ECLI:NL:GHARL:2022:2736

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 april 2022
Publicatiedatum
12 april 2022
Zaaknummer
21-004448-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging tegen politie en hulpdiensten tijdens rellen in Kanaleneiland, Utrecht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 2002, werd beschuldigd van openlijke geweldpleging tegen politie en hulpdiensten tijdens rellen in de wijk Kanaleneiland te Utrecht op 14 augustus 2020. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, waarvan twee weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken opgelegd. Het hof oordeelde dat de verdachte betrokken was bij ernstige ongeregeldheden, waarbij politie en hulpdiensten werden bekogeld met stenen en vuurwerk. De verdachte werd herkend op camerabeelden door meerdere verbalisanten, die specifieke kenmerken van hem benoemden. Het hof heeft de verdediging van de verdachte, die ontkende aanwezig te zijn bij de rellen, verworpen en geoordeeld dat het bewijs voldoende was om de verdachte schuldig te verklaren. De ernst van de feiten en de impact op de hulpdiensten waren bepalend voor de strafmaat. Daarnaast werd de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke taakstraf gelast, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd aan een strafbaar feit had schuldig gemaakt.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004448-21
Uitspraak d.d.: 12 april 2022
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 29 september 2021 met parketnummer 16-235591-20 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 16-130675-19, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2002,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 29 maart 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman,
mr. P.G.M. Lodder, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter in de rechtbank Midden-Nederland heeft verdachte bij vonnis van
29 september 2021 ter zake van openlijke geweldpleging veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, waarvan twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde werkstraf toegewezen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het (onder meer) tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij, op of omstreeks 14 augustus 2020 te Utrecht, openlijk, te weten, op/aan de Van Heuven Goedhartlaan en/of Pearsonhof en/of Marshalllaan, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen - zijnde een of meerdere politieagenten en/of een of meerdere hulpverleners - en/of goederen - zijnde (een) (dienst)voertuig(en), verkeersborden, camerapalen/beveiligingscamera’s - door:
- een of meerdere malen vuurwerk af te steken;
- een of meerdere malen vuurwerk te gooien in de richting van de politie en/of hulpdiensten; - eeen of meerdere malen stenen te gooien in de richting van de politie en/of hulpdiensten en/of een of meerdere (dienst)voertuigen;
- een of meerdere malen brand te stichten;
- een of meerdere bushokjes en/of een of meerdere camerapa(a)l(en) beveiligingscamera's en/of een of meerdere verkeersborden te vernielen en/of te beschadigen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken. Primair heeft hij daartoe aangevoerd dat de herkenningen door de verbalisanten dusdanig algemeen zijn verwoord dat daaruit niet kan worden vastgesteld dat het verdachte is, die op de beelden is te zien. Verdachte ontkent ook ten stelligste dat hij bij de rellen aanwezig was. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat er op de beelden alleen is te zien dat iemand vuurwerk heeft aangestoken, maar niet dat er met vuurwerk is gegooid in de richting van de politie of andere hulpdiensten. Het enkele aansteken van vuurwerk kan niet worden gekwalificeerd als openlijke geweldpleging.
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gesteld dat het vonnis van de rechtbank ten aanzien van de bewezenverklaring kan worden bevestigd. Vier verbalisanten hebben verdachte zonder enige twijfel op de beelden herkend. Uit de bewijsmiddelen die door de rechtbank zijn uitgeschreven volgt genoegzaam dat verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het openlijk geweld.
Oordeel van het hof
Partiële vrijspraak
Het hof zal verdachte, net als de politierechter heeft gedaan, vrijspreken van de laatste drie gedachtestreepjes in de tenlastelegging. Er zijn onvoldoende aanwijzingen in het dossier dat verdachte aanwezig - of in de nabije omgeving - was tijdens deze vernielingen. Dat verdachte op enige wijze betrokken was bij het gooien van stenen naar de politie of hulpdiensten is evenmin waargenomen.
Bewijsoverwegingen
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder als volgt.
Op 14 augustus 2020 vonden ernstige ongeregeldheden plaats in de wijk Kanaleneiland te Utrecht. Nadat er op social media was opgeroepen om te komen rellen in de wijk, verzamelden zich in de loop van de avond zo’n 350 personen in de omgeving van winkelcentrum [winkelcentrum] . Er werden onder meer auto’s in brand gestoken, lantarenpalen omver getrokken, winkelruiten ingegooid en een bushokje vernield. De ter plaatse gekomen politie, mobiele eenheid en brandweer werden bekogeld met stenen, stoeptegels en (zwaar) vuurwerk.
Naar aanleiding van het uitkijken van gevorderde camerabeelden is een aantal stills van personen ter identificatie onder de aandacht van de plaatselijke politie gebracht.
Verdachte werd direct door twee medewerkers van de politie eenheid Midden-Nederland herkend. Zij hebben in hun processen-verbaal duidelijk aangegeven aan de hand van welke persoonsonderscheidende kenmerken zij verdachte hebben geïdentificeerd.
Zo heeft verbalisant [verbalisant 1] gerelateerd dat hij verdachte direct herkende aan zijn gezicht, postuur en manier van lopen: “
[verdachte] heeft een erg opvallende gezichtsstructuur. Hierbij steken zijn jukbeenderen erg uit en heeft hij een smalle puntige kin.
[verdachte] heeft een dun/mager postuur en loopt slungelig. Tijdens het lopen steekt zijn
hoofd iets naar voren waardoor hij een de slungelige houding krijgt.”
Verbalisant [verbalisant 2] , die verdachte al zes jaar kent en hem regelmatig spreekt, heeft aangegeven dat zij verdachte herkende aan zijn haardracht, de vorm van zijn gezicht, de stand van zijn ogen, zijn postuur en zijn houding.
Ook de verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , die verdachte gedurende zo’n twee uur hebben verhoord, herkenden verdachte van de beelden en hebben daarbij specifieke kenmerken benoemd zoals zijn krullende haar, oogopslag, kaaklijn en de breedte van zijn neus.
Uit het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant 5] blijkt dat verdachte op de beelden van verschillende camera’s is te zien en dat de verbalisant heeft waargenomen dat verdachte voor de supermarkt [supermarkt] ‘iets wat hij net heeft aangestoken’ gooit (pag. 15 van het dossier) en dat hij even later op de Pearsonhof ‘iets’ gooit naar een voorbij rijdende politiebus (pag. 20 van het dossier). Overigens is het vaste jurisprudentie dat -in vergelijkbare omstandigheden- ook het ontsteken van vuurwerk en zelfs het ter hand nemen daarvan als openlijke geweldpleging wordt gekwalificeerd.
Het hof verwerpt de verweren.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij, op
of omstreeks14 augustus 2020 te Utrecht, openlijk, te weten, op/aan de Van Heuven Goedhartlaan en/of Pearsonhof
en/of Marshalllaan, in elk geval op of aan de openbare weg
en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen - zijnde een of meerdere politieagenten en/of een of meerdere hulpverleners - en/of goederen - zijnde (een) (dienst)voertuig(en),
verkeersborden, camerapalen/beveiligingscamera’s- door:
-
een of meerdere malenvuurwerk af te steken;
-
een of meerdere malenvuurwerk te gooien in de richting van de politie en/of hulpdiensten.
- een of meerdere malen stenen te gooien in de richting van de politie en/of hulpdiensten en/of een of meerdere (dienst)voertuigen;
- een of meerdere malen brand te stichten;
- een of meerdere bushokjes en/of een of meerdere camerapa(a)l(en) beveiligingscamera's en/of een of meerdere verkeersborden te vernielen en/of te beschadigen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De politierechter in de rechtbank Midden-Nederland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, waarvan twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier weken. Het gedrag van verdachte, gericht tegen politie en hulpdiensten, is triest, beschamend en ontwrichtend. Vergeleken met de straffen die in andere zaken zijn opgelegd voor openlijke geweldpleging tijdens
rellen is de opgelegde straf te mild.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht, als het hof toch tot een bewezenverklaring komt, aan te sluiten bij de strafoplegging van de rechtbank.
Oordeel van het hof
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De rellen in de wijk Kanaleneiland hebben voor veel onrust gezorgd zowel bij bewoners van de wijk als bij de hulpdiensten. Het geweld liep zo uit de hand en de aanwezige politie eenheden voelden zich dermate bedreigd en onveilig dat zij zich in de loop van de avond gedwongen zagen de wijk te verlaten. Pas met behulp van verschillende pelotons van de mobiele eenheid en met de inzet van paarden en honden zagen zij kans de rust in de wijk te herstellen. Eén van de aanwezige verbalisanten beschrijft hoe het zware vuurwerk laag over zijn hoofd vloog en hoe hij de stenen hoorde inslaan op de voertuigen. De situatie was zeer grimmig en de brandweer kon slechts onder politiebegeleiding zijn werk doen.
Verdachte maakte deel uit van de groep relschoppers op de Van Heuven Goedhartlaan en de Pearsonhof, nabij één van de in de brand gestoken auto’s.
De verdachte heeft niet alleen bijgedragen aan een getalsmatige versterking van de groep, maar heeft ook zelf geweldshandelingen gepleegd door het afsteken van vuurwerk en het gooien van vuurwerk naar politie en brandweer.
De rechterlijke oriëntatiepunten nemen als uitgangspunt voor openlijke geweldpleging tegen personen een taakstraf voor de duur van 120 uren, welk uitgangspunt bij geweld tegen de politie kan worden verdubbeld. Het hof is van oordeel dat in de hiervoor geschetste, bijzondere omstandigheden een taakstraf geen recht doet aan de ernst van hetgeen heeft plaatsgevonden. Daarbij heeft het hof ook gelet op de straffen die zijn opgelegd in zaken van vergelijkbaar massaal geweld tegen politie en hulpverleners.
Uit het Uittreksel Juridische Documentatie van 22 februari 2022 blijkt dat verdachte al eerder onherroepelijk is veroordeeld.
Verder komt uit de in het dossier aanwezige reclasseringsrapporten naar voren dat een voorwaardelijke straf met toezicht door de reclassering tot op heden niet heeft geleid tot enige gedragsverandering. De samenwerking met hulpverleningsinstanties verloopt daarbij zodanig moeizaam, dat het hof het opleggen van een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden niet zinvol acht.
Alles overwegend acht het hof de door de advocaat-generaal gevorderde onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier weken passend en geboden.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank te Midden-Nederland van 8 oktober 2019 opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van veertig uur (subsidiair twintig dagen jeugddetentie), onder parketnummer 16-130675-19. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland van 8 oktober 2019,
parketnummer 16-130675-19, te weten van:
een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
20 (twintig) dagen jeugddetentie.
Aldus gewezen door
mr. J.D. den Hartog, voorzitter,
mr. A.H. Garos en mr. M. Keppels, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N.E. Versloot, griffier,
en op 12 april 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.