In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van kinderalimentatie. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, had de rechtbank Noord-Nederland verzocht om de man, verweerder in hoger beroep, te verplichten tot betaling van € 177,- per kind per maand voor de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. De man voerde aan dat hij onvoldoende draagkracht had om deze alimentatie te betalen, mede door een hoge schuldenlast en gezondheidsproblemen. De rechtbank had in eerste aanleg bepaald dat de man slechts € 25,- per kind per maand moest betalen.
Het hof constateerde dat er onvoldoende financiële gegevens waren overgelegd door de man om zijn draagkracht vast te stellen. Desondanks oordeelde het hof dat de man, gezien zijn hoge schuldenlast en de omstandigheden, in redelijkheid en billijkheid een lagere bijdrage moest betalen dan de vrouw had verzocht. Het hof bepaalde dat de man met ingang van 20 februari 2020 een bedrag van € 75,- per kind per maand moest betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen, en voor de kosten van studie en levensonderhoud van de jongmeerderjarige een bedrag van € 75,- per maand voor de periode van februari 2020 tot en met augustus 2020. De bestreden beschikking werd vernietigd voor zover deze betrekking had op de alimentatiebedragen, en het hof wees het meer of anders verzochte af.