ECLI:NL:GHARL:2022:2660

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 maart 2022
Publicatiedatum
6 april 2022
Zaaknummer
200.287.448/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige omgangsregeling tussen vader en kinderen met begeleiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 maart 2022 een tussenbeschikking gedaan in een hoger beroep inzake een omgangsregeling tussen een vader en zijn kinderen. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft verzocht om een omgangsregeling met zijn kinderen, [de minderjarige1] (geboren in 2010) en [de minderjarige2] (geboren in 2011). Ondanks de bezwaren van de moeder, verweerster in hoger beroep, heeft het hof besloten een voorlopige omgangsregeling vast te stellen. De raad voor de kinderbescherming heeft in zijn rapport van 2 maart 2022 geconcludeerd dat er geen contra-indicaties zijn voor contactherstel tussen de vader en de kinderen. Het hof heeft de belangen van de kinderen vooropgesteld en is van mening dat contact met beide ouders essentieel is voor hun ontwikkeling. De omgang zal plaatsvinden onder professionele begeleiding van [naam1] en onder regie van het Centrum Jeugd en Gezin (CJG). De regeling houdt in dat er minimaal twee uren per maand contact zal zijn, met als doel een geleidelijke opbouw naar een meer reguliere omgang. De moeder heeft haar bezwaren geuit, maar het hof heeft deze niet als voldoende reden gezien om af te wijken van het advies van de raad. De zaak is aangehouden voor verdere beoordeling, waarbij het hof de mogelijkheid openhoudt voor een zitting indien nodig.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.287.448/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 179600)
beschikking van 31 maart 2022
inzake
[de verzoeker](de vader),
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
advocaat: mr. M. Schuring te Groningen,
en
[de verweerster](de moeder),
wonende op een geheim te houden adres,
verweerster in hoger beroep,
advocaat: mr. H.A. Jonker-van Dijk te Beilen.
In zijn toetsende en/of adviserende taak is gekend:
de raad voor de kinderbescherming(de raad),
regio Noord Nederland, locatie Groningen.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 28 september 2021 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum en de tussenbeschikking van 29 juli 2021.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
- een brief van de raad van 2 maart 2022 met daarbij gevoegd een rapport raadsonderzoek van dezelfde datum;
- een journaalbericht namens de vader van 11 maart 2022 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de moeder van 14 maart 2022 met bijlage(n).

2.De motivering van de beslissing

2.1
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de tussenbeschikkingen van
29 juli 2021 en 28 september 2021, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.
2.2
De vader verzoekt het hof een omgangsregeling vast te stellen tussen hem en zijn kinderen [de minderjarige1] (2010) en [de minderjarige2] (2011), waarbij hij al dan niet begeleid contact heeft met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] bij hem thuis gedurende een dag per twee weken en dat contact gedurende een half jaar opgebouwd wordt naar een regeling van één weekeind per twee weken op het adres van de vader.
2.3
Het hof heeft in zijn tussenbeschikking van 28 september 2021 aanleiding gezien de beslissing op het verzoek van de vader opnieuw aan te houden en de raad opnieuw te verzoeken om een (aanvullend) onderzoek in te stellen en te adviseren over de mogelijkheden van omgang tussen de vader en [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . Dit heeft geleid tot het rapport van de raad van 2 maart 2022.
2.4
De raad concludeert in zijn rapport van 2 maart 2022 dat in de afgelopen jaren steeds belemmeringen (gedrag vader, belemmeringen kinderen) worden opgeworpen om tot contactherstel tussen [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en de vader te komen. Er wordt door de betrokken hulpverleners geconstateerd dat er belemmeringen zijn, maar er wordt niet/onvoldoende gekeken en/of geïnvesteerd hoe deze belemmeringen weggenomen kunnen worden.
Echter een fundamenteel recht van elk kind is het recht op contact met beide ouders. Ouders maken een wezenlijk onderdeel uit van de identiteit van het kind en kinderen hebben de betrokkenheid van hun ouders nodig voor de ontwikkeling van hun identiteit. Ook voor [de minderjarige1] en [de minderjarige2] is contact en een band met beide ouders belangrijk voor hun ontwikkeling. Geen contact hebben met één van de ouders kan voor een jeugdige problemen geven op het gebied van hechting, loyaliteit en de ontwikkeling van de identiteit.
De raad constateert dat er bij de vader geen contra-indicaties voor contactherstel zijn.
De raad is (nog steeds) van mening dat er contactherstel tussen [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en de vader gerealiseerd moet en kan worden en dat daarvoor doelgerichte hulpverlening ingezet moet worden, specifiek gericht op begeleiding van de kinderen bij het contactherstel met de vader en de praktische communicatie tussen de ouders om dat tot stand te brengen. Wanneer het contactherstel met de vader geleidelijk en behoedzaam wordt opgebouwd is dat niet te belastend voor [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . Wel is van belang dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] ook zelf worden betrokken bij en meedenken over het vormgeven van het contactherstel met de vader, waarbij hun tempo bepalend is.
2.5
De raad adviseert het hof om de beslissing op het verzoek van de vader aan te houden voor de duur van negen maanden, waarbij in de tussentijd onder professionele begeleiding van [naam1] en onder regie van het Centrum Jeugd en Gezin (CJG) wordt toegewerkt naar een (vooralsnog) laagdrempelige vorm van contact tussen de vader en de kinderen. Hierbij wordt het aan [naam1] (en onder regie van het CJG) overgelaten om te bezien op welke wijze qua aard, duur en frequentie vorm en inhoud kan worden gegeven aan het contact tussen de vader en de kinderen, waarin het tempo van de kinderen en hun wensen en behoeften meegenomen dienen te worden. De raad geeft daarbij aan dat vooreerst gedacht kan worden aan een (voorlopige) regeling tussen [de minderjarige1] en [de minderjarige2] en de vader van minimaal twee uren per maand contact onder begeleiding van professionele hulpverlening.
2.6
De moeder heeft bij de raad aangegeven dat zij het niet eens is met het advies omdat zij het advies niet in het belang van de kinderen vindt. Zij vreest dat het advies juist de ontwikkeling van de kinderen in de weg zal staan vanwege de spanningen die dat voor de kinderen en voor haar met zich brengt.
Zij vindt dat er naar de kinderen moet worden geluisterd en die zijn (nog) niet toe aan contacten met hun vader. De vader heeft bij de raad aangegeven dat hij het eens is met het advies maar teleurgesteld is in de rol van het CJG.
2.7
Door de raad is de mening van de moeder en de vader gelezen en beoordeeld en dat heeft niet geleid tot een ander advies.
2.8
Bij het hof hebben de ouders hun mening zoals ook al aangegeven bij de raad herhaald. De vader heeft aangegeven dat hij het liefst zou zien dat [naam2] de omgang gaat begeleiden.
2.9
Bij de beslissing vormen de belangen van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] de eerste overweging. Om die reden heeft het hof de raad ook gevraagd onderzoek in te stellen en te adviseren. De omgang tussen ouders en hun kinderen behoort tot de deskundigheid en ervaring van de raad. Het hof neemt daarom ook het advies van de raad over. Hetgeen de moeder aan bezwaren naar voren heeft gebracht, geeft geen aanleiding om anders te beslissen. Zoals ook de raad in zijn rapport heeft overwogen zijn spanningen bij de start van een omgangstraject niet ongebruikelijk of ongewoon en vormen deze op zichzelf onvoldoende reden om af te zien van het toewerken naar contact tussen de vader en de kinderen. [naam1] (onder regie van het CJG) is een professionele organisatie die in staat moeten worden geacht om vanuit het belang van de kinderen uitvoering te gaan geven aan het advies van de raad en de beslissing van het hof. Het hof ziet geen reden om [naam2] de omgang te laten begeleiden, zoals de vader heeft verzocht. Het hof vindt het positief dat de raad het initiatief gaat nemen voor het organiseren van een overleg bij [naam1] met ouders, [naam1] en het CJG als startpunt voor het uitvoeren van het raadsadvies.

3.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
alvorens verder te beslissen:
stelt een voorlopige omgangsregeling vast tussen de vader en [de minderjarige1] en [de minderjarige2] van minimaal twee uren per maand onder professionele begeleiding van [naam1] en onder regie van het Centrum Jeugd en Gezin (CJG) met als doel dat wordt toegewerkt naar een
(vooralsnog) laagdrempelige vorm van regulier contact tussen de vader en de kinderen zoals geadviseerd door de raad en opgenomen onder rechtsoverweging 2.5;
verklaart deze beschikking (tot zover) uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat de zaak daarna in beginsel op de stukken zal worden afgedaan, tenzij het hof na gemotiveerd verzoek van (één van) partijen alsnog een zitting gelast, dan wel het hof daartoe ambtshalve aanleiding ziet;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.P. den Hollander, A.W. Beversluis en
J.L. Roubos en is op 31 maart 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.