ECLI:NL:GHARL:2022:258

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 januari 2022
Publicatiedatum
17 januari 2022
Zaaknummer
200.294.943/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing en hoofdverblijfplaats van minderjarige kinderen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 januari 2022 een tussenbeschikking gegeven in een hoger beroep inzake de hoofdverblijfplaats van twee minderjarige kinderen en de zorgregeling tussen de ouders. De moeder had verzocht om vervangende toestemming voor verhuizing met de kinderen naar [plaats2], terwijl de vader zich hiertegen verzette. Het hof heeft de zaak aangehouden voor nader onderzoek naar het hoofdverblijf van de kinderen en de zorgregeling, omdat het hof zich onvoldoende voorgelicht achtte om een verantwoorde beslissing te nemen. De ouders hebben een moeizame communicatie en er zijn zorgen over de kinderen, die al verschillende veranderingen in hun leefsituatie hebben meegemaakt. De raad voor de kinderbescherming is gevraagd om een onderzoek in te stellen naar de situatie van de kinderen en hun wensen. Het verzoek van de moeder om vervangende toestemming voor de verhuizing is afgewezen, omdat zij de noodzaak van de verhuizing onvoldoende heeft aangetoond. Het hof heeft de ouders geadviseerd om met professionele hulp te werken aan meer rust en stabiliteit voor de kinderen. De beslissing over de hoofdverblijfplaats en zorgregeling is aangehouden tot na het rapport van de raad.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.294.943/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 261543)
beschikking van 13 januari 2022
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.M.M. Pater te Emmeloord,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster in het principaal hoger beroep,
verzoekster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.N. Brands-van den Berg te Amsterdam.
In zijn toetsende en/of adviserende taak is gekend:
de raad voor de kinderbescherming
regio Overijssel, locatie Zwolle.

1.1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle van 19 april 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 12 mei 2021;
- een journaalbericht namens de vader van 7 juni 2021 met bijlage(n);
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de vader van 16 juni 2021 met bijlage(n);
- een tweetal journaalberichten namens de moeder van 17 juni 2021 telkens met bijlage(n);
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep,
- een journaalbericht namens de vader van 3 december 2021 met bijlage(n).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 16 december 2021 plaatsgevonden. De ouders zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaten waarbij mr. N. Kollenburg waarnam voor mr. Brands-Van den Berg. Namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) is [naam1] verschenen.

3.De feiten

3.1
Het huwelijk van de partijen is [in] 2017 ontbonden door echtscheiding. Partijen woonde tot hun uiteengaan met de kinderen in [woonplaats1] . De vader woont nog steeds in [woonplaats1] . De moeder is na het uiteengaan verhuisd naar [plaats1] .
3.2
Partijen zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2012, en
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2014,
over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen.
3.3
De vader en de moeder hebben de gevolgen van hun echtscheiding geregeld en neergelegd in het door beiden op 6 april 2017 ondertekende echtscheidingsconvenant, tevens houdende een ouderschapsplan.
3.4
Bij beschikking van 28 juni 2017 heeft de rechtbank Amsterdam de echtscheiding tussen de vader en de moeder uitgesproken, welke beschikking op 29 september 2017 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Het convenant en het ouderschapsplan maken deel uit van de beschikking van 28 juni 2017.
3.5
In oktober 2018 zijn de moeder en de vader in onderlinge overeenstemming een aangepaste (reguliere) zorgregeling overeengekomen, waarbij [de minderjarige1] en [de minderjarige2] om de week van vrijdag uit school om 12:30 uur tot maandagochtend naar school bij de vader verblijven. Tevens verblijven [de minderjarige1] en [de minderjarige2] om de week van donderdag 16:00/17:00 uur tot vrijdagochtend naar school bij de vader.
3.6
Bij beschikking van 9 mei 2019 heeft de rechtbank Overijssel de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 28 juni 2017 en artikel 6 van het ouderschapsplan van
6 april 2017 gewijzigd en is (voor zover hier van belang) de zorgregeling aangepast in die zin dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] een weekend per veertien dagen van vrijdag 16:30 uur tot maandag naar school bij de vader verblijven. De zorgregeling voor wat betreft de tussenliggende week als ook de vakanties en feestdagen is voor het overige in stand gebleven.
3.7
Bij beschikking van dit hof van 29 juni 2021 heeft het hof de werking van de nu bestreden beschikking van de rechtbank Overijssel van 19 april 2021 geschorst voor zover het betreft de aan de moeder verleende vervangende toestemming om met ingang van
10 juli 2021 met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] naar [plaats2] te verhuizen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen is in geschil de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] , de zorgregeling met de andere ouder, de verhuizing van de moeder met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] van [plaats1] naar [plaats2] en de inschrijving van de kinderen op een school aldaar.
Bij de bestreden beschikking is de moeder vervangende toestemming verleend om met ingang van 10 juli 2021 met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] te verhuizen naar [plaats2] . Het verzoek van de moeder tot het verlenen van vervangende toestemming voor de inschrijving van de kinderen op een school in [plaats2] is afgewezen. Ook het voorwaardelijk zelfstandige verzoek van de vader om het hoofdverblijf van de kinderen bij hem te bepalen en een zorgregeling tussen de kinderen en de moeder vast te stellen, is afgewezen.
4.2
De vader is met een grief in hoger beroep gekomen van de beschikking van
19 april 2021. Deze grief beoogt het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. De vader verzoekt het hof na wijziging ter zitting, de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende:
- de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar primaire verzoeken, dan wel haar verzoeken af te wijzen; en
- de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] te wijzigen en bij hem te bepalen en een zorgregeling tussen de moeder en de kinderen vast te stellen.
4.3
De moeder heeft verweer gevoerd en is op haar beurt met een grief in incidenteel hoger beroep gekomen. De grief ziet op de beslissing van de rechtbank om de inschrijving van de nieuwe school in [plaats2] aan de ouders over te laten. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen voor zover daarbij haar verzoek om vervangende toestemming te verlenen voor de inschrijving van de kinderen op de [de school] te [plaats2] is afgewezen, en in zoverre opnieuw beschikkende dit verzoek alsnog toe te wijzen. Zij heeft tevens haar verzoek aangevuld en verzoekt het hof, indien de beschikking van de rechtbank in stand blijft, de huidige zorgregeling te wijzigen in een regeling waarbij de kinderen drie weekenden per maand bij de vader verblijven, alsook een extra vakantieweek per jaar, en waarbij de moeder zorgt voor het brengen en halen van de kinderen, dan wel een regeling waarbij de kinderen om de week een weekend bij de vader verblijven, alsook een extra vakantieweek per jaar en alle extra studiedagen.
4.4
De vader heeft verweer gevoerd en het hof verzocht de moeder niet ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken in hoger beroep, dan wel die verzoeken af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter worden voorgelegd. Zowel het verzoek van de vader tot wijziging van de hoofdverblijfplaats als het verzoek van de moeder tot het verlenen van vervangende toestemming voor de verhuizing vallen onder de reikwijdte van dit artikel. Omdat het (gewijzigde) verzoek van de vader om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen het meest verstrekkende verzoek is, zal het hof dit verzoek eerst behandelen.
Hoofdverblijf
5.2
Op grond van de overgelegde stukken en hetgeen door de ouders van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] ter zitting naar voren is gebracht, maakt het hof zich (grote) zorgen over de kinderen. Tussen de ouders is al langere tijd sprake van een moeizame communicatie en het ontbreken van vertrouwen in de andere ouder. Dit heeft geleid tot solo parallel ouderschap, wat betekent dat de ouders enkel contact hebben over noodzakelijke aangelegenheden en dat de communicatie met elkaar voornamelijk via e-mail verloopt. De ouders lijken bepaalde gebeurtenissen volledig anders te hebben beleefd. Een voorbeeld daarvan is het uiteengaan van de ouders, waarvan beide ouders zeggen dat zij de stap hebben gezet om de relatie te beëindigen door weg te gaan. De moeder spreekt over door de vader gepleegd huiselijk geweld ten tijde van het huwelijk, alsmede zijn drugsmisbruik en een gokverslaving, de vader daarentegen betwist deze beschuldigingen en zegt tijdens het huwelijk trekken van borderline bij de moeder te hebben herkend. Waar beide ouders het over eens zijn, is dat de kinderen tijdens het huwelijk het nodige hebben meegekregen van de spanningen tussen hun ouders. De echtscheiding heeft daar klaarblijkelijk geen definitief einde aan kunnen maken. Ter zitting hebben beide ouders aangegeven dat zij zorgen hebben over de andere ouder. De moeder heeft zorgen over de vele relaties die de vader sinds de echtscheiding is aangegaan. Ook wordt er volgens de moeder negatief over haar gesproken bij de vader thuis en trekt de vader aan de kinderen door te zeggen dat ze ook bij hem kunnen wonen en door een slaapkamer gereed te maken. De vader maakt zich zorgen of [de minderjarige1] en [de minderjarige2] voldoende rust en regelmaat bij de moeder aangeboden krijgen, zeker nu school aangeeft dat [de minderjarige2] moe oogt op school. De ouders wantrouwen de ander nog altijd. De zorgen over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] nemen daardoor niet af, integendeel. De ouders hebben bovendien een eigen kijk op de wens die de kinderen zelf zouden hebben over hun woonplaats en de mogelijke verhuizing van de moeder naar [plaats2] . [de minderjarige1] en [de minderjarige2] zouden volgens de vader beiden de wens hebben om bij hem te wonen. Volgens de moeder hebben beide kinderen juist zin in de nieuwe school en de nieuwe woonomgeving in [plaats2] .
5.3
De raad heeft het hof ter zitting aangegeven geen advies te kunnen geven over de voorliggende verzoeken. De raad hoort bij beide ouders veel pijn, frustratie, strijd en zorgen over de andere ouder. Op grond van de huidige stukken kan de raad de belangen van de kinderen bij een wijziging van hun hoofdverblijfplaats en een verhuizing niet voldoende afwegen. De raad heeft daarom aangeboden een onderzoek te starten. De duur van een dergelijk onderzoek bedraagt ongeveer zes maanden. De raad realiseert zich dat dit een lange termijn is waarbinnen de onzekerheid over een mogelijke verhuizing blijft bestaan, maar daar staat tegenover dat het om een ingrijpende beslissing gaat en dat de stem van de kinderen tot op heden onvoldoende naar voren is gekomen.
5.4
Het hof acht zich op grond van de thans beschikbare informatie onvoldoende voorgelicht om een verantwoorde beslissing te kunnen geven over de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] en de zorgregeling met de andere ouder. Daarom zal het hof de behandeling van de zaak op dit punt aanhouden en de raad verzoeken een onderzoek in te stellen naar het hoofdverblijf van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] , de zorgregeling met de andere ouder en in het bijzonder aandacht te schenken aan de stem en de wensen van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . Anders dan de moeder acht het hof het op basis van de nu bij het hof bekende gegevens in het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] dat zij uitgebreid, en ieder voor zich, alleen met de raad in gesprek gaan. Niet is gebleken dat een dergelijk gesprek niet in hun belang is. Het hof zal de raad verzoeken om over het verloop van een en ander te rapporteren. Het hof verzoekt daarbij de raad ook om informatie in te winnen over het welzijn van de kinderen op de scholen als ook bij mogelijke betrokken hulpverleners.
Vervangende toestemming verhuizing
5.5
Het hof heeft overwogen om de verzochte toestemming voor de verhuizing van de moeder met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] mee te nemen in het onderzoek door de raad. Het hof acht zich echter op dit onderdeel op basis van de overgelegde stukken en wat ter zitting naar voren is gebracht voldoende voorgelicht om een beslissing te kunnen nemen.
5.6
Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a BW dient het hof in een geschil als het onderhavige, waarbij de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind belast zijn en er een verschil van mening bestaat over een verhuizing van de verzorgende ouder en het kind en de schoolkeuze van het kind, een zodanige beslissing te nemen als het hof in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie volgt dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen. Het hof dient bij de beslissing over vervangende toestemming voor een verhuizing alle omstandigheden van het geval in aanmerking te nemen en alle betrokken belangen af te wegen. In de jurisprudentie zijn een aantal omstandigheden nader omschreven, waarop beide ouders in hun stukken nader op in zijn gegaan.
5.7
Naar het oordeel van het hof voldoet het verzoek van de moeder niet aan de gestelde criteria. In het bijzonder is het hof van oordeel dat de moeder de noodzaak van de verhuizing naar [plaats2] onvoldoende heeft aangetoond, mede gelet op het ouderschapsplan van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] waarin de ouders expliciet een afspraak hebben opgenomen over een mogelijke verhuizing, inhoudende dat de ouders de intentie uitspreken om gedurende tien jaar (vanaf 2017) niet te gaan verhuizen waardoor hij/zij op een afstand van meer dan 40 km van de andere ouder komt te wonen. Het hof weegt daarbij mee dat de vader en de moeder niet in staat zijn tot onderlinge (ouder) communicatie en overleg. Er is sprake van een zeer verstoorde communicatie waar de kinderen ernstig onder lijden. Ook weegt het hof mee dat de kinderen sinds het uiteengaan van de ouders zijn geconfronteerd met ingrijpende wijzigingen in hun opvoeding- en leefsituatie en nog steeds in onrustig vaarwater verkeren: hun ouders zijn uit elkaar gegaan, zij groeien nu deels op in andere gezinssystemen (met ook kinderen uit eerdere relaties van de nieuwe partners van de ouders), zij zijn geconfronteerd met meerdere verhuizingen (aanvankelijk met ouders in [woonplaats2] , toen met de moeder verhuisd naar een huurhuis in [plaats1] , daarna (zonder toestemming van de vader) met de moeder verhuisd naar een (vakantie-/tweede)woning van haar partner in [woonplaats2] en deels bij haar partner in een andere woning in [plaats2] dan waar naar toe de moeder nu met de kinderen wil gaan verhuizen, als ook een verblijf bij de vader in een andere woning in [woonplaats2] ) en zij hebben te maken gehad met meerdere schoolwisselingen (zo volgt [de minderjarige1] , nu 9 jaar, op een derde basisschool onderwijs). De moeder heeft ook niet, althans niet voldoende aangetoond dat haar partner zijn bedrijfsvoering per se in [plaats2] moet uitvoeren. Ook is niet gebleken dat haar partner, die ten tijde van het opstellen van een ouderschapsplan voor [naam2] wist welke afspraken in het ouderschapsplan van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] waren opgenomen, niet een andere zorgregeling met de moeder van [naam2] overeen had kunnen komen. Nu tijdens de zitting ook is gebleken dat er zorgen zijn over het welzijn van de kinderen, weegt het hof deze omstandigheden zo zwaar dat deze niet of onvoldoende worden gecompenseerd door de overige omstandigheden en belangen zoals door de moeder gesteld. Het hof zal daarom het verzoek van de moeder tot vervangende toestemming voor de verhuizing naar [plaats2] en de inschrijving op de basisschool aldaar afwijzen. Het hof wil de ouders dringend adviseren om (met professionele hulp) in het belang van de kinderen te gaan zorgen voor meer rust en stabiliteit. De overige gronden behoeven geen verdere bespreking.

6.De slotsom

Op grond van het vorenstaande zal het hof beslissen zoals hierna vermeld.

7.De beslissing

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover daarbij vervangende toestemming aan de moeder is verleend om met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] te verhuizen naar [plaats2] , en in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst het verzoek van de moeder tot het verkrijgen van vervangende toestemming om met de kinderen te verhuizen naar [plaats2] af;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover daarbij het verzoek van de moeder tot het verlenen van vervangende toestemming voor het inschrijven op [de school] te [plaats2] is afgewezen;
houdt de beslissing over het hoofdverblijf en de zorgregeling aan en alvorens verder te beslissen:
verzoekt de raad een nader onderzoek in te (doen) stellen als hiervoor onder 5.4 omschreven en daaromtrent uiterlijk op
dinsdag 12 juli 2022te rapporteren;
bepaalt dat de behandeling van de zaak zal worden voortgezet op een na ontvangst van het rapport van de raad te bepalen datum, waarvoor partijen en de raad zullen worden opgeroepen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.P. den Hollander, J.G. Idsardi en S. Rezel, bijgestaan door mr. M. Oevering als griffier, en is op 13 januari 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.