Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
f165.000,-, dat hij de kosten van (tijdelijke) woonruimte – gewaardeerd op
f21.000,- – voor moeder betaalt en dat vader aan [appellant] (eveneens als comparant genoemd in de akte) voor
f140.000,- het hiervoor onder b genoemde aan vader toegedeelde registergoed verkoopt. In de akte is bepaald dat de koopsom door [appellant] wordt voldaan door overname van de verplichtingen van vader jegens moeder om een Noorse hut voor moeder te bouwen en de tijdelijke woonruimte voor haar te realiseren en te betalen (schuldoverneming).
f140.000,-. De koopsom is verrekend conform het bepaalde in de akte van dading van 3 februari 1987. Moeder heeft toestemming gegeven voor de schuldoverneming.
"een perceeltje appelboomgaard (...) uitmakende een ter plaatse afgepaald ongeveer oostelijk en resterend gedeelte ter grootte van ongeveer 12 aren en 50 centiaren van het perceel, (...)nummer 1044".
" [gemeente] A 1126 (...) Boeschoterweg 24, de grootte is 0 ha 10 a 55 ca ".
Erfstelling" verklaard:
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
f186.000,-) aan de nalatenschap, te vermeerderen met de wettelijke rente;
f291.000,-) aan schenking in aanmerking dient te worden genomen bij de berekening van de legitieme portie;
f18.000,- (€ 8.168,04) aan schenking in aanmerking genomen dient te worden bij de berekening van de legitieme portie;
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
f140.000,- diende te voldoen. Deze prijs was conform de taxatie die op 9 januari 1987 heeft plaatsgevonden. Die taxatie was mede gemaakt in opdracht van de Rijkstaxateur en betrof niet alleen het hiervoor onder b genoemde registergoed dat later aan [appellant] is verkocht, maar ook het perceel van 12.50 are dat aan moeder is toegedeeld. Uit de brief van de advocaat van moeder van 26 januari 1987 (rov. 4.11) blijkt dat [appellant] bereid was ook voor het perceel minus het deel van de appelboomgaard dat voor moeder was, de getaxeerde waarde van
f140.000 te betalen. [appellant] heeft die koopprijs voldaan doordat hij voor zijn rekening nam en als eigen schuld voldeed de schuld van vader ten behoeve van de bouw van de blokhut voor moeder en een schuld van
f25.000,-. In die laatste schuld was een bedrag van
f21.000,- begrepen voor de tijdelijke huisvesting van moeder.
“Ter toelichting op deze erfstelling verwijs ik naar de aan dit testament gehechte bijlage.”In die bijlage licht zij de erfstelling van [geïntimeerde] en de onterving van [appellant] toe. Volgens [appellant] zijn deze uiterste wilsbeschikkingen (erfstelling en onterving) gemaakt onder invloed van een onjuiste beweegreden in de zin van artikel 4:43 lid 2 BW en zou moeder ze niet hebben gemaakt als zij zou hebben geweten van die onjuistheid. In de bijlage staat dat moeder in de veronderstelling was dat [appellant] haar op meerdere fronten heeft benadeeld en door zijn handelingen een deel van haar erfenis heeft toegeëigend.
Ik benoem mijn dochter tot mijn enige en algehele erfgename zulks met plaatsvervulling als volgens de wet.”) te worden vernietigd. Voor het overige blijft het testament in stand.
5.De slotsom
6.De beslissing
Ik benoem mijn dochter tot mijn enige en algehele erfgename zulks met plaatsvervulling als volgens de wet.”. Voor het overige blijven de uiterste wilsbeschikkingen die in dit testament zijn gemaakt in stand.