ECLI:NL:GHARL:2022:2923

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 maart 2022
Publicatiedatum
15 april 2022
Zaaknummer
P21/0339
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging en verlenging van de PIJ-maatregel voor een jeugdige met complexe problematiek

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de PIJ-maatregel voor een jeugdige, geboren in 2001, die verblijft in een justitiële jeugdinrichting. De jeugdige had eerder een maatregel opgelegd gekregen door de Belgische jeugdrechtbank, die was omgezet naar de PIJ-maatregel in Nederland. De rechtbank Limburg had op 30 augustus 2021 besloten om de maatregel met twee jaar te verlengen, maar deze beslissing werd door het hof vernietigd. Het hof oordeelde dat de einddatum van de PIJ-maatregel, zoals door de rechtbank vastgesteld, niet correct was.

Tijdens de zitting op 10 maart 2022 werd de jeugdige gehoord, bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.C. Ingelse, en de advocaat-generaal, mr. W.C.J. Stienen. De deskundige behandelde de jeugdige en adviseerde om de maatregel te verlengen, gezien de ernst van de problematiek en het risico op recidive. De raadsman pleitte echter voor niet-verlenging van de maatregel, verwijzend naar alternatieve behandelopties buiten de JJI en het belang van de ontwikkeling van de jeugdige.

Het hof concludeerde dat de PIJ-maatregel verlengd moest worden met twee jaar, gezien de hoge mate van recidivegevaar en de noodzaak voor intensieve behandeling. De beslissing van de rechtbank werd vernietigd en de PIJ-maatregel werd verlengd, met inachtneming van de wettelijke bepalingen omtrent de duur van de maatregel. De einddatum van de maatregel werd vastgesteld op 4 maart 2025, met een voorwaardelijke beëindiging op 4 maart 2024.

Uitspraak

PIJ P21/0339
Beslissing d.d. 24 maart 2022
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[jeugdige],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
verblijvende in [justitiële jeugdinrichting 1]
(hierna: de JJI)te [plaats] .
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 30 augustus 2021, houdende verlenging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen
(hierna: de PIJ-maatregel)met een termijn van twee jaar.
Het hof heeft gelet op de stukken waarop de rechtbank haar beslissing heeft gebaseerd en daarnaast onder meer op:
- het proces-verbaal ter zitting van het hof van 25 november 2021;
- de pleitaantekening van de raadsman van 25 november 2021;
- de tussenbeslissing van het hof van 9 december 2021 en de daarin opgesomde stukken;
- een e-mailbericht van de raadsman van 24 februari 2022 met een viertal bijlagen.
Het hof heeft ter zitting van 10 maart 2022 gehoord de jeugdige, bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.C. Ingelse, advocaat te Maastricht en de advocaat-generaal
mr. W.C.J. Stienen. Voorts heeft het hof ter zitting gehoord de deskundige [behandelcoördinator] , behandelcoördinator van de JJI.

Overwegingen:

Het advies van de deskundige
De jeugdige verblijft nu op de Individueel Traject Afdeling
(hierna: ITA). Het leren van het delict heeft de jeugdige negatief afgerond. De jeugdige verdraait soms zaken. Hij lijkt een masker op te houden en niet de ware “ik” te laten zien. Door de negatieve afronding heeft de kliniek een aantal punten niet scherp gekregen, onder meer de rol van trauma’s in het verleden. De jeugdige is aangemeld voor traumabehandeling en schematherapie. Daarnaast zal een terugvalpreventieplan worden opgesteld. Het advies van de kliniek is om de maatregel te verlengen voor de duur van twee jaar.
Het standpunt van de betrokkene en zijn raadsman
De raadsman heeft primair bepleit de PIJ-maatregel niet te verlengen. Niet staat vast dat verlenging van de PIJ-maatregel noodzakelijk is. Dat blijkt uit een plan van [bureau jeugdzorg] (
hierna: [bureau jeugdzorg]), waarmee ondersteuning en behandeling van de jeugdige buiten de JJI als mogelijkheid wordt gegeven. Daarnaast blijkt dit uit het feit dat geen zorgmachtiging is voorbereid, hoewel de kans aanwezig was dat het hof zou oordelen dat de vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel niet ontvankelijk zou zijn. Kennelijk vond het openbaar ministerie in het geval de PIJ-maatregel niet zou worden verlengd, een zorgmachtiging niet nodig. Verder is een verlenging van de PIJ-maatregel niet in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de jeugdige. Een verlenging is ook niet proportioneel, subsidiair en doelmatig. De jeugdige komt al sinds juli 2017 niet buiten. De jeugdige heeft in de jaren van vrijheidsbeneming geen passende behandeling gekregen. [bureau jeugdzorg] ziet dus mogelijkheden voor begeleiding van de jeugdige buiten de JJI. Er ligt een plan voor hem klaar. De jeugdige erkent dat er een verhoogd risico op middelengebruik is en wil daar behandeling voor en hulp bij. De jeugdige bereidt zich voor op de maatschappij. Zo heeft hij binnen de JJI allerlei diploma’s behaald. De jeugdige wil buiten de JJI een bestaan opbouwen en wil contact met zijn familie in België. Enige verlenging van de PIJ-maatregel komt in strijd met het internationaal kinderrechtelijk principe dat vrijheidsbeneming het ultimum remedium moet zijn en voor een zo kort mogelijke duur moet worden toegepast. Op basis van zowel de Europese als internationale norm kan niet verantwoord worden dat de behandeling van de jeugdige gepaard gaat met vrijheidsbeneming. Er zal gezocht moeten worden naar een geschikte ambulante hulpverlening.
Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat de PIJ-maatregel dient te worden verlengd voor hoogstens een zeer korte termijn. De vraag blijft welke maatregel de Belgische jeugdrechtbank oplegde. Enerzijds kan beargumenteerd worden dat de gesloten plaatsing in een gemeenschapsinstelling de opgelegde maatregel is die in Nederland uitgevoerd moet worden. De residentiële plaatsing in een jeugdpsychiatrische dienst is er in België nooit gekomen, omdat deze niet uitvoerbaar was. De jeugdrechtbank legde deze maatregel dan ook niet op. Dat kan dan ook niet de maatregel zijn die omgezet kon worden naar een Nederlandse maatregel. De jeugdrechtbank had wel eerder de gesloten plaatsing in een gemeenschapsinstelling opgelegd, en wel als voorlopige maatregel. Het klopt dus niet zoals het hof in de tussenbeslissing van 9 december 2021 heeft beslist dat het hof eerder de Belgische maatregel van residentiële plaatsing in een jeugdpsychiatrische dienst omzette in de Nederlandse PIJ-maatregel. Hoewel de aanpassing van de aard van de maatregel nog gerechtvaardigd kon worden, zoals het hof dit deed, kan dat niet gerechtvaardigd worden voor de aanpassing van de duur. Daarmee zou het hof de bevoegdheden als autoriteit van de tenuitvoerleggende lidstaat overtreden. Bij een uitvoering van de maatregel in België zou de vrijheidsbeneming in elk geval beëindigd worden op de leeftijd van twintig jaar. Zelfs al is de leeftijdsgrens van de residentiële plaatsing onbepaald, dan zou de jeugdige in België nooit voor oneindige duur van zijn vrijheid benomen kunnen worden, omdat de maatregel niet uitvoerbaar is. Er kan dan ook niet anders dan vastgesteld worden dat een verlenging van de PIJ-maatregel tot 2023 een verzwaring naar duur zou zijn en daarom in strijd is met het beginsel van wederzijdse erkenning en het wederzijdse vertrouwen tussen lidstaten, dat daaraan ten grondslag ligt. Welke maatregel ook is omgezet, deze eindigt op de twintigste verjaardag van de jeugdige, zoals vastgesteld door de jeugdrechtbank in Tongeren. Daarbij moet de drie jaar die de jeugdige in de Belgische instelling heeft doorgebracht, in mindering worden gebracht op de looptijd van de PIJ-maatregel op grond van artikel 2:15 lid 2 van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties (
hierna: WETS).
Het standpunt van het openbaar ministerie
Het hof heeft zich bij tussenbeslissing van 9 december 2021 reeds uitgelaten over de vraag of verlenging van de PIJ-maatregel mogelijk is. Uitgegaan dient te worden van een einddatum van de PIJ-maatregel van 31 augustus 2021 zonder verlenging van de PIJ-maatregel. De totale termijn blijft zeven jaar. De PIJ-maatregel dient op grond van het rapport van [forensisch centrum] en de toelichting van de deskundige ter zitting te worden verlengd voor de duur van twee jaar. De inhoud van het rapport van [bureau jeugdzorg] en het Veiligheidshuis staan haaks op deze adviezen. Allereerst is er een verandering in de houding van de jeugdige vereist, zodat de behandeling kan worden geïntensiveerd. Aan de jeugdige is een behandeling opgelegd en de jeugdige zal zich daaraan moeten onderwerpen. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank.
Het oordeel van het hof
Procesverloop
Het hof heeft op 9 december 2021 een tussenbeslissing gewezen, waarin het hof zich heeft uitgelaten over de vraag of de PIJ-maatregel verlengbaar is. Het hof heeft geoordeeld dat hetgeen de jeugdige heeft aangevoerd geen reden is om de vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel niet-ontvankelijk te verklaren of af te wijzen. Het hof heeft het onderzoek heropend en de zaak op 10 maart 2022 verder inhoudelijk behandelend.
Vernietiging
Het hof zal de beslissing van de rechtbank vernietigen, omdat de door de rechtbank in het dictum genoemde einddatum van de PIJ-maatregel niet juist is.
Indexdelict
Bij tussenvonnis van de rechtbank van eerste aanleg Limburg (België), afdeling Tongeren, sectie jeugdrechtbank, van 24 september 2018 wordt de jeugdige schuldig bevonden aan, kort gezegd, verkrachting. De maatregel van residentiële plaatsing in een beveiligde gesloten infrastructuur met het oog op intensieve en langdurige psychiatrische behandeling is gelet hierop (in België) opgelegd, en door de Minister voor Rechtsbescherming in Nederland aangepast naar de PIJ-maatregel, ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen.
Stoornis en recidivegevaar
Op basis van het multidisciplinair Pro Justitia-onderzoek van de Observatieafdeling [forensisch centrum] van 28 januari 2021 stelt het hof vast dat bij de jeugdige sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis, een narcistische persoonlijkheidsstoornis, een andere gespecificeerde psychotrauma- of stressorgerelateerde stoornis (voorlopig) en borderline persoonlijkheidskenmerken. Daarnaast is sprake van een hoge mate van psychopathie Op basis van zowel gestructureerde risicotaxatie-instrumenten als een klinische analyse wordt geconcludeerd dat het risico op recidive van (seksueel) gewelddadig gedrag hoog is.
Vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel
Zoals overwogen in de tussenbeslissing van het hof van 9 december 2021 heeft de PIJ-maatregel een aanvang genomen op 4 maart 2020, toen de jeugdige werd overgedragen aan Nederland. Gelet op artikel 6:6:31, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering had een vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel dan ingediend moeten worden tussen
4 januari en 4 februari 2022. In dit geval is de vordering echter ingediend op 14 juli 2021. Dit is zes maanden te vroeg.
Het hof zal echter in het belang van de jeugdige hieraan niet de consequentie verbinden dat de vordering niet ontvankelijk is. Uit het dossier volgt dat bij alle betrokken instanties onduidelijkheid bestond over de duur van de maatregel. De jeugdige ging ervan uit dat de hele maatregel op 31 augustus 2021 zou eindigen. Het openbaar ministerie nam aan dat de eerste termijn van de maatregel op die datum zou eindigen. Het indienen van de verlengingsvordering heeft nu duidelijkheid gebracht. Uit het standpunt van de jeugdige volgt verder dat hij in het geval van verlengbaarheid van de maatregel een inhoudelijke toetsing wenst.
Verlengbaarheid van de PIJ-maatregel
De raadsman heeft ter zitting van 10 maart 2021 (opnieuw) het verweer gevoerd dat – kort gezegd – de PIJ-maatregel niet langer kan duren dan tot 31 augustus 2021, de dag dat de jeugdige twintig jaar oud is geworden. De raadsman heeft aangevoerd dat hetgeen hierover in de tussenbeslissing van 9 december 2021 is opgenomen onjuist is, omdat de maatregel die is overgedragen in België nooit is ingevoerd.
Het hof verwijst allereerst naar hetgeen is overwogen in de tussenbeslissing van 9 december 2021. Aanvullend merkt het hof op dat de beslissing in België onherroepelijk is geworden. De Belgische rechter heeft opgelegd een residentiële plaatsing in een beveiligde gesloten infrastructuur met het oog op intensieve en langdurige psychiatrische behandeling. Bij de overdracht van de maatregel moet de rechtmatigheid van die beslissing als uitgangspunt worden genomen.
Verlenging
Het hof stelt voorop dat voor verlenging van de maatregel vereist is dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, de verlenging van de maatregel eist, en verlenging van de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de jeugdige.
Op 4 maart 2020 is de jeugdige in [justitiële jeugdinrichting 2] geplaatst nadat de Belgische maatregel was omgezet in een PIJ-maatregel. Omdat het gedrag van de jeugdige een ontwrichtende werking heeft op het team, wordt besloten tot een ITA-plaatsing, waarna een observatieplaatsing in [forensisch centrum] volgt. Thans verblijft de jeugdige nog steeds op de ITA. Uit het verslag van het klinisch multidisciplinair onderzoek Pro Justitia van de observatieafdeling [forensisch centrum] van 28 januari 2021 komt naar voren dat de bij de jeugdige vastgestelde diagnostiek vraagt om een intensieve en langdurige behandeling in een zeer gestructureerde omgeving met een hoog beveiligingsniveau. Daarbij dienen de therapeuten bedacht te zijn op het splitsende en manipulatieve gedrag van de jeugdige. Thans is nog steeds onvoldoende diagnostische duidelijkheid verkregen rond de delictgerelateerde recidiverisco’s. De training “Leren van Delict” is voortijdig gestopt. De overige behandelinterventies moeten nog worden gestart. Mede gelet op het hoge recidiverisico zal het hof beslissen tot verlenging van de maatregel met een termijn van twee jaren.
Verweer aftrek
Het hof heeft in de tussenbeslissing van 9 december 2021 overwogen: “Anders dan bij een gevangenisstraf of hechtenis (artikel 6:2:7 van het Wetboek van Strafvordering) kent de wet geen bepaling die de tijd die in het buitenland op grond van een
maatregelin detentie is doorgebracht, in mindering brengt op de tenuitvoerlegging van een
maatregelin Nederland. Daar bestaat in dit geval ook geen reden voor. De in België opgelegde residentiële plaatsing in een gesloten afdeling van een jeugdpsychiatrische dienst is immers niet in duur beperkt.”
De jeugdige wijst er terecht op dat het hof daarbij niet is ingegaan op de betekenis van artikel 2:15, tweede lid, WETS. Volgens deze bepaling wordt, zakelijk weergegeven, bij de tenuitvoerlegging van een vrijheidsbenemende sanctie die is overgedragen aan een andere staat, de tijd in mindering gebracht die volgens de staat die de sanctie overdraagt al in detentie is doorgebracht.
Dit brengt het hof echter niet tot een ander oordeel. Nog steeds geldt immers dat de overgedragen maatregel naar Belgisch recht niet in duur is beperkt. Voorarrest of al ondergane tenuitvoerlegging van de maatregel heeft dan geen invloed op de duur van de maatregel. In dat geval is er ook geen reden voor aftrek van deze tijd bij overdracht van de maatregel aan Nederland.
Overigens geraakt de jeugdige door overdracht van de maatregel aan Nederland in een gunstiger positie omdat de PIJ-maatregel wel in duur is beperkt. Van verzwaring van de maatregel of van benadeling door het achterwege laten van de aftrek, is dan ook geen sprake.
Multidisciplinaire rapportage
Het hof overweegt dat voor de volgende verlengingsprocedure een multidisciplinaire rapportage dient te worden opgemaakt (artikel 6:6:31, tweede lid, Wetboek van Strafvordering, juncto artikel 77s, tweede lid, Wetboek van Strafrecht).
Einde maatregel
Gevolg gevend aan artikel 6:6:31, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering stelt het hof vast dat de maatregel – gelet op de ingangsdatum van 4 maart 2020 zoals overwogen in de tussenbeslissing van 9 december 2021 en de beslissing van het hof tot verlenging van de maatregel met twee jaar – voorwaardelijk zal eindigen op 4 maart 2024 en onvoorwaardelijk zal eindigen op 4 maart 2025.

Beslissing

Het hof:
Vernietigtde beslissing van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van
30 augustus 2021 met betrekking tot de jeugdige
[jeugdige].
Verlengtde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen met een termijn van
twee jaar.
Aldus gedaan door
mr. M.E. van Wees als voorzitter,
mr. R. Prakke-Nieuwenhuizen en mr. M. Keppels als raadsheren,
en dr. P.K.J. Ronhaar en drs. I. Breukel als raden,
in tegenwoordigheid van mr. D. van der Geld als griffier,
en op 24 maart 2022 in het openbaar uitgesproken.
Mr. M.E. van Wees en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.