengevend kunnen zijn voor bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
Het hof is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte derhalve vrij.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 27.825,34. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.577,75. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep, voor zover gericht tegen de vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Aldus gewezen door
mr. A.J. Rietveld, voorzitter,
mr. T.H. Bosma en mr. M.B. de Wit, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis, griffier,
en op 5 april 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.