In deze zaak gaat het om een hoger beroep inzake kinderalimentatie na een echtscheiding. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, heeft het hof verzocht om de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland van 12 januari 2021 te vernietigen, waarin haar verzoek om wijziging van de kinderalimentatie werd afgewezen. De man, verweerder in hoger beroep, heeft verweer gevoerd en verzocht de grieven van de vrouw af te wijzen. De ouders van de minderjarige kinderen hebben bij hun echtscheiding in 2011 afspraken gemaakt over de alimentatie, maar de vrouw verzoekt nu om een hogere bijdrage van de man, die volgens haar niet in overeenstemming is met de huidige omstandigheden. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw niet-ontvankelijk is in haar verzoek voor de bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de jong-meerderjarige, die inmiddels meerderjarig is. Het hof heeft de eerdere beschikking van de rechtbank bekrachtigd en het verzoek van de vrouw afgewezen, omdat er geen gewijzigde omstandigheden zijn aangetoond die een wijziging van de alimentatieregeling rechtvaardigen. De beslissing is genomen op 13 januari 2022, waarbij het hof de argumenten van beide partijen heeft gewogen en de eerdere afspraken heeft gerespecteerd.