ECLI:NL:GHARL:2022:2576

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 april 2022
Publicatiedatum
5 april 2022
Zaaknummer
21-002436-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van doodslag op minderjarig kind, met veroordeling van medeverdachte

In de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het doden of zwaar mishandelen van haar veertien maanden oude dochter, heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 april 2022 uitspraak gedaan. De verdachte is vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, terwijl de medeverdachte, de vriend van de verdachte, is veroordeeld voor doodslag op het kind. Het hof oordeelde dat er geen bewijs was voor een hulpeloze toestand van het meisje in de weken voorafgaand aan haar dood, en dat er geen causaal verband kon worden vastgesteld tussen het handelen van de verdachte en de dood van het kind. De zaak was eerder behandeld door de rechtbank Overijssel, die op 19 april 2019 een vonnis had gewezen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de verdachte integraal vrijsprak.

De zaak kwam aan het licht na meerdere meldingen van letsel bij het kind, dat in de zorg was van de verdachte en haar vriend. De advocaat-generaal had vrijspraak bepleit voor de verdachte, terwijl de verdediging stelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de mishandeling of de dood van het kind. Het hof concludeerde dat de verdachte niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de dood van haar dochter, aangezien er geen bewijs was dat zij op de hoogte was van de mishandelingen die door de medeverdachte werden gepleegd. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan de tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002436-19
Uitspraak d.d.: 5 april 2022
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 19 april 2019 met parketnummer 08-910064-17 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 7 maart 2022 en 5 april 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en haar raadsman, mr. R.J.H. van der Wal, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep – tenlastegelegd dat:
primair
zij op of omstreeks 12 oktober 2017, althans in of omstreeks de periode van
8 oktober 2017 tot en met 12 oktober 2017, te Hengelo, gemeente Hengelo (O), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] (geboren op [geboortedag] 2016) van het leven heeft beroofd, door
- die [slachtoffer] meerdere malen met kracht te schoppen, te stompen en/of (met enig voorwerp) te slaan tegen het hoofd en/of lichaam en/of
- die [slachtoffer] meerdere malen met kracht tegen/op haar hoofd, kin, hals, ledematen en/of haar lichaam te stoten, te duwen en/of te drukken en/of
- die [slachtoffer] meerdere malen met kracht met haar hoofd tegen/op de grond en/of enig voorwerp te slaan/stoten en/of
- de mond en/of neus van die [slachtoffer] dicht te drukken/duwen en gedrukt/geduwd te houden (smoren) en -aldus- haar ademhaling te beletten en/of te belemmeren en/of
- de nek en/of hals van die [slachtoffer] dicht te drukken/duwen en gedrukt/geduwd te houden of anderszins geweld toe te passen op de hals en/of nek (verwurging/strangulatie) van die [slachtoffer] en -aldus- haar ademhaling te beletten en/of te belemmeren en/of
- die [slachtoffer] hevig heen en weer te schudden en/of
- meerdere malen heftig mechanisch botsend geweld toe te passen op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- die [slachtoffer] een hoeveelheid van een stof, bevattende amfetamine, toe te dienen;
subsidiair
zij op of omstreeks 12 oktober 2017, althans in of omstreeks de periode van
8 oktober 2017 tot en met 12 oktober 2017, te Hengelo, gemeente Hengelo (O), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, aan [slachtoffer] (geboren op [geboortedag] 2016) opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door
- die [slachtoffer] meerdere malen met kracht te schoppen, te stompen en/of (met enig voorwerp) te slaan tegen het hoofd en/of lichaam en/of
- die [slachtoffer] meerdere malen met kracht tegen/op haar hoofd, kin, hals, ledematen en/of haar lichaam te stoten, te duwen en/of te drukken en/of
- die [slachtoffer] meerdere malen met kracht met haar hoofd tegen/op de grond en/of enig voorwerp te slaan/stoten en/of
- de mond en/of neus van die [slachtoffer] dicht te drukken/duwen en gedrukt/geduwd te houden (smoren) en -aldus- haar ademhaling te beletten en/of te belemmeren en/of
- de nek en/of hals van die [slachtoffer] dicht te drukken/duwen en gedrukt/geduwd te houden of anderszins geweld toe te passen op de hals en/of nek (verwurging/strangulatie) van die [slachtoffer] en -aldus- haar ademhaling te beletten en/of te belemmeren en/of
- die [slachtoffer] hevig heen en weer te schudden en/of
- meerdere malen heftig mechanisch botsend geweld toe te passen op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- die [slachtoffer] een hoeveelheid van een stof, bevattende amfetamine, toe te dienen,
terwijl het feit de dood ten gevolge heeft gehad, en zulks terwijl het misdrijf is begaan tegen haar kind, en zulks terwijl het misdrijf werd gepleegd -mede- door toediening van een voor het leven of de gezondheid (van een -14 maanden oud- kind) schadelijke stof, te weten een stof bevattende amfetamine;
meer subsidiair
zij in of omstreeks de periode van 17 augustus 2017 tot en met 12 oktober 2017 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk haar kind [slachtoffer] , tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging zij krachtens de wet verplicht was, in een hulpeloze toestand heeft gebracht en/of gelaten,
immers heeft zij, verdachte, toen haar kind (medische) verzorging behoefde,
(onder meer) opzettelijk nagelaten die (medische) verzorging te verlenen en/of nagelaten tijdig -adequate- (medische) hulp in te roepen en/of
heeft zij opzettelijk nagelaten er voor te zorgen dat er voor [slachtoffer] sprake was van een veilige thuissituatie in die zin dat zij niet heeft voorkomen dat aan [slachtoffer] letsels zijn toegebracht en/of
heeft zij niet door woorden en/of daden voorkomen dat [medeverdachte] geweldshandelingen pleegde en/of kon plegen ten aanzien van [slachtoffer] en/of
heeft zij nagelaten om in te grijpen ter verhindering dat een of meerdere geweldshandelingen door [medeverdachte] werden gepleegd/plaatsvonden tegen [slachtoffer] en/of
heeft zij [slachtoffer] alleen gelaten bij/met [medeverdachte] en/of [slachtoffer] aan de zorg van [medeverdachte] toevertrouwd, terwijl zij wist of moest weten van (meerdere) eerdere geweldshandelingen gepleegd door die [medeverdachte] tegen [slachtoffer] ,
terwijl dit feit de dood van haar kind ten gevolge heeft gehad;
nog meer subsidiair
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 augustus 2017 tot en met 12 oktober 2017, te Hengelo (O) of in ieder geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander, of anderen, althans alleen,
zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam en/of nalatig heeft gehandeld, immers heeft zij, verdachte:
- een of meerdere keren bij [slachtoffer] (geboren op [geboortedag] 2016) blauwe plekken en/of letsel(s) geconstateerd en/of zich daarbij niet of onvoldoende afgevraagd hoe zij aan die blauwe plekken is gekomen en/of
- vervolgens onvoldoende getracht te voorkomen dat die [slachtoffer] blauwe plekken of ander letsel opliep en/of
- er onvoldoende zorg voor gedragen dat voor die [slachtoffer] sprake was van een veilige thuissituatie, hierin bestaande dat verdachte hetzij onvoldoende heeft voorkomen dat door medeverdachte [medeverdachte] geweld werd gepleegd tegen die [slachtoffer] ,
hetzij er onvoldoende zorg voor heeft gedragen te voorkomen in een situatie terecht te komen waarin zij zelf is overgegaan tot het plegen van geweld tegen die [slachtoffer] , waardoor die [slachtoffer] letsel heeft opgelopen, te weten de letsels genoemd onder 5 rubriek A, rubriek B onder 7 tot en met 15 en rubriek C in het definitief sectieverslag van 20 februari 2018, p. 452 e.v. FO-dossier,
ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden;
meest subsidiair
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 augustus 2017 tot en met 12 oktober 2017, te Hengelo (O) of in ieder geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander, of anderen, althans alleen,
zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam en/of nalatig heeft gehandeld, immers heeft zij, verdachte:
- een of meerdere keren bij haar dochter [slachtoffer] (geboren op [geboortedag] 2016) blauwe plekken en/of letsel(s) geconstateerd en/of zich daarbij niet of onvoldoende afgevraagd hoe zij aan die blauwe plekken is gekomen en/of
- vervolgens onvoldoende getracht te voorkomen dat die [slachtoffer] blauwe plekken of ander letsel opliep en/of
- er onvoldoende zorg voor gedragen dat voor die [slachtoffer] sprake was van een veilige thuissituatie, hierin bestaande dat verdachte hetzij onvoldoende heeft voorkomen dat door medeverdachte [medeverdachte] geweld werd gepleegd tegen die [slachtoffer] , hetzij er onvoldoende zorg voor heeft gedragen te voorkomen in een situatie terecht te komen waarin zij zelf is overgegaan tot het plegen van geweld tegen die [slachtoffer] , waardoor die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, te weten een breuk in haar bovenbeenbot en/of een of meerdere ribbreuken en/of een gescheurde milt, lever en maag en/of hersenletsel.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het primair en subsidiair tenlastegelegde, nu het openbaar ministerie de medeverdachte [medeverdachte] verantwoordelijk houdt voor de dood van [slachtoffer] .
Wel is de advocaat-generaal van mening dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het meer subsidiair tenlastegelegde, het opzettelijk in hulpeloze toestand laten van [slachtoffer] in de periode van 24 augustus 2017 tot en met 12 oktober 2017. De advocaat-generaal heeft daartoe onder meer aangevoerd dat verdachte vanaf 24 augustus 2017 meermaals onverklaarbaar letsel bij [slachtoffer] heeft gezien en dat zij in de nacht van 9 op 10 oktober 2017 getuige is geweest van gewelddadig gedrag van de medeverdachte naar [slachtoffer] . Voor verdachte moet het dan ook duidelijk zijn geweest dat haar dochter zich veelvuldig in een onveilige situatie bevond en verdachte heeft nagelaten maatregelen te treffen of adequate hulp in de schakelen. Daarmee heeft zij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat haar dochter geestelijk en/of fysiek zou worden mishandeld.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor alle tenlastegelegde feiten. Voor wat betreft het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte, anders dan de medeverdachte, consistent is geweest in haar verklaringen en dat het dossier voldoende aanwijzingen bevat dat zij naar waarheid heeft verklaard. Bovendien is er geen concreet bewijs dat verdachte haar eigen dochter (al dan niet met voorbedachte raad) van het leven heeft beroofd dan wel zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht.
Wat betreft het meer subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte het handelen van de medeverdachte in de nacht van 9 op 10 oktober 2017, het stoppen van de vingers in de keel van [slachtoffer] , niet als een geweldshandeling heeft geïnterpreteerd en zich dus ook niet bewust is geweest van enige mishandeling door hem.
Bovendien was verdachte zich niet bewust van een concreet gevaar voor de gezondheid of het leven van [slachtoffer] en heeft zij niet bewust de aanmerkelijke kans op het in hulpeloze toestand brengen en/of laten van [slachtoffer] aanvaard door het niet inschakelen van medische hulp. Ook is van eerdere geweldshandelingen door de medeverdachte tegen [slachtoffer] niet gebleken en had verdachte dit ook niet kunnen vermoeden. Wat betreft de bij [slachtoffer] geconstateerde blauwe plekken had verdachte het vermoeden dat deze waren ontstaan als [slachtoffer] in bed omviel als ze ging staan of zitten.
Ten slotte heeft de raadsman nog aangevoerd dat ook niet uit het dossier blijkt dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam en/of nalatig heeft gehandeld door zich niet of onvoldoende af te vragen hoe [slachtoffer] aan de blauwe plekken kwam en/of dit heeft proberen te voorkomen.
Het oordeel van het hof
Het hof is wat betreft het primair en subsidiair tenlastegelegde met de advocaat-generaal en de raadsman van oordeel dat verdachte niet betrokken is geweest bij de handelingen die hebben geleid tot de dood van haar dochter [slachtoffer] , zodat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken. Het hof merkt hierbij op dat de medeverdachte [medeverdachte] , de toenmalige vriend van verdachte, bij arrest van heden door het hof wordt veroordeeld ter zake van doodslag op [slachtoffer] .
Aan verdachte is meer subsidiair tenlastegelegd dat zij zich schuldig zou hebben gemaakt aan overtreding van artikel 255 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Deze bepaling luidt als volgt:
‘Hij die opzettelijk iemand tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging hij krachtens wet of overeenkomst verplicht is, in een hulpeloze toestand brengt of laat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.’
Het hof stelt voorop dat op verdachte als moeder van [slachtoffer] de wettelijke verplichting rustte om haar minderjarige dochter te verzorgen.
Vervolgens ziet het hof zich voor de vraag gesteld of verdachte in strafrechtelijke zin kan worden verweten dat zij [slachtoffer] in een hulpeloze toestand heeft gebracht of gelaten, zoals bedoeld in voornoemd artikel. Om die vraag te kunnen beantwoorden dient eerst vastgesteld te worden of [slachtoffer] zich in een hulpeloze toestand bevond ten tijde van de tenlastegelegde periode van 17 augustus 2017 tot en met 12 oktober 2017.
Van een hulpeloze toestand kan worden gesproken als sprake is van een concreet gevaar voor de gezondheid of het leven van degene tot wiens verzorging de verdachte verplicht is. Het hof merkt daarbij op dat daarvan sprake kan zijn als medische hulp wordt onthouden wanneer die hulp wel noodzakelijk is.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt het hof het volgende af.
Op 12 oktober 2017 is [slachtoffer] in het ziekenhuis [ziekenhuis] te [plaats] overleden toen ze veertien maanden oud was. [slachtoffer] woonde samen met haar moeder, verdachte, en de vriend van moeder, medeverdachte [medeverdachte] , in de woning aan de [adres] te Hengelo. [medeverdachte] is vanaf 17 augustus 2017 officieel bij verdachte komen wonen.
Naast dat [slachtoffer] bij haar moeder verbleef, was zij vanaf donderdagmiddag tot en met zondagmiddag bij haar vader in [plaats] . De vader van [slachtoffer] , [benadeelde 1] , heeft op 12 oktober 2017 verklaard dat hij vanaf medio augustus 2017 meermalen blauwe plekken bij [slachtoffer] heeft geconstateerd op de momenten dat [slachtoffer] bij hem werd gebracht. Het ging volgens [benadeelde 1] de eerste keer om een soort bijtwond op haar linkerwang en daarnaast had zij wondjes bij haar neus en blauwe plekken op haar voorhoofd, slaap en ribbenkast. [benadeelde 1] heeft die avond met [slachtoffer] de huisartsenpost bezocht, maar daar werd de verwonding op de wang van [slachtoffer] niet als bijtwond, maar als mogelijke schimmelinfectie geduid. Ongeveer twee of drie weken later zag [benadeelde 1] voor de tweede keer dat [slachtoffer] blauwe plekken had nadat zijn moeder haar had opgehaald bij verdachte. Het ging om meerdere blauwe plekken in haar gezicht en een blauwe plek op haar knie. En twee weken voor het verhoor van [benadeelde 1] zag hij dat [slachtoffer] weer meerdere blauwe plekken in haar gezicht had.
[verdachte] heeft over die blauwe plekken verklaard dat ze de verschillende plekken zoals [benadeelde 1] die beschreven heeft niet bij [slachtoffer] heeft gezien. Wel zou [benadeelde 1] haar gevraagd hebben naar de (blauwe) plek op de wang van [slachtoffer] , omdat hij dacht dat de hond van de medeverdachte daar misschien verantwoordelijk voor was. Verdachte is in de ochtend van dezelfde dag dat [benadeelde 1] ’s avonds met [slachtoffer] naar de huisartsenpost is gegaan ook met [slachtoffer] bij haar eigen huisarts geweest en die heeft de plek op haar wang niet gezien. En daarnaar gevraagd heeft de huisarts aangegeven toen ook geen andere blauwe plekken op het lichaam van [slachtoffer] te hebben waargenomen. Het hof merkt hierbij op dat pas veel later, op 11 april 2018, door een forensisch odontoloog is vastgesteld dat het bij de verwonding op de wang van [slachtoffer] ging om een bijtverwonding door een mens.
Over de blauwe plekken die ze wel bij [slachtoffer] heeft gezien, eentje op haar neus en op haar voorhoofd, heeft [verdachte] aangegeven dat [slachtoffer] wel eens ergens tegenaan viel of gewoon omviel als ze wilde gaan staan. Ook dacht ze dat [slachtoffer] misschien haar hoofd stootte als ze in bed lag. Bovendien blijkt uit het dossier dat zij op 4 oktober 2017 een babyfoon met camera heeft besteld voor op de kamer van [slachtoffer] . [verdachte] wilde kunnen zien hoe [slachtoffer] aan de blauwe plekken kwam.
Het hof stelt voorop dat uit de in het voorgaande beschreven waarnemingen niet blijkt dat [slachtoffer] op of rond deze momenten in een hulpeloze toestand heeft verkeerd in de zin van de wet. Voorts leidt het hof uit hetgeen verdachte over de blauwe plekken van [slachtoffer] heeft verklaard af dat verdachte op het moment van het constateren hiervan geen verband heeft gelegd met een mogelijke mishandeling van [slachtoffer] . Ook blijkt niet dat ze op enig moment heeft gedacht dat de medeverdachte hier verantwoordelijk voor zou zijn. Dat blijkt ook uit het feit dat verdachte een babyfoon met camera had besteld omdat ze wilde zien hoe [slachtoffer] aan de blauwe plekken kwam. Naar het oordeel van het hof was het feit dat verdachte wel eens blauwe plekken heeft waargenomen bij [slachtoffer] (ook) voor verdachte niet voldoende om aan te nemen dat toen sprake was van een dusdanig concrete onveilige situatie waarbij er voor haar de noodzaak was om onmiddellijk in te grijpen.
Een en ander geldt naar het oordeel van het hof ook voor de situatie zoals die zich in de nacht van 9 op 10 oktober 2017 heeft voorgedaan. Uit het dossier blijkt dat [slachtoffer] in die nacht meerdere keren heeft overgegeven en daarbij zou ook bloed, gal en slijm zijn meegekomen. Verdachte is die nacht wakker geworden en heeft gezien dat medeverdachte [medeverdachte] meerdere vingers in de keel van [slachtoffer] stopte, waarop [slachtoffer] bloed heeft gespuugd. Dit zou [medeverdachte] enkele keren gedaan hebben. [medeverdachte] vertelde haar dat het was om het slijm
los te krijgen. Verdachte heeft daarover verklaard dat [medeverdachte] [slachtoffer] hielp met het spugen en dat er wel ook bloed bij zat, maar dat verdachte niet wist waar het bloed van kwam, omdat [slachtoffer] ook last had van haar doorkomende tandjes. Daarna heeft verdachte [slachtoffer] bij haar in bed genomen en zijn ze gaan slapen. [slachtoffer] heeft tot 10:30 uur geslapen en volgens verdachte ging het toen al wat beter met haar. Ze heeft [slachtoffer] toen ook nog getemperatuurd en ze had geen koorts. Ze heeft [slachtoffer] daarna in de gaten gehouden en vond dat ze opknapte. Toen verdachte [slachtoffer] die avond naar bed bracht zag ze er gewoon uit, lachte ze en zaten ze samen te spelen.
Het hof stelt ook hier voorop dat uit de in het voorgaande beschreven waarnemingen niet blijkt dat [slachtoffer] op of rond de nacht van 9 op 10 oktober 2017 in een hulpeloze toestand heeft verkeerd in de zin van de wet. Voorts leidt het hof uit wat verdachte heeft verklaard over de handelingen die [medeverdachte] bij [slachtoffer] uitvoerde, te weten het steken van de vingers in haar keel, af dat verdachte er op dat moment van uitging dat [medeverdachte] [slachtoffer] wilde helpen met het spugen en dat zij dit op geen enkel moment heeft gezien als een geweldshandeling van [medeverdachte] . Daarna is [slachtoffer] ook gewoon gaan slapen en is niet gebleken dat [slachtoffer] in of na die nacht in een hulpeloze toestand is komen te verkeren noch dat op dat moment (of later in of na die nacht) medische hulp onmiskenbaar en dringend geboden was.
Het hof is dan ook van oordeel dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het meer subsidiair tenlastegelegde nu er geen sprake is geweest van een hulpeloze toestand van [slachtoffer] in de zin van de wet.
Dat die toestand uiteindelijk op 12 oktober 2017 wel is ontstaan, waarna [slachtoffer] is overleden, heeft verdachte op dat moment niet geweten, omdat ze [slachtoffer] op die dag niet gezien heeft voordat ze naar de huisarts ging.
Ten slotte wordt verdachte onder het nog meer subsidiair en meest subsidiair tenlastegelegde verweten dat de dood van [slachtoffer] of de zware mishandeling aan haar schuld te wijten is. Voor een bewezenverklaring daarvan is vereist dat het overlijden van [slachtoffer] of de zware mishandeling redelijkerwijs aan het (niet) handelen van verdachte kan worden toegerekend.
Bij die beoordeling is van belang of verdachte het gevaar dat [slachtoffer] zwaar zou worden mishandeld of zou komen te overlijden in zodanig mate heeft verhoogd dat het redelijkerwijs aan haar kan worden toegerekend. Naar het oordeel van het hof kan geen causaal verband worden vastgesteld tussen het wel of niet handelen van verdachte en de dood van [slachtoffer] .
De conclusie is dan ook dat verdachte van de gehele tenlastelegging zal worden vrijgesproken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 48.170,24. De rechtbank heeft de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard. In hoger beroep heeft mr. F.J.M. Hamers namens de benadeelde partij aangegeven dat de vordering wordt gehandhaafd met aanpassing van enkele onderdelen daarvan.
In hoger beroep bestaat de vordering uit materiële schade (€ 7.541,45) en immateriële schade (€ 40.000,00).
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 40.786,24 en bestaat voor een deel uit materiële schade (€ 786,24) en voor het overige uit immateriële schade.
De rechtbank heeft de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard.
In hoger beroep heeft mr. F.J.M. Hamers namens de benadeelde partij aangegeven dat de vordering wordt gehandhaafd met aanpassing van enkele onderdelen daarvan.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair en meer subsidiair en nog meer subsidiair en meest subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Aldus gewezen door
mr. F.A.M. Bakker, voorzitter,
mr. H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg en mr. O.G. Schuur, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.J. Rosmalen-Jansen, griffier,
en op 5 april 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.