In deze zaak gaat het om de uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2016, waarbij de vader verzoekt om een netwerkplaatsing. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat een netwerkplaatsing niet haalbaar is, gezien de zorgen over eerdere plaatsingen bij de grootouders aan beide zijden en het ontbreken van een ander netwerkpleeggezin. De vader en moeder hebben samen het gezag over de minderjarige, die sinds 5 april 2017 onder toezicht staat van de GI. De kinderrechter had eerder een machtiging verleend voor uithuisplaatsing in een netwerkpleeggezin, maar deze is niet uitgevoerd. De vader stelt hoger beroep in tegen de beslissing van de kinderrechter, die een neutrale plaatsing heeft bepaald. Het hof heeft de zaak behandeld op 10 maart 2022, waarbij de vader niet aanwezig was. Het hof concludeert dat de kinderrechter de juiste beslissing heeft genomen en bekrachtigt de beschikking. De zorgen van de school en het UMC over de ontwikkeling van de minderjarige zijn doorslaggevend in de beslissing. Het hof wijst het verzoek van de vader om een NIFP-onderzoek af, omdat er al een perspectiefonderzoek loopt.