ECLI:NL:GHARL:2022:2722

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 april 2022
Publicatiedatum
11 april 2022
Zaaknummer
21-006814-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van openlijke geweldpleging en belediging van een ambtenaar

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was eerder vrijgesproken van openlijke geweldpleging, maar werd wel veroordeeld voor vernieling en belediging van een ambtenaar. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte tegen de vrijspraak van openlijke geweldpleging niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen hoger beroep openstaat tegen een vrijspraak. Het hof heeft de zaak met parketnummer 16-145484-18 opnieuw beoordeeld en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten van openlijke geweldpleging, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan de belediging van een boswachter van Staatsbosbeheer. De verdachte had de boswachter beledigd door hem te beschuldigen van een grove belediging tijdens de uitoefening van zijn functie. Het hof heeft de verdachte een voorwaardelijke geldboete van € 200,- opgelegd, met een proeftijd van twee jaar, en gelast de teruggave van in beslag genomen voorwerpen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de rechters de ernst van de belediging en het gebrek aan respect voor het openbaar gezag in overweging hebben genomen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006814-18
Uitspraak d.d.: 11 april 2022
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 27 november 2018 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 16-076082-18 en 16-145484-18, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 7 mei 2021 en 28 maart 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring van verdachte in het door hem ingestelde hoger beroep ten aanzien van de zaak met parketnummer 16-076082-18, vernietiging van het vonnis voor zover aan hoger beroep onderworpen en vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 16-145484-18 onder 1 primair, 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland vrijgesproken van hetgeen in de zaak met parketnummer 16-076082-18 aan hem is tenlastegelegd.
Blijkens de schriftelijke volmacht instellen hoger beroep van mr. Stassen van 10 december 2018 is beoogd beperkt hoger beroep in te stellen, enkel gericht tegen de strafzaak met het parketnummer 16-145484-18. Dat is echter niet zo tot uitdrukking gekomen in de akte rechtsmiddel die vervolgens is opgemaakt.
Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen een vrijspraak geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de vrijspraken van het in de zaak met parketnummer 16-076082-18 tenlastegelegde.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte, voor zover in hoger beroep aan de orde, bij vonnis in de zaak met parketnummer 16-145484-18 ter zake van openlijke geweldpleging (feit 1 primair) vrijgesproken en verdachte ter zake van vernieling van een damwand (feit 1 subsidiair) en belediging van een ambtenaar in functie (feit 2) veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis, waarvan 30 uren subsidiair 15 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast heeft de politierechter de verbeurdverklaring gelast van een hamer, beitel, boormachine en een boor.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is – voor zover in hoger beroep van belang - tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 16-145484-18:
1.
hij op of omstreeks [datum 1] te [plaats 1] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, openlijk, te weten op of aan de [straat] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een goed, te weten een damwand, althans een watersluis, door met een (schroef)boormachine, althans met enig gereedschap, een gat te boren, althans schade toe te brengen, aan die damwand, althans die watersluis, terwijl hij, verdachte, deze goederen opzettelijk heeft vernield;
1. subsidiair
hij op of omstreeks [datum 1] te [plaats 1] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een damwand, althans een watersluis, in elk geval enig goed en/of werk dienend tot waterkering, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan Staatsbosbeheer [provincie] , heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2.
hij op of omstreeks [datum 1] te [plaats 1] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk een ambtenaar, te weten [getuige 1] , boswachter van Staatsbosbeheer, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar de woorden toe te voegen: "je bent een grote klootzak", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Evenals de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat het dossier ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 16-145484-18 onder 1 primair en 1 subsidiair tenlastegelegde onvoldoende aanknopingspunten bevat op grond waarvan wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft gepleegd. Daarom zal het hof verdachte hiervan vrijspreken.

Bewijsmiddelen

Het hof bezigt met betrekking tot het in de zaak met parketnummer 16-145484-18 onder 2 tenlastegelegde de navolgende bewijsmiddelen:
Wanneer hierna wordt verwezen naar met paginanummering aangeduide processen-verbaal en andere stukken betreft dit (voor kopie conform het origineel verklaarde) op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal dan wel andere bescheiden, als bijlagen opgenomen bij het proces-verbaal van het opsporingsonderzoek van politie Eenheid Midden-Nederland, District [provincie] , Basisteam [plaats 1] / [plaats 2] , met registratienummer [registratienummer] , gesloten op [datum 2]
1. Een proces-verbaal van aangifte, pagina’s 35-36, zakelijk weergegeven, inhoudende:
Als verklaring van [getuige 1] op [datum 1] :
Ik ben werkzaam als boswachter bij Staatsbosbeheer, tevens ben ik BOA coördinator [provincie] . Ik ben vandaag tijdens mijn werk als boswachter beledigd. Ik werd gebeld door [medewerker Staatsbosbeheer] van Staatsbosbeheer. Ik hoorde [medewerker Staatsbosbeheer] zeggen dat [verdachte] (het hof begrijpt: verdachte) op het [locatie] liep. Ik ken [verdachte] als een bekende actievoerder tegen de [natuurgebied] . Ik ben direct in mijn auto gestapt en ben naar de [straat] te [plaats 1] gegaan. Ik ben toen naar de [plaats 3] gereden. Ik heb daar [getuige 2] gebeld, medewerker van de politie. Ik had aangegeven aan [getuige 2] dat [verdachte] op het [locatie] bezig was. [getuige 2] is toen naar mij toegekomen op de [plaats 3] . We zijn toen samen in mijn dienstauto naar het [locatie] gegaan. Ik heb gezien en gehoord dat [verdachte] mij aankeek en zei: "Jij bent een grote klootzak." Ik voel mij in mijn goede eer en naam aangetast door de woorden: "Jij bent een grote klootzak."
2. Een proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 45-48, zakelijk weergegeven, inhoudende:
Als relaas van verbalisant [getuige 2] :
Op [datum 1] werd ik gebeld door boswachter en boa [getuige 1] . Hij deelde mij het volgende mede: "Ik heb zojuist van een vrijwilliger van Staatsbosbeheer gehoord dat [verdachte] (het hof begrijpt: verdachte) is gezien en hij is het terrein [locatie] ingelopen." Ik heb mij onmiddellijk begeven naar de locatie [plaats 3] van waar het [locatie] eenvoudig toegankelijk is. Vervolgens ben ik ingestapt in het voertuig van Staatsbosbeheer en zijn wij het [locatie] ingereden vanaf de [plaats 3] . Vervolgens zag ik dat vanachter de damwand een man opstond die ik herkende als [verdachte] . Vervolgens zag ik dat [verdachte] liep in de richting van boa [getuige 1] . Ik zag dat hij zover liep dat hij neus aan neus stond. Ik hoorde dat boa [getuige 1] aangaf: “ [verdachte] doe dit nu niet, ga niet zo dicht bij mij staan.” Ik hoorde dat [verdachte] diverse zaken meedeelde aan [getuige 1] , waaronder dat hij “een grote klootzak” is.

Bewijsoverweging

Verdachte heeft ontkend verbalisant [getuige 1] te hebben beledigd door hem met de woorden “Jij bent een grote klootzak” aan te spreken, zoals hem in de zaak met parketnummer 16-145484-18 onder 2 ten laste is gelegd. Hij heeft ter terechtzitting van het hof aangevoerd dat hij de betrouwbaarheid van de verklaring van verbalisant [getuige 2] uitdrukkelijk betwist, onder meer verwijzend naar het e-mailbericht d.d. [datum 3] van mr. F.A. Slootweg aan mr. Stassen, de toenmalige raadsman van verdachte.
Het hof oordeelt als volgt.
De inhoud van het hierboven genoemde e-mailbericht van [datum 3] luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“Geachte mr. Stassen,
Gister kreeg ik onderstaande mail onder ogen. Het is een aanvulling op het proces-verbaal van verb. [getuige 2] . Ik heb gevraagd of dit in een aanvullend proces-verbaal opgenomen kon worden maar dat ging helaas niet lukken. Toch vind ik dat u hiervan ook op de hoogte moet zijn. Ik stuur deze mail eveneens naar de rechtbank.
Met vriendelijke groet,
Mr. F.A. (…) Slootweg
Plv. Officier van justitie
(…)
Beste [naam] ,
Ik had nog een aanvulling/nuancering op de zaak van [verdachte] die dinsdag op de zitting staat. Het betreft de vernieling op de damwand. In mijn proces-verbaal heb ik gezegd gehoord te hebben dat [verdachte] klootzak (of iets anders lelijks) tegen Boswachter [getuige 1] had gezegd. [verdachte] heeft mij aangesproken dat ik dat niet gehoord kan hebben en hoe het wel is gegaan. Ik heb gezien dat zij neus aan neus stonden ( [verdachte] zocht [getuige 1] op en ging provocerend tegen hem aan staan). Ik heb [verdachte] later in het contact gevraagd of hij dreigende taal heeft uitgesproken, dat ontkende hij maar hij zei wel dat hij klootzak had gezegd en dat hij daar ook achter stond. Die verbastering (sorry voor de woordspeling) is in het proces-verbaal gekomen.
Het is een nuance en verder naar mijn idee niet relevant voor de al dan niet vernieling. Het zou zonde zijn als er veel tijd verloren gaat over het feit of het PV al dan niet klopt.
Met vriendelijke groet,
[getuige 2]
Teamchef [plaats 1] [plaats 2] ”
Het hof heeft verbalisant [getuige 2] ter zitting van het hof over dat e-mailbericht en over de tenlastegelegde feiten als getuige gehoord. Over de laatste zin van dit e-mailbericht heeft het hof [getuige 2] indringend bevraagd, omdat de lezer daaruit zou kunnen afleiden dat hij zijn processen-verbaal mogelijk niet naar waarheid heeft opgemaakt of opmaakt. [getuige 2] heeft verklaard dat hij die zin in het e-mailbericht erg onhandig heeft geformuleerd en dat hij daarmee slechts heeft bedoeld tot uitdrukking te brengen dat hij de tenlastegelegde woorden beduidend minder ernstig vond dan de beledigingen die hij en zijn collega's in andere zaken horen.
Over de tenlastegelegde belediging heeft [getuige 2] ter zitting van het hof desgevraagd verklaard dat hij zich nu niet meer kan herinneren of hij heeft gehoord dat verdachte de tenlastegelegde bewoordingen in de richting van aangever heeft geuit. Hij heeft echter ook verklaard dat als hij destijds heeft gerelateerd dat hij heeft gehoord dat verdachte [getuige 1] een grote klootzak heeft genoemd, hij dat op ambtseed en dus naar waarheid heeft verklaard en dat die relatering dan klopt.
Het hof is van oordeel dat de inhoud van genoemd e-mailbericht niet afdoet aan de juistheid en betrouwbaarheid van de in deze zaak door verbalisant [getuige 2] opgemaakte processen-verbaal. Het hof verwerpt het verweer van verdachte.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 16-145484-18 onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij op [datum 1] te [plaats 1] , opzettelijk een ambtenaar, te weten [getuige 1] , boswachter van Staatsbosbeheer, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "je bent een grote klootzak."
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 16-145484-18 onder 2 bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belediging van een bijzonder opsporingsambtenaar in de uitoefening van zijn functie. Verdachte was zeer begaan met de toestand waarin de dieren in de [natuurgebied] zich ten tijde van het bewezenverklaarde bevonden en was van mening dat de dieren toegang dienden te krijgen tot voedsel en voldoende drinkwater. Wat daarvan ook zij, het hof is van oordeel dat ambtenaren in functie hun werk moeten kunnen uitvoeren, zonder dat zij worden beledigd. Door zo te handelen heeft hij de bijzonder opsporingsambtenaar niet alleen in zijn eer en goede naam aangetast, maar tevens blijk gegeven van een gebrek aan respect voor het openbaar gezag.
Uit het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 februari 2022 is gebleken dat verdachte ten tijde van het plegen van het onderhavige feit niet eerder is veroordeeld.
Het hof heeft bij de straftoemeting rekening gehouden met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarbij is een geldboete van € 150,- in beginsel het uitgangspunt voor een gepleegde belediging. Voor zover het feit is begaan tegen een buitengewoon opsporingsambtenaar en het misdrijf is gepleegd gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn of haar bediening, kan deze straf worden verhoogd met 33% tot 100%.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met de omstandigheid dat verdachte geen eerdere onherroepelijke veroordelingen op zijn naam heeft staan en het gegeven dat verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde overmand was door emoties.
Het hof houdt in strafmitigerende zin ook rekening met het tijdsverloop van de zaak. De behandeling van de strafzaak heeft in hoger beroep geruime tijd in beslaggenomen. Na het instellen van het hoger beroep op 10 december 2018 tot aan de uitspraak van het hof zijn ongeveer drie jaren en vier maanden verstreken. Er is weliswaar (op verzoek van de verdediging, maar ook door het hof bevolen) sprake van nader onderzoek, maar desondanks is sprake van onredelijke vertraging.
Alles in onderlinge samenhang beziend acht het hof oplegging van een geheel voorwaardelijke geldboete van € 200,- subsidiair vier dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden.

Beslag

Nu verdachte van het in de zaak met parketnummer 16-145484-18 onder 1 primair en 1 subsidiair tenlastegelegde wordt vrijgesproken en het strafvorderlijk belang zich niet tegen teruggave verzet, zal het hof de teruggave gelasten van de in beslag genomen hamer, beitel, boormachine en boor.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 63, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van in de zaak met parketnummer 16-076082-18 onder 1 en 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 16-145484-18 onder 1 primair en 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 16-145484-18 onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 16-145484-18 onder 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 200,00 (tweehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
4 (vier) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
16-145484-18: 1 stk hamer
16-145484-18: 1 stk beitel
16-145484-18: 1 stk boormachine
16-145484-18: 1 stk boor.
Aldus gewezen door
mr. O. Anjewierden, voorzitter,
mr. W. Foppen en mr. J. Hielkema, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers, griffier,
en op 11 april 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.