In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraken van de rechtbank Gelderland met betrekking tot aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) en de inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (ZVW) voor het jaar 2016. De rechtbank had de aanslag IB/PVV verminderd tot een belastbaar inkomen van € 149.322, terwijl de aanslag ZVW ongegrond werd verklaard. Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
Tijdens de zitting op 31 maart 2022 te Arnhem zijn belanghebbende en zijn gemachtigde, W.P. Meulblok, verschenen, evenals een vertegenwoordiger van de Inspecteur. Het Hof heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan. Het Hof heeft de waarde van het bedrijfsgedeelte vastgesteld op € 225.000 en het belastbaar inkomen uit werk en woning voor de aanslag IB/PVV 2016 en het bijdrage-inkomen voor de aanslag ZVW 2016 vastgesteld op € 38.382.
Het Hof heeft de uitspraak van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd, maar de proceskostenveroordeling en de beslissing over het te vergoeden griffierecht zijn in stand gehouden. Belanghebbende heeft recht op een proceskostenvergoeding van € 1.518 en vergoeding van het griffierecht van € 134, te betalen door de Inspecteur. De uitspraak is op 12 april 2022 in het openbaar gedaan en partijen kunnen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.