ECLI:NL:GHARL:2022:255

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 januari 2022
Publicatiedatum
17 januari 2022
Zaaknummer
200.303.822/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot gesloten plaatsing van een jeugdige wegens onvoldoende deugdelijkheid van instemmingsverklaring en ontbrekende stukken

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake het verzoek tot gesloten plaatsing van een jeugdige, aangeduid als [verzoekster], geboren in 2006. Het hof heeft het verzoek afgewezen omdat de vereiste instemmende verklaring van de gedragswetenschapper niet voldoende deugdelijk was en er relevante stukken ontbraken. De verzoekster was eerder onder toezicht gesteld en had in verschillende jeugdzorginstellingen verbleven. De kinderrechter had eerder een machtiging gesloten jeugdhulp verleend, maar het hof oordeelde dat de instemmingsverklaring niet specifiek genoeg was en niet voldeed aan de wettelijke vereisten. Het hof benadrukte dat bij een ingrijpende maatregel als gesloten plaatsing, de minderjarige betrokken moet worden in het proces en dat het verzoekschrift compleet en goed onderbouwd moet zijn. De voormalig voogd had nagelaten om de nodige informatie en documenten te verstrekken, wat leidde tot de conclusie dat de zorgvuldigheid niet in acht was genomen. Het hof vernietigde de eerdere beschikking van de kinderrechter en wees het verzoek tot gesloten plaatsing af.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.303.822/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 137452)
beschikking van 11 januari 2022
inzake
[verzoekster]( [verzoekster] ),
geplaatst in een Jeugdzorg Plus instelling, behandelgroep gesloten (behandelcentrum [naam1] ) te [plaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
advocaat: mr. P.C. van Diest te Zuidlaren.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
(1) de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen(de voormalig voogd),
gevestigd te Assen,
verweerster in hoger beroep,
(2) de gecertificeerde instelling
Jeugdbescherming Regio Amsterdam(de voogd),
gevestigd te Amsterdam.
In zijn toetsende en/of adviserende taak is gekend:
de raad voor de kinderbescherming(de raad),
regio Noord-Nederland, locatie Groningen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 30 september 2021 en 20 oktober 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 13 december 2021;
- een brief namens [verzoekster] van 16 december 2021 met bijlage(n).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 23 december 2021 plaatsgevonden. Namens [verzoekster] is haar advocaat verschenen en namens de voogd (via een beeldbelverbinding)
[naam2] . De moeder van [verzoekster] is als informant opgeroepen maar niet verschenen. Ook de voormalig voogd is niet verschenen.
2.3
Na de mondelinge behandeling zijn met toestemming van het hof ingekomen:
- een brief namens de voogd van 29 december 2021;
- een brief namens [verzoekster] van 3 januari 2022;
- een brief namens [verzoekster] van 4 januari 2022;
- een brief namens de voogd van 4 januari 2022;
- een brief namens [verzoekster] van 6 januari 2022.

3.De feiten

3.1
[verzoekster] is geboren [in] 2006. Op 16 mei 2018 is het gezag van de moeder over [verzoekster] beëindigd en is Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen tot voogd over haar benoemd.
3.2
[verzoekster] heeft jarenlang onder toezicht gestaan en is vanaf mei 2014 (op een korte periode na) uit huis geplaatst geweest. Zij heeft in verschillende (crisis)pleeggezinnen verbleven en is in mei 2016 overgeplaatst naar een gezinshuis. Daarna heeft ze verbleven op crisisplekken van [naam3] , opgevolgd door een periode waarin ze verbleef bij haar moeder. Tijdens het verblijf bij de moeder heeft een incident plaatsvonden en is [verzoekster] weggelopen, waarna een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp is verleend vanaf 30 april 2021 voor de duur van vier weken. Samen met [naam4] is een plan gemaakt om [verzoekster] binnen de duur van de spoedmachtiging, met een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp, naar een open setting over te plaatsen. De kinderrechter heeft daarom op 11 mei 2021 het verzoek van de voormalig voogd om een machtiging gesloten jeugdhulp voor de duur van zes maanden afgewezen. Op 21 mei 2021 is [verzoekster] opnieuw weggelopen tijdens een onbegeleid verlof. Zij is door de politie gevonden in Den Bosch en op 23 mei 2021 teruggebracht bij [naam4] .
3.3
De voormalig voogd heeft vervolgens, in afwijking van het hiervoor opgestelde plan, geconcludeerd dat ingevolge artikel 6.1.3 lid 1 Jeugdwet (Jw) en artikel 6.1.2 Jw een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp voor de duur van vier weken en een machtiging gesloten jeugdzorg voor de duur van zes maanden nodig is.
Een gekwalificeerde gedragswetenschapper die [verzoekster] met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht, heeft op 26 mei 2021 een instemmingsverklaring opgesteld.
3.4
Bij beschikking van 27 mei 2021 heeft de kinderrechter met ingang van die datum een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp verleend voor de duur van vier weken. Bij beschikking van 8 juni 2021 heeft de kinderrechter een machtiging gesloten jeugdhulp voor [verzoekster] verleend met ingang van 8 juni 2021 tot uiterlijk 8 december 2021. Het hof heeft deze beschikking vervolgens, bij beschikking van 26 augustus 2021, bekrachtigd voor zover deze zich uitstrekt over de periode tot 1 oktober 2021, de beschikking voor het overige vernietigd en het verzoek van de voormalig voogd tot een machtiging voor gesloten jeugdhulp per
1 oktober 2021 alsnog afgewezen. Het hof heeft daarbij overwogen dat het aan de voormalig voogd is om voor die datum toe te werken naar een plaatsing van [verzoekster] in een open setting op basis van een voorwaardelijke machtiging (om [verzoekster] in een gesloten accommodatie te plaatsen).
3.5
Bij beschikking van 30 september 2021 heeft de kinderrechter met ingang van die datum een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp verleend voor de duur van vier weken. Bij de bestreden beschikking van 20 oktober 2021 heeft de kinderrechter een machtiging gesloten jeugdhulp voor [verzoekster] verleend met ingang van (naar het hof begrijpt:) 20 oktober 2021 tot 12 januari 2022. Het resterende verzoek van de voormalig voogd, inhoudende een verzoek tot het verlenen van een machtiging om [verzoekster] voor een langere duur gesloten te plaatsen (tot in totaal zes maanden), is aangehouden.
3.6
Bij beschikking van 23 november 2021 is Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen ontslagen uit haar taken als voogd en is Jeugdbescherming Regio Amsterdam benoemd tot voogd over [verzoekster] .
3.7
[verzoekster] is tot eind juli 2021 bij [naam4] op een gesloten afdeling geplaatst. Daarna is ze overgeplaatst naar een behandelgroep gesloten van [naam1] in [plaats1] . [verzoekster] is op basis van de nu bestreden beschikking nog steeds geplaatst op de behandelgroep gesloten van [naam1] . Zij heeft zich sinds die beschikking meerdere malen (gedurende meerdere dagen) aan de zorg van [naam1] onttrokken. Voor het laatst op 7 december 2021 is [verzoekster] weggelopen tijdens een verlofmoment. In de nacht van 30 op 31 december 2021 is zij teruggekeerd bij [naam1] , waar zij nu weer verblijft op de gesloten afdeling.

4.De motivering van de beslissing

Wettelijk kader (voor zover hier van belang)4.1 Ingevolge artikel 6.1.2 lid 1 Jw kan de kinderrechter op verzoek een machtiging verlenen om een jeugdige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven. Een machtiging kan ingevolge artikel 6.1.2 lid 2 Jw slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren en de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
4.2
Het verzoek behoeft ingevolge artikel 6.1.2 lid 6 Jw de instemming van een gekwalificeerde gedragswetenschapper die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht.
Verloop van de zitting en de twee weken daarna
4.3
[verzoekster] is op 7 december 2021 na een onbegeleid verlof niet teruggekeerd naar [naam1] . Op de dag van de zitting van het hof (op 23 december 2021) bleek dat [verzoekster] nog steeds niet terug was bij [naam1] . Wel had [verzoekster] haar advocaat laten weten graag bij de zitting te willen zijn, maar die vanwege vervoersperikelen niet te kunnen bijwonen. Tijdens de zitting bij het hof bleek ook dat de namens de (nieuwe) voogd betrokken jeugdzorgwerker nog geen één-op-één-contact had gehad met [verzoekster] sinds de overdracht van de voogdij. Het hof achtte op dat moment het meest in het belang van [verzoekster] dat hier verandering in kwam. De voogd zag mogelijkheden voor plaatsing in een open setting en wilde ook daarom graag met [verzoekster] in gesprek. Het hof heeft daarom onderzocht of [verzoekster] toch in persoon kon worden gehoord en of het contact tussen [verzoekster] en haar voogd tot stand gebracht kon worden.
4.4
Omdat [verzoekster] weggelopen was en niet over een telefoon beschikte met een simkaart, maar wel over een telefoon met internetmogelijkheden, is tijdens de zitting met haar gesproken via twee bij elkaar gebrachte telefoons, één met telefoonverbinding en de ander met een verbinding via Snapchat-bellen door tussenkomst van één van de medewerkers van [naam1] .
4.5
Met [verzoekster] , haar advocaat en de jeugdzorgwerker is vervolgens afgesproken dat [verzoekster] de volgende dag (24 december 2021) naar haar moeder zou gaan en daar, zo rond 11 uur, zou bellen met de jeugdzorgwerker. Indien gewenst kon [verzoekster] eerst nog met haar advocaat bellen. Insteek van het gesprek tussen [verzoekster] en de jeugdzorgwerker was het bespreken van de mogelijkheden voor een eventuele open plaatsing van [verzoekster] op korte termijn. Met het oog op deze afspraak is in het belang van [verzoekster] de beslissing van het hof eerst aangehouden en is afgesproken dat de jeugdzorgwerker het hof en (de advocaat van) [verzoekster] uiterlijk 31 december 2021 zou informeren over het gesprek en wat de mogelijkheden zijn, waarna de advocaat van [verzoekster] hierop zou mogen reageren.
4.6
Namens de voogd en [verzoekster] zijn meerdere reacties ingediend. Hieruit valt op te maken dat [verzoekster] haar voogd op 24 december 2021 rond 11.00 uur niet heeft gebeld, en dat [verzoekster] zich in de nacht van 30 op 31 december 2021 weer gemeld heeft bij [naam1] .
Beoordeling
4.7
Omdat de aanhouding van de zaak ten behoeve van een (telefonisch) contact tussen [verzoekster] en de jeugdzorgwerker niet tot het gewenste resultaat heeft geleid ligt nog steeds het hoger beroep van [verzoekster] voor. Daarbij gaat het hof ervan uit, zoals blijkt uit de strekking van de grieven en de laatste brieven namens [verzoekster] , dat [verzoekster] verzoekt om de bestreden beschikking te vernietigen en het inleidend verzoek tot het verlenen van een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor de duur van zes maanden alsnog af te wijzen. Het hof zal dit verzoek van [verzoekster] toewijzen, om de volgende redenen.
4.8
De onderbouwing van de noodzaak van een machtiging tot gesloten plaatsing van een minderjarige steunt in belangrijke mate op de instemmende verklaring van een gekwalificeerde gedragswetenschapper die de minderjarige kort voor het verzoek heeft gesproken. Aan die verklaring komt dan ook groot gewicht toe. De instemmingsverklaring dient deugdelijk en controleerbaar te zijn en mag niet voor tweeërlei uitleg vatbaar zijn. Daarvan is in deze zaak geen sprake. In het dossier bevindt zich één instemmingsverklaring met als datum 30 september 2021. De instemmingsverklaring verwijst zowel naar een spoedmachtiging als naar een machtiging gesloten jeugdhulp voor langere duur. Op welke machtiging deze verklaring specifiek betrekking heeft is niet met zekerheid vast te stellen.
[verzoekster] betwist dat de gedragswetenschapper met haar heeft gesproken over een gesloten plaatsing van langere duur dan vier weken. Zij voert aan dat zij enkel en alleen door de gedragswetenschapper is onderzocht met het oog op de door de GI verzochte spoedmachtiging gesloten jeugdzorg. Voor het hof is niet vast te stellen of het betoog van [verzoekster] klopt. Namens de voormalig voogd is geen verweer gevoerd en de voormalig voogd is niet ter zitting verschenen om de vragen van het hof hierover te beantwoorden.
Verder wordt in de instemmingsverklaring naar een verzoekschrift van de GI met datum
29 september 2021 verwezen en naar een bijgevoegde reactie van [verzoekster] op de instemmingsverklaring, welke allebei niet bij de stukken zitten. Tot slot vindt de gedragswetenschapper dat gesloten plaatsing van [verzoekster] voor een ‘korte periode’ noodzakelijk is, maar hij geeft niet aan wat onder een “korte periode” moet worden verstaan.
4.9
Uitgangspunt bij een ingrijpende kinderbeschermingsmaatregel als een gesloten plaatsing is dat een verzoek hiertoe wordt besproken met de minderjarige. De voormalig voogd heeft in het verzoekschrift aangegeven dat het verzoek niet met [verzoekster] is besproken omdat [verzoekster] niet achter het verzoek staat.
Niet valt in te zien waarom het verzoek door de voormalig voogd niet is besproken met [verzoekster] . Hier is alle gelegenheid voor geweest, omdat [verzoekster] in die periode op de gesloten afdeling van [naam1] verbleef. Het enkele feit dat [verzoekster] het (naar verwachting) niet eens is met het verzoek, vormt geen reden om een ingrijpend verzoek als waar het hier om gaat, niet met haar te bespreken.
4.1
Het verzoekschrift behoort bovendien compleet te zijn en het verzoek moet voldoende onderbouwd worden. In het onderhavige geval ontbreken bijlagen bij het verzoekschrift: zo ontbreekt de beschikking van het hof van 26 augustus 2021, evenals het behandelplan van [naam1] . Verder is niet duidelijk geworden wat de voormalig voogd heeft gedaan in de periode na de beschikking van het hof van 26 augustus 2021, waarin de opdracht is gegeven om voor 1 oktober 2021 toe te werken naar een plaatsing van [verzoekster] in een open setting op basis van een voorwaardelijke machtiging. De voormalig voogd heeft weliswaar enige informatie verschaft in het inleidende verzoekschrift, maar zij heeft, zoals hiervoor ook al aangegeven, geen verweerschrift in hoger beroep ingediend en is ook niet ter zitting bij het hof verschenen om een mondelinge toelichting te geven. De (nieuwe) voogd was, ondanks een overdracht van de voormalig voogd, ook niet in staat de benodigde informatie te verschaffen. Evenmin zijn de ontbrekende stukken door de voogd alsnog aangeleverd. Ten slotte lijkt uit de evaluatie van het voogdijplan van juli 2021 te volgen dat deze niet samen met [verzoekster] is opgesteld en/of besproken en is deze in ieder geval niet door [verzoekster] ondertekend.
4.11
Het hof concludeert dan ook dat er diverse (formele) gebreken (tekortschietende instemmingsverklaring, niet horen minderjarige, incompleet verzoekschrift en onvoldoende onderbouwd verzoek) kleven aan het verzoek van de voormalig voogd. De grote mate van zorgvuldigheid die moet worden betracht bij een zo zware kinderbeschermingsmaatregel als een gesloten plaatsing, is hier niet in acht genomen. Het hof zal de bestreden beschikking daarom vernietigen en het inleidende verzoek van de voormalig voogd alsnog afwijzen. Het hof komt aldus niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de noodzaak van een machtiging tot gesloten plaatsing van [verzoekster] .

5.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 20 oktober 2021, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en opnieuw beschikkende:
wijst het verzoek tot het verlenen van een machtiging tot het doen opnemen en doen verblijven van [verzoekster] , geboren [in] 2006, in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg alsnog af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.B.E.M. Rikaart-Gerard, M.P. den Hollander en J.W. Keuning, bijgestaan door mr. M.J. Muller als griffier en is op 11 januari 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.