ECLI:NL:GHARL:2022:2611

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 april 2022
Publicatiedatum
5 april 2022
Zaaknummer
21-002365-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eendaadse samenloop van medeplegen van poging tot moord en opzettelijk brand stichten met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte is veroordeeld voor de eendaadse samenloop van medeplegen van poging tot moord en medeplegen van opzettelijk brand stichten, waarbij gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor anderen te duchten was. De feiten vonden plaats op 11 november 2017 en 2 juni 2017 in Almelo, waar de verdachte samen met medeverdachten brand heeft gesticht in woningen terwijl de bewoners sliepen. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van zestien jaren opgelegd, maar het hof heeft deze straf verlaagd naar twaalf jaren en drie maanden, rekening houdend met de gewijzigde regeling voor voorwaardelijke invrijheidstelling en de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn psychische problemen, volledig verantwoordelijk kan worden gehouden voor zijn daden. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn toegewezen, waarbij schadevergoeding is vastgesteld voor zowel materiële als immateriële schade.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002365-19
Uitspraak d.d.: 6 april 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 19 april 2019 met parketnummer 08-770334-17 in de strafzaak tegen:

[verdachte]

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994.
thans verblijvende in de P.I. [locatie]

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 27 mei 2020, 2 april 2021 en 23 maart 2022 alsmede, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. B. Roodveldt, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank Overijssel heeft bij vonnis van 19 april 2019, waartegen het hoger beroep is gericht, verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zestien jaren, met aftrek van de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht, wegens – kort gezegd – de eendaadse samenloop van telkens het misdrijf: medeplegen van een poging tot moord en telkens het misdrijf: medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toegewezen tot een bedrag van € 3.014,87, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toegewezen tot een bedrag van € 4.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewezenverklaring, kwalificatie en strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 november 2017 te Almelo tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven te beroven, althans opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet, terwijl die [slachtoffer 1] zich in haar woning (gelegen aan de [adres 1] ) bevond (en/of lag te slapen op de bovenverdieping)
- zich met (een jerrycan met een mengsel van) wasbenzine en/of terpentine en/of brandpasta, althans (een) (zeer) licht ontvlambare (vloei)stof(fen) naar voornoemde woning heeft/hebben begeven en/of
-de ruit van de woonkamer (op de begane grond) van voornoemde (rijtjes)woning, heeft/hebben ingegooid/verbroken met een of meer ste(e)nen, en/of
- ( vervolgens) (een jerrycan met een mengsel van) wasbenzine en/of terpentine en/of brandpasta, althans (een) (zeer) licht ontvlambare (vloei)stof(fen) door het gat in voornoemde ruit gegooid/gegoten/gesprenkeld en/of
- ( vervolgens) een brandend voorwerp, althans vuur, door het ontstane gat in de voorruit heeft gebracht/gedaan en/of (aldus) (op voornoemde wijze), voornoemd(e) middel(en) en/of vloeistof(fen) en/of de huisraad van voornoemde woning heeft/hebben aangestoken, althans open vuur in aanraking heeft/hebben gebracht met voornoemd(e) middel(en) en/of vloeistof(fen) en/of de huisraad van voornoemde woning,
tengevolge waarvan brand is ontstaan en/of voornoemde woning (deels) is af(uit)gebrand en/of tengevolge waarvan er in die woning (door aanwezige (wasbenzine en/of terpentine) dampen van dat/die middel(en) en/of (vloei)stof(fen), al dan niet in combinatie met de brand) een drukgolf en/of (vervolgens) een explosie is ontstaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij op of omstreeks 11 november 2017 te Almelo tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht en/of een ontploffing teweeg heeft gebracht in een (rijtjes)woning (gelegen aan de [adres 1] ) immers heeft/hebben verdachte en/of zijn medeverdachte(n)
- zich met (een jerrycan met een mengsel van) wasbenzine en/of terpentine en/of brandpasta, althans (een) (zeer) licht ontvlambare (vloei)stof(fen) naar voornoemde woning begeven en/of
- de ruit van de woonkamer (op de begane grond) van voornoemde (rijtjes)woning, ingegooid/verbroken met een of meer ste(e)nen, en/of
-(vervolgens) (een jerrycan met een mengsel van) wasbenzine en/of terpentine en/of brandpasta, althans (een) (zeer) licht ontvlambare (vloei)stof(fen) door het gat in voornoemde ruit gegooid/gegoten/gesprenkeld en/of
- ( vervolgens) een brandend voorwerp, althans vuur, door het ontstane gat in de voorruit gebracht/gedaan en/of (aldus) (op voornoemde wijze), voornoemd(e) middel(en) en/of vloeistof(fen) en/of de huisraad van voornoemde woning aangestoken, althans open vuur in aanraking gebracht met voornoemd(e) middel(en) en/of vloeistof(fen) en/of de huisraad van voornoemde woning, tengevolge waarvan brand is ontstaan en/of voornoemde woning (deels) is af(uit)gebrand en/of tengevolge waarvan er in die woning(door aanwezige (wasbenzine en/of terpentine)dampen van dat/die middel(en) en/of (vloei)stof(fen), al dan niet in combinatie met de brand) een druk golf en/of (vervolgens) een explosie teweeg is gebracht,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor (een) aangrenzende en/of belendende woning(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer 1] (te weten de bewoonster, die in voornoemde woning aanwezig was) en/of de in die aangrenzende en/of belendende woning(en) aanwezige perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 2 juni 2017 te Almelo tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet, terwijl die [slachtoffer 2] zich in haar woning, (gelegen aan de [adres 2] ) bevond
- zich met een hoeveelheid wasbenzine en/of terpentine en/of aanmaakblokjes, althans een brandversnellend middel en/of vluchtig(e) (vloei)stof(fen) naar voornoemde woning heeft/hebben begeven en/of
- de ruit van de woonkamer (op de begane grond) van een (hoek)woning (gelegen aan de [adres 2] ), alwaar die [slachtoffer 2] (op de bovenverdieping) lag te slapen, heeft/hebben ingegooid/verbroken met een of meer ste(e)nen waaromheen een handdoek was geknoopt/gewikkeld (welke in wasbenzine/terpentine, althans (een) (zeer vluchtige/licht ontvlambare vloeistof waren ge(door)drenkt, en/of
- ( vervolgens) wasbenzine en/of terpentine en/of aanmaakblokjes, althans (een) (zeer) vluchtige/licht ontvlambare (vloei)stof(fen) door het gat in voornoemde ruit gegooid/gegoten/gesprenkeld en/of
- ( vervolgens) een brandend voorwerp, althans vuur door het ontstane gat in de ruit heeft gedaan/gebracht en/of (aldus) (op voornoemde wijze) voornoemde middel(en) en/of vloeistof(fen) en/of de huisraad van voornoemde woning heeft/hebben aangestoken, althans open vuur in aanraking heeft/hebben gebracht met voornoemde middel(en) en/of vloeistof(fen) en/of de huisraad van voornoemde woning,
tengevolge waarvan brand is ontstaan en/of voornoemde woning (deels) is af(uit)gebrand en/of tengevolge waarvan er in die woning (door aanwezige (wasbenzine en/of terpentine) dampen van dat/die middel(en) en/of (vloei)stof(fen), al dan niet in combinatie met de brand) een drukgolf en/of (vervolgens) een explosie is ontstaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij op of omstreeks 2 juni 2017 te Almelo tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft/hebben gesticht en/of een ontploffing teweeg heeft/hebben gebracht in een (rijtjes)woning (gelegen aan de [adres 2] ), immers heeft/hebben verdachte en/of zijn medeverdachte(n)
- zich met een hoeveelheid wasbenzine en/of terpentine en/of aanmaakblokjes, althans een brandversnellend middel en/of vluchtig(e) (vloei)stof(fen) naar voornoemde woning begeven en/of
- de ruit van de woonkamer (op de begane grond) van voornoemde woning ingegooid/verbroken met een of meer ste(e)nen, waaromheen een handdoek was geknoopt/gewikkeld (welke in wasbenzine/terpentine, althans (een) (zeer vluchtige/licht ontvlambare vloeistof waren ge(door)drenkt) en/of
- ( vervolgens) wasbenzine en/of terpentine en/of aanmaakblokjes, althans (een) (zeer) vluchtige/licht ontvlambare (vloei)stof(fen) door het gat in voornoemde ruit gegooid/gegoten/gesprenkeld en/of
- ( vervolgens) een brandend voorwerp, althans vuur door het ontstane gat in de ruit heeft gedaan/gebracht en/of (aldus) (op voornoemde wijze) voornoemde middel(en) en/of vloeistof(fen) en/of de huisraad van voornoemde woning aangestoken, althans open vuur in aanraking gebracht met voornoemde middel(en) en/of vloeistof(fen) en/of de huisraad van voornoemde woning,
tengevolge waarvan brand is ontstaan en/of voornoemde woning (deels) is af(uit)gebrand en/of tengevolge waarvan er in die woning (door aanwezige (wasbenzine en/of terpentine) dampen van dat/die middel(en) en/of (vloei)stof(fen), al dan niet in combinatie met de brand) een drukgolf en/of (vervolgens) een explosie teweeg is gebracht,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor (een) aangrenzende woning(en) en/of de belendende woning(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer 2] (te weten de bewoonster, die in voornoemde woning aanwezig was) en/of de in die aangrenzende en/of belendende woning(en) aanwezige personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsmiddelen

Omdat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft bekend en de raadsvrouw geen vrijspraak heeft bepleit, zal het hof ingevolge artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, zoals hieronder weergegeven.
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde [1] :
  • De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van dit hof van 2 april 2021;
  • Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, opgemaakt door [verbalisant 1] , hoofdinspecteur van politie Eenheid Oost-Nederland en [verbalisant 2] brigadier van politie Eenheid Oost-Nederland, gesloten op 6 mei 2021;
  • Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , opgemaakt door [verbalisant 3] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland en [verbalisant 4] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland, gesloten op 11 november 2017, pagina’s 20 en 21;
  • Het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer 1] , opgemaakt door [verbalisant 5] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland en [verbalisant 6] , brigadier van politie Eenheid Oost-Nederland, gesloten op 16 november 2017, pagina’s 23 tot en met 34;
  • Het proces-verbaal “Forensisch brandonderzoek”, inclusief bijlagen, opgemaakt door [verbalisant 7] en [verbalisant 8] , beiden brigadier van politie Eenheid Oost-Nederland en senior forensisch rechercheur werkzaam bij de Unit Forensisch Technische Opsporing, gesloten op 5 februari 2018, pagina’s 70 tot en met 165;
  • Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag, te weten het verkorte rapportage over onderzoek naar ontbrandbare vloeistoffen naar aanleiding van een brand in Almelo op 11 november 2017, d.d. 30 november 2017, opgemaakt door dr. M.M. P. Grutters, NFI-deskundige bij het Nederlands Forensisch Instituut, pagina’s 190 tot en met 195.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde [2] :
  • De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van dit hof van 2 april 2021;
  • Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, opgemaakt door [verbalisant 1] , hoofdinspecteur van politie Eenheid Oost-Nederland en [verbalisant 2] brigadier van politie Eenheid Oost-Nederland, gesloten op 6 mei 2021;
  • Het proces-verbaal van aangifte van aangeefster [slachtoffer 2] , opgemaakt door [verbalisant 9] , brigadier van politie Eenheid Oost-Nederland, gesloten op 2 juni 2017, pagina’s 22 tot en met 24;
  • Het proces-verbaal “Sporenonderzoek”, opgemaakt door [verbalisant 10] en [verbalisant 11], beiden BOA domein generieke opsporing van politie Eenheid Oost-Nederland, gesloten op 8 juni 2017, pagina’s 50 tot en met 54.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel – ook in onderdelen – slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op
of omstreeks11 november 2017 te Almelo tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven te beroven,
althans opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
althans met dat opzet,terwijl die [slachtoffer 1] zich in haar woning
(gelegen aan de [adres 1]
)bevond
(en
/oflag te slapen op de bovenverdieping
)
- zich met
(een jerrycan met
een mengsel van)wasbenzine en
/of terpentine en/ofbrandpasta,
althans (een) (zeer) licht ontvlambare (vloei)stof(fen)naar voornoemde woning heeft
/hebbenbegeven en
/of
-de ruit van de woonkamer
(op de begane grond
)van voornoemde
(rijtjes
)woning, heeft
/hebbeningegooid
/verbrokenmet
een of meerste
(e)nen, en
/of
-
(vervolgens
) (een jerrycan met
een mengsel van)wasbenzine en/of
terpentine en/ofbrandpasta,
althans (een) (zeer) licht ontvlambare (vloei)stof(fen)door het gat in voornoemde ruit gegooid/gegoten/gesprenkeld en/of
-
(vervolgens
) een brandend voorwerp, althans vuur, door het ontstane gat in de voorruit heeft gebracht/gedaan en/of (aldus) (op voornoemde wijze), voornoemd(e) middel(en) en/of vloeistof(fen) en/of de huisraad van voornoemde woning heeft/hebben aangestoken, althansopen vuur in aanraking heeft
/hebbengebracht met voornoemd(e) middel(en) en/of vloeistof(fen) en/of de huisraad van voornoemde woning,
tengevolge waarvan brand is ontstaan en
/ofvoornoemde woning
(deels
)is
af(uit
)gebrand
en/of tengevolge waarvan er in die woning (door aanwezige (wasbenzine en/of terpentine) dampen van dat/die middel(en) en/of (vloei)stof(fen), al dan niet in combinatie met de brand) een drukgolf en/of (vervolgens) een explosie is ontstaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en
/of
hij op
of omstreeks11 november 2017 te Almelo tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,opzettelijk brand heeft gesticht
en/of een ontploffing teweeg heeft gebrachtin een
(rijtjes
)woning
(gelegen aan de [adres 1]
)immers
heeft/hebben verdachte en
/ofzijn medeverdachte
(n)
- zich met
(een jerrycan met
een mengsel van)wasbenzine en
/of terpentine en/ofbrandpasta
, althans (een) (zeer) licht ontvlambare (vloei)stof(fen)naar voornoemde woning begeven en
/of
- de ruit van de woonkamer
(op de begane grond
)van voornoemde
(rijtjes
)woning, ingegooid
/verbrokenmet
een of meerste
(e)nen, en
/of
-
(vervolgens
) (een jerrycan met
een mengsel van)wasbenzine en
/of terpentine en/ofbrandpasta
, althans (een) (zeer) licht ontvlambare (vloei)stof(fen)door het gat in voornoemde ruit gegooid/gegoten/gesprenkeld en
/of
-
(vervolgens
) een brandend voorwerp, althans vuur, door het ontstane gat in de voorruit gebracht/gedaan en/of (aldus) (op voornoemde wijze), voornoemd(e) middel(en) en/of vloeistof(fen) en/of de huisraad van voornoemde woning aangestoken, althansopen vuur in aanraking gebracht met voornoemd(e) middel(en) en/of vloeistof(fen) en/of de huisraad van voornoemde woning,
tengevolge waarvan brand is ontstaan en
/ofvoornoemde woning
(deels
)is
af(uit
)gebrand
en/of tengevolge waarvan er in die woning (door aanwezige (wasbenzine en/of terpentine) dampen van dat/die middel(en) en/of (vloei)stof(fen), al dan niet in combinatie met de brand) eendrukgolf en/of (vervolgens) een explosie teweeg is gebracht,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor
(een)aangrenzende en
/ofbelendende woning
(en
), in elk geval gemeen gevaar voor goederenen
/oflevensgevaar
en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letselvoor [slachtoffer 1]
(te weten de bewoonster, die in voornoemde woning aanwezig was
) en/of de in die aangrenzende en/of belendende woning(en) aanwezige perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderente duchten was;
2.
hij op
of omstreeks2 juni 2017 te Almelo tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] van het leven te beroven
, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
althans met dat opzet,terwijl die [slachtoffer 2] zich in haar woning,
(gelegen aan de [adres 2]
)bevond
- zich met
een hoeveelheid wasbenzine en/of terpentine en/of aanmaakblokjes, althanseen brandversnellend middel en/of vluchtig(e) (vloei)stof(fen) naar voornoemde woning heeft
/hebbenbegeven en
/of
- de ruit van de woonkamer
(op de begane grond
)van een
(hoek
)woning
(gelegen aan de [adres 2]
), alwaar die [slachtoffer 2]
(op de bovenverdieping
)lag te slapen, heeft
/hebbeningegooid
/verbrokenmet een
of meerste
(e
)nen waaromheen een handdoek was geknoopt
/gewikkeld (welke in wasbenzine/terpentine, althans (een) (zeer vluchtige/licht ontvlambare vloeistof waren ge(door)drenkt,en
/of
-
(vervolgens
) wasbenzine en/of terpentine en/of aanmaakblokjes, althans (een) (zeer)vluchtige/licht ontvlambare (vloei)stof(fen) door het gat in voornoemde ruit gegooid/gegoten/gesprenkeld en
/of
-
(vervolgens
) een brandend voorwerp, althans vuur door het ontstane gat in de ruit heeft gedaan/gebracht en/of (aldus) (op voornoemde wijze) voornoemde middel(en) en/of vloeistof(fen) en/of de huisraad van voornoemde woning heeft/hebben aangestoken, althansopen vuur in aanraking heeft
/hebbengebracht met voornoemde middel(en) en/of vloeistof(fen) en/of de huisraad van voornoemde woning,
tengevolge waarvan brand is ontstaan en/of voornoemde woning
(deels
)is
af(uit
)gebrand
en/of tengevolge waarvan er in die woning (door aanwezige (wasbenzine en/of terpentine) dampen van dat/die middel(en) en/of (vloei)stof(fen), al dan niet in combinatie met de brand) een drukgolf en/of (vervolgens) een explosie is ontstaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en
/of
hij op
of omstreeks2 juni 2017 te Almelo tezamen en in vereniging met een
of
meerander
en, althans alleen,opzettelijk brand heeft
/hebbengesticht
en/of een ontploffing teweeg heeft/hebben gebrachtin een
(rijtjes
)woning
(gelegen aan de [adres 2]
), immers
heeft/hebben verdachte en/of zijn medeverdachte
(n)
- zich met
een hoeveelheid wasbenzine en/of terpentine en/of aanmaakblokjes, althans eenbrandversnellend middel en/of vluchtig(e) (vloei)stof(fen) naar voornoemde woning begeven en
/of
- de ruit van de woonkamer
(op de begane grond
)van voornoemde woning ingegooid
/verbrokenmet een
of meerste
(e)n
en, waaromheen een handdoek was geknoopt
/gewikkeld (welke in wasbenzine/terpentine, althans (een) (zeer vluchtige/licht ontvlambare vloeistof waren ge(door)drenkt)en
/of
-
(vervolgens
) wasbenzine en/of terpentine en/of aanmaakblokjes, althans (een) (zeer)vluchtige/licht ontvlambare (vloei)stof(fen) door het gat in voornoemde ruit
gegooid/gegoten/gesprenkeld en
/of
-
(vervolgens
) een brandend voorwerp, althans vuur door het ontstane gat in de ruit heeft gedaan/gebracht en/of (aldus) (op voornoemde wijze) voornoemde middel(en) en/of vloeistof(fen) en/of de huisraad van voornoemde woning aangestoken, althansopen vuur in aanraking gebracht met voornoemde middel(en) en/of vloeistof(fen) en/of de huisraad van voornoemde woning,
tengevolge waarvan brand is ontstaan en
/ofvoornoemde woning
(deels
)is
af(uit
)gebrand
en/of tengevolge waarvan er in die woning (door aanwezige (wasbenzine en/of terpentine) dampen van dat/die middel(en) en/of (vloei)stof(fen), al dan niet in combinatie met de brand) een drukgolf en/of (vervolgens) een explosie teweeg is gebracht,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor
(een
)aangrenzende woning
(en)en
/ofde belendende woning(en),
in elk geval gemeen gevaar voor goederenen
/oflevensgevaar
en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letselvoor [slachtoffer 2]
(te weten de bewoonster, die in voornoemde woning aanwezig was
) en/of de in die aangrenzende en/of belendende woning(en) aanwezige personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen,te duchten was.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Naar het oordeel van het hof leveren de onder het eerste en tweede deel van feit 1 en de onder het eerste en tweede deel van feit 2, bewezenverklaarde gedragingen, telkens een samenhangend, zich min of meer op dezelfde plaats en tijd afspelend, feitencomplex op, zodat verdachte daarvan voor ieder feit één verwijt wordt gemaakt. Daarom is er sprake van eendaadse samenloop van de bewezenverklaarde feiten onder 1 en onder 2, wat meebrengt dat voor zowel de feiten onder 1 als de feiten onder 2, telkens slechts één strafbepaling, de zwaarste, wordt toegepast: artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezenverklaarde levert op:

telkens:

onder 1) de eendaadse samenloop van:

medeplegen van poging tot moord

en

medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is.

onder 2) de eendaadse samenloop van:

medeplegen van poging tot moord

en

medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is.

Strafbaarheid van de verdachte

Ter beoordeling van de strafbaarheid van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde heeft het hof acht geslagen op de Pro Justitia rapportage, opgemaakt door drs. L. Assa, GZ- psycholoog BIG, op 22 februari 2018. Uit de rapportage volgt dat bij verdachte ten tijde van het tenlastegelegde sprake was van verslavingsproblematiek, ADHD van het gecombineerde type (impulsief, onnadenkend en sensation seeking) en een anders gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken. Verdachte kan behoorlijk beïnvloedbaar zijn en laat zich dan in met behoorlijk grensoverschrijdend gedrag zonder de consequenties daarvan volledig te overzien. Er wordt weinig angst bij hem ervaren en spanning wordt juist opgezocht. De psycholoog constateert dat de stoornissen invloed hebben gehad op het gedrag van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde en adviseert om verdachte het tenlastegelegde, indien bewezen, in verminderde mate toe te rekenen.
Voorts heeft het hof kennisgenomen van de Pro Justitia rapportage, opgemaakt door drs. K.N. Broek, psychiater, op 25 oktober 2021. De psychiater concludeert dat bij verdachte ten tijde van het tenlastegelegde sprake was van ADHD van het gecombineerde type en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Daarnaast kan bij verdachte gesproken worden van een ernstige afhankelijkheid van amfetamine. De psychiater adviseert echter om het tenlastegelegde volledig aan hem toe te rekenen, nu de stoornissen volgens haar geen invloed hebben gehad op het gedrag ten tijde van het tenlastegelegde.
Tot slot heeft het hof kennisgenomen van de Pro Justitia rapportage, opgemaakt door C. Sipma en C. Westerhuis, GZ-psychologen, op 26 oktober 2021. In dit rapport concluderen de psychologen dat bij verdachte ten tijde van het tenlastegelegde sprake was van een ontwikkelingsproblematiek, namelijk ADHD van het gecombineerde type. Daarnaast was er sprake van een stoornis in het gebruik van een stimulantium (speed). Verder concluderen de psychologen dat de speedverslaving van verdachte er in belangrijke mate aan heeft bijdragen dat verdachte steeds zwaardere delicten is gaan plegen en dat de (door zijn ADHD) toch al beperkte remmingen nog meer verslechterden. Het advies van de psychologen is dan ook om verdachte het tenlastegelegde, indien bewezen, in verminderde mate toe te rekenen.
Gelet op het feit dat de conclusie van psycholoog Assa steun vindt in de latere conclusie van de psychologen Sipma en Westerhuis, in het bijzonder op het punt van de speedafhankelijkheid van verdachte en de bij hem geconstateerde ADHD die maken dat er geen sprake is van volledige keuzevrijheid, acht het hof aannemelijk dat de geconstateerde stoornissen invloed hebben gehad op het gedrag van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde. Het hof neemt de conclusies van de psychologen dan ook over en maakt die tot de zijne. Op grond van het voorgaande, komt het hof tot het oordeel dat het bewezenverklaarde aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
Het voorgaande leidt tot de conclusie – nu het hof van oordeel is dat er aanleiding bestaat verdachte het bewezenverklaarde slechts in verminderde mate toe te rekenen – dat sprake is van een strafbare dader, nu ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Oplegging van straf en/of maatregel

De rechtbank Overijssel heeft verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zestien jaren, met aftrek van de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechtbank is opgelegd.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de rechtbank opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden gematigd en dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van tien à elf jaren dient te worden opgelegd. De raadsvrouw heeft daarbij verzocht rekening te houden met de wijziging van de regeling tot voorwaardelijke invrijheidstelling ten nadele van verdachte. Voorts heeft de raadsvrouw verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar, hij heeft een veranderde proceshouding en er is bij hem inzicht gekomen op hetgeen er die bewuste avonden bij de woningen is gebeurd. De verdediging begrijpt dat een onvoorwaardelijk gevangenisstraf eigenlijk de enige juiste optie is maar in dit geval zou het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zestien jaren echt te fors zijn, aldus de raadsvrouw.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Het hof overweegt, deels in overeenstemming met hetgeen de rechtbank heeft overwogen, als volgt.
Verdachte heeft zich op 2 juni 2017 samen met medeverdachte [medeverdachte 1] alsmede op 11 november 2017 samen met medeverdachte [medeverdachte 2] schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot moord door telkens opzettelijk brand te stichten in een woning. Verdachte heeft zowel samen met medeverdachte [medeverdachte 1] als samen met medeverdachte [medeverdachte 2] doelbewust in het holst van de nacht bij een woonhuis, midden in een woonwijk, het raam van de woonkamer ingegooid en vervolgens in deze woning brand gesticht. Door het in brand steken van de benedenverdieping van de woning hebben de verdachten voor beide slachtoffers, die tot op dat moment nietsvermoedend op de eerste etage lag te slapen, vrijwel direct een levensgevaarlijk situatie doen ontstaan. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat een brand een ongrijpbaar middel betreft dat zich snel en onbeheerst kan ontwikkelen en met de daarbij ontstane rooktonwikkeling spoedig een levensbedreigende situatie oplevert. Dat de in hun slaap overvallen slachtoffers wakker zijn geworden en alarm hebben kunnen slaan dan wel de woning konden ontvluchten, is niet aan het handelen van verdachte te danken. Bovendien heeft verdachte deze feiten gepleegd in de woningen van beide slachtoffers, terwijl een woning bij uitstek een plek zou moeten zijn waar men veilig is en zich ook veilig kan voelen. Uit de verklaringen van de aangeefsters blijkt dat de handelingen van verdachte en zijn mededaders zeer beangstigend zijn geweest voor hen en dat zij deze angst nu nog steeds met zich meedragen.
Daarbij is door de brand ook direct gevaar ontstaan voor de woningen van bewoners die zich naast de in brand gestoken woningen bevonden, terwijl de bewoners van die woningen lagen te slapen, zicht onbewust van het dreigende gevaar.
Verdachten hebben een kille, onverschillige en meedogenloze houding getoond door de wijze waarop zij deze daden hebben begaan en er vervolgens vandoor zijn gegaan zonder zich rekenschap te geven van de gevolgen van hun daden. Het doelbewust in brand steken van de woning van iemand die nietsvermoedend ligt te slapen in zijn of haar eigen bed getuigt van de koelbloedigheid bij deze verdachten, die er blijkbaar niet voor terugschrikken om willekeurige mensen in levensgevaar te brengen en hun mogelijke dood op de koop toe te nemen. Het hof rekent het verdachte zwaar aan dat dat hij ook het tweede huis in brand heeft gestoken, terwijl hij – naar eigen zeggen – wist dat het eerste slachtoffer slechts ternauwernood aan de brand in haar woning was ontkomen. Deze wetenschap heeft hem er niet van weerhouden wederom een huis met daarin een slapende bewoonster aan te steken, ook deze keer met bijna catastrofale gevolgen.
Het hof heeft tevens gelet op de inhoud van het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 februari 2022, waaruit blijkt dat verdachte eerder meermalen onherroepelijk is veroordeeld wegens het plegen van strafbare feiten, waaronder delicten uit de Wet wapens en munitie, vermogens-, gewelds- en Opiumwetdelicten. Deze eerder opgelegde straffen hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Voorts blijkt uit de documentatie dat verdachte niet eerder voor soortgelijke zeer ernstige delicten als de onderhavige met politie of justitie in aanraking is geweest.
Het hof is van oordeel dat – mede gelet op wat hiervoor is overwogen en de aard en ernst van het bewezenverklaarde – de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zestien jaren, zoals door de rechtbank is opgelegd, in beginsel passend en geboden is.
Het hof is met de raadsvrouw van oordeel dat in het voordeel van verdachte rekening moet worden gehouden met het feit dat met ingang van 1 juli 2021 en derhalve na het wijzen van het vonnis door de rechtbank, de regeling inzake de voorwaardelijke invrijheidstelling is gewijzigd. De inhoudelijke behandeling bij het hof was gepland voor de zitting van 2 april 2021, hetgeen betekent dat een afronding van de zaak vóór de inwerkingtreding van de voornoemde wetswijziging reëel was. Dat de inhoudelijke behandeling destijds niet is doorgegaan is niet aan verdachte te wijten.
Het hof heeft de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van zestien jaren als uitgangspunt genomen. Onder de nieuwe regeling voor voorwaardelijke invrijheidstelling komt deze straf overeen met een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren en acht maanden.
Het hof heeft voorts acht geslagen op hetgeen door en namens verdachte naar voren is gebracht over zijn persoonlijke omstandigheden en hetgeen daaromtrent overigens is gebleken uit de over verdachte opgemaakte rapportages.
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep erkend dat hij de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd en heeft daarvoor zijn verantwoordelijkheid genomen. Verdachte heeft aangegeven dat hij spijt heeft van wat hij heeft gedaan en dat hij gemotiveerd is om aan zichzelf te blijven werken. Verdachte wil graag de vaderrol op zich nemen voor zijn dochter en in de toekomst betaald werk gaan verrichten. Hij heeft naar eigen zeggen uit zichzelf voor zijn veranderde proceshouding gekozen.
Het hof zal in het voordeel van de verdachte rekening houden bij de strafoplegging met de hiervoor vermelde persoonlijke omstandigheden van verdachte. Daarnaast houdt het hof rekening met de omstandigheid dat het bewezenverklaarde verdachte in een verminderde mate toe te rekenen valt.
Het hof acht alles afwegende een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren en drie maanden passend en geboden.
Het hof constateert ambtshalve dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Als uitgangspunt heeft volgens vaste jurisprudentie te gelden dat een strafzaak waarin een verdachte voorlopig gehecht is (geweest), binnen zestien maanden afgerond moet zijn met een einduitspraak. De aanvang van de redelijke termijn in hoger beroep wordt bepaald door het instellen van het appel op 29 april 2019. Het arrest van het hof wordt gewezen op 6 april 2022. Tussen het instellen van het hoger beroep op 29 april 2019 en het arrest van het hof op 6 april 2022 is derhalve een periode van bijna drie jaren verstreken. Het hof zal de overschrijding van de redelijke termijn compenseren door de in beginsel passend geachte onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf jaren en drie maanden te verminderen met drie maanden.
Concluderend zal het hof verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van twaalf jaren, met aftrek van de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1)

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding met betrekking tot feit 1. Deze bedraagt € 3.014,87 (bestaande uit een bedrag van € 14,87 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade). De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Materiële schade
Wat betreft de gevorderde materiele schadevergoeding is het hof uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 14,87, vermeerderd met de wettelijke rente. Dit bedrag, dat niet is bestreden, bestaat uit het bedrag dat de benadeelde partij heeft moeten betalen voor een door de huisarts voorgeschreven medicijn.
Immateriële schade
Wat betreft de gevorderde immateriële schadevergoeding is het hof uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 3.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente. Verdachte heeft samen met een ander in het holst van de nacht een raam van de woning van de benadeelde partij met een steen ingegooid en vervolgens in de woning van de benadeelde partij brand gesticht. De benadeelde partij lag op dat moment te slapen en werd wakker van het geluid. Zij liep vervolgens naar beneden, zag dat haar woning in de brand stond en raakte in paniek. Haar man was op dat moment in het buitenland. Uit de stukken, waaronder het schadeonderbouwingsformulier, blijkt dat het incident voor de benadeelde partij een erg traumatische ervaring was. Verdachte heeft daarbij het veiligheidsgevoel en het vertrouwen in de medemens van de benadeelde partij ernstig aangetast. De benadeelde partij is iedere dag nog bang. Gelet op de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, acht het hof, met de advocaat-generaal en de raadsvrouw, de vordering tot het genoemde bedrag billijk en daarom toewijsbaar.
Conclusie
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 3.014,87,-, bestaande uit € 14,87 aan materiële schade en € 3.000,- aan immateriële schade. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 2)

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding met betrekking tot feit 2. Deze bedraagt € 4.000,00, bestaande uit immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte heeft samen met een ander in het holst van de nacht een raam van de woning van de benadeelde partij met een steen ingegooid en vervolgens in de woning van de benadeelde partij brand gesticht. De benadeelde partij lag op dat moment te slapen en werd wakker van glasgerinkel en een brandlucht. Ze zag vervolgens dat de benedenverdieping van haar woning in de brand stond. Zij moest daarna door de brandweer met een hoogwerker uit haar woning worden gehaald, omdat de benedenverdieping van haar woning in brand stond. Uit de stukken, waaronder het schadeonderbouwingsformulier, blijkt dan ook dat het incident voor de benadeelde partij een erg traumatische ervaring was en dat er na het incident tweemaal PTSS bij haar is vastgesteld. Verdachte heeft het veiligheidsgevoel en het vertrouwen in de medemens van de benadeelde partij ernstig aangetast. De benadeelde partij is dan ook iedere dag bang en zit daarom de hele dag thuis. Gelet op de fysieke alsook op de psychische impact, acht het hof, met de advocaat-generaal en de raadsvrouw, de vordering tot het genoemde bedrag billijk en daarom toewijsbaar.
Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 47, 55, 57, 63, 157 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn, met uitzondering van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 3.014,87 (drieduizend veertien euro en zevenentachtig cent) bestaande uit € 14,87 (veertien euro en zevenentachtig cent) aan materiële schade en € 3.000,00 (drieduizend euro) aan immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1] , ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 3.014,87 (drieduizend veertien euro en zevenentachtig cent) bestaande uit € 14,87 (veertien euro en zevenentachtig cent) aan materiële schade en € 3.000,00 (drieduizend euro) aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste
40 (veertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 11 november 2017.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 4.000,00 (vierduizend euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 4.000,00 (vierduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste
50 (vijftig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 2 juni 2017.
Aldus gewezen door
mr. A.J. Smit, voorzitter,
mr. K.J.C. Geeve en mr. D. Visser, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K.B.T. Renes, griffier,
en op 6 april 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met dossiernummer 2017521956 (onderzoek Tapir). Tenzij anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met dossiernummer 2017250737 (onderzoek Zeelt). Tenzij anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.