Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2020, die onder toezicht staat van de gecertificeerde instelling Regiecentrum Bescherming en Veiligheid. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft grieven ingediend tegen de beschikking van de kinderrechter van de rechtbank Noord-Nederland, die eerder de machtiging tot uithuisplaatsing had verlengd. De moeder steunt het verzoek van de vader, terwijl de GI verweer voert en de vader niet-ontvankelijk wil verklaren.
De procedure in eerste aanleg begon met een beschikking van de kinderrechter op 27 augustus 2021, waarin de machtiging tot uithuisplaatsing werd verleend. De vader en moeder hebben samen het gezag over de minderjarige, maar er zijn ernstige zorgen over de opvoedomgeving, waaronder fysieke en verbale agressie tussen de ouders en een gebrek aan emotionele beschikbaarheid. Het hof heeft de mondelinge behandeling op 16 december 2021 gehouden, waarbij de ouders en vertegenwoordigers van de GI aanwezig waren.
Het hof heeft vastgesteld dat de zorgen over de opvoeding van de minderjarige niet zijn afgenomen, zelfs niet na een periode van verblijf bij een zorgboerderij. De ouders hebben niet gewerkt aan hun persoonlijke problematiek en de opvoedingsvaardigheden zijn onvoldoende gebleken. Het hof concludeert dat de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk was in het belang van de minderjarige en dat de verzoeken van de vader om beëindiging of bekorting van de uithuisplaatsing terecht zijn afgewezen. De beschikking van de kinderrechter is bekrachtigd, en de zaak benadrukt de noodzaak van een gedegen evaluatie van de opvoedingscapaciteiten van de ouders voordat een thuisplaatsing kan worden overwogen.