ECLI:NL:GHARL:2022:2544

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 maart 2022
Publicatiedatum
4 april 2022
Zaaknummer
P21/0381
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep terbeschikkingstelling en delictgevaar in de zaak tegen terbeschikkinggestelde

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 25 oktober 2021. De rechtbank had de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde afgewezen. Het hof oordeelt echter anders over het aanwezige delictgevaar. Ondanks dat de kliniek en externe deskundigen verschillende inschattingen maken van de recidiverisico's, blijkt uit de risicotaxaties dat er nog steeds een risico op herhaling van geweldsdelicten aanwezig is. Het hof concludeert dat de veiligheid van anderen een verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar vereist, maar is van mening dat het recidivegevaar tot een aanvaardbaar niveau is teruggebracht, waardoor de verpleging van overheidswege voorwaardelijk kan worden beëindigd.

De terbeschikkinggestelde, geboren in 1976, heeft een geschiedenis van antisociale gedragsproblemen en heeft het indexdelict, verkrachting, onder invloed van alcohol gepleegd. Het hof heeft de terbeschikkinggestelde gehoord, evenals zijn raadsvrouw en de advocaat-generaal. De deskundigen hebben verschillende meningen over het recidiverisico, maar het hof heeft vastgesteld dat de terbeschikkinggestelde positieve ontwikkelingen heeft doorgemaakt en dat het risico op herhaling van het indexdelict laag is. De terbeschikkingstelling wordt verlengd met één jaar, met bijzondere voorwaarden waaronder het verbod op middelengebruik en toezicht van de reclassering. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd en de verpleging van overheidswege beëindigd, met de opdracht aan de reclassering om de terbeschikkinggestelde te ondersteunen bij de naleving van de voorwaarden.

Uitspraak

TBS P21/0381
Beslissing d.d. 17 maart 2022
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van het openbaar ministerie in de zaak tegen
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1976,
verblijvende in [forensisch psychiatrisch centrum] te [plaats] .
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 25 oktober 2021. Daarbij is een verzoek tot aanhouding van de behandeling van de zaak teneinde een zogenaamd maatregelrapport door de reclassering te laten opmaken afgewezen en is de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling afgewezen.
Het hof heeft gelet op de stukken waarvan de rechtbank kennis heeft genomen, alsmede op de volgende stukken:
  • het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
  • de beslissing waarvan beroep;
  • de akte van beroep van de officier van justitie van 5 november 2021;
  • de appelschriftuur van de officier van justitie van 16 november 2021;
  • de aanvullende informatie van [forensisch psychiatrisch centrum] van 16 februari 2022, met als bijlagen de wettelijke aantekeningen van 4 oktober 2021 tot en met 14 februari 2022;
  • het verslag van de zorgconferentie van 10 februari 2022.
Het hof heeft ter zitting van 3 maart 2022 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S. Marjanovic, advocaat te 's-Gravenhage, en de advocaat-generaal mr. D.J. de Jong. Daarnaast zijn als deskundigen gehoord [psychiater] , psychiater, en [klinisch psycholoog] , klinisch psycholoog.

Overwegingen:

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde
De terbeschikkinggestelde vindt dat de reclassering hem niet altijd serieus heeft genomen. Hij is echter ook wel eens begeleid door een toezichthouder van de reclassering met wie hij goed kon samenwerken. De terbeschikkinggestelde heeft respect voor vrouwen en hij vindt het terecht dat de maatregel aan hem is opgelegd voor verkrachting. Tijdens zijn langdurige terbeschikkingstelling heeft hij veel relaties gehad met vrouwen en is er - ook tijdens zijn verloven en onttrekkingen aan het toezicht - nooit sprake geweest van incidenten die zijn gerelateerd aan het indexdelict. Ten tijde van het indexdelict was hij een jongeman van 25. Hij heeft baat gehad bij zijn behandeling. Hij heeft zijn agressie onder controle gekregen. Hij verwacht ook niet dat hij zich opnieuw schuldig zal maken aan verwervingscriminaliteit. Na de laatste onttrekking is hij een maand op de vlucht geweest en heeft hij geen enkel misdrijf gepleegd. De terbeschikkinggestelde wil bij zijn oma op een woonwagencentrum gaan wonen. Zijn hele familie, waaronder zijn ouders en broer, wonen ook op een woonwagencentrum.
Een verlenging van de terbeschikkingstelling is in strijd is met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Voor wat betreft het indexdelict wordt het recidiverisico als laag ingeschat. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat niet langer wordt voldaan aan het gevaarscriterium. Gelet op de jurisprudentie van het gerechtshof heeft de raadsvrouw subsidiair bepleit de terbeschikkingstelling met een termijn van één jaar te verlengen en de verpleging van overheidswege voorwaardelijke te beëindigen onder de door het hof zelf te formuleren voorwaarden die niet of nauwelijks vrijheidsbeperkend zijn. De raadsvrouw heeft meer subsidiair bepleit de verpleging van overheidswege voorwaardelijk te beëindigen onder de voorwaarden zoals die zijn voorgesteld door de deskundigen [psychiater] en [klinisch psycholoog] , Uiterst subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om aanhouding teneinde de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging te laten onderzoeken door de reclassering. De raadsvrouw heeft daarbij opgemerkt dat de terbeschikkinggestelde altijd bereid is geweest en zal blijven om samen te werken met reclassering.
Het standpunt van het openbaar ministerie
Het openbaar ministerie is het niet eens met de conclusie van de rechtbank dat niet meer wordt voldaan aan het gevaarscriterium voor verlenging van de terbeschikkingstelling. Ter zitting hebben de deskundigen [psychiater] en [klinisch psycholoog] geen wezenlijk andere conclusies ten aanzien van het recidiveriscio getrokken dan de conclusies die zij beschrijven in hun pro justitiarapportages. Uit de verklaringen van de deskundigen valt wel op te maken dat de verkrachting waarvoor de terbeschikkingstelling is opgelegd niet alleen een zedendelict, maar ook een agressief delict is geweest. Het risico op herhaling van een zedendelict wordt door alle deskundigen als laag ingeschat, zij het dat de deskundige [psychiater] ter zitting heeft verklaard dat dit risico laag tot matig is. Er wordt verschillend gedacht over risico op herhaling van andere geweldsdelicten. Dit risico wordt ingeschat als laag door [klinisch psycholoog] , als matig tot hoog door [psychiater] en als hoog door de kliniek. Het recidiverisico is wel degelijk aanwezig. De rechtbank heeft uitsluitend gekeken naar het lage risico op herhaling van het indexdelict. Uit de jurisprudentie van de penitentiaire kamer van dit hof en de tekst of strekking van de wet volgt niet dat uitsluitend moet worden gekeken naar de kans op herhaling van een indexdelict. Uitgaande van gemiddelden van de risico-inschattingen door de deskundigen en de kliniek is het recidiveriscio ten aanzien van geweldsdelicten matig tot hoog. De terbeschikkinggestelde heeft zich in het verleden ook schuldig gemaakt aan straatroven. Op diefstal met geweld of afpersing op de openbare weg staat een maximale gevangenisstraf van dezelfde duur als op verkrachting. Aan het criterium van het delictgevaar voor verlenging van de terbeschikkingstelling wordt voldaan. Met name gelet op het recidiverisico ten aanzien van geweldsdelicten is een verlenging van de terbeschikkingstelling, ondanks de lange duur, niet in strijd met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Wat betreft het openbaar ministerie is een onderzoek naar de mogelijkheid van een voorwaardelijke verpleging van overheidswege wel aan de orde.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van de beslissing van de rechtbank en tot verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van één jaar. Daarnaast heeft de advocaat-generaal primair verzocht om aanhouding van de zaak ten behoeve van het doen opstellen van een maatregelenrapport, waarin de reclassering – ook wanneer zij blijft bij het eerder namens haar ingenomen negatieve standpunt ten aanzien van de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging – voorwaarden formuleert waaronder de verpleging van overheidswege voorwaardelijk kan worden beëindigd. De advocaat-generaal heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat de verpleging van overheidswege voorwaardelijk dient te worden beëindigd onder minimale voorwaarden, zoals is geadviseerd door de deskundigen [psychiater] en [klinisch psycholoog] . Daarbij acht de advocaat-generaal het met name van belang dat het risico van alcoholgebruik door de terbeschikkinggestelde, waarvan hij zelf zegt dat dit hem in het verleden tot een ander mens maakte, wordt gemonitord.
Het oordeel van het hof
Vernietiging
Het hof komt tot een ander oordeel dan de rechtbank ten aanzien van het thans nog aanwezige delictgevaar. Alleen al om die reden zal het hof de beslissing van de rechtbank vernietigen en opnieuw rechtdoen.
Indexdelict
De rechtbank Roermond heeft de terbeschikkinggestelde bij vonnis van 12 april 2002 veroordeeld ter zake van - onder meer - verkrachting, meermalen gepleegd. Deze misdrijven zijn gericht tegen of veroorzaken gevaar voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen.
Stoornissen en recidivegevaar
Uit het verlengingsadvies van de kliniek volgt dat er bij de terbeschikkinggestelde sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een stoornis in alcoholgebruik. Hij heeft het indexdelict onder invloed van alcohol begaan. Zijn alcoholverslaving is reeds jaren in remissie, zij het onder toezicht. Thans zijn er bij hem nog antisociale kenmerken aanwezig, maar zijn antisocialiteit is wel een stuk milder geworden. De diagnostische conclusie van de kliniek wordt onderschreven door de externe deskundigen [psychiater] en [klinisch psycholoog] .
De kliniek en de externe deskundigen schatten de kans op herhaling van een (gewelddadig) zedendelict als laag in. Zij komen echter tot verschillende inschattingen van het recidiveriscio wat betreft andere (gewelds)delicten. De kliniek acht de kans groot dat de terbeschikkinggestelde terugvalt in het gebruik van alcohol of andere middelen en dat hij komt tot verwervingscriminaliteit wanneer de huidige maatregel per direct wordt beëindigd en hij op straat komt te staan. De kans dat hij uiteindelijk terugvalt in gewelddadig gedrag wordt door de kliniek met name op de langere termijn als hoog ingeschat. De kans op vermogensdelicten wordt op de korte termijn als laag en op de langere termijn mogelijk als matig ingeschat door psycholoog [klinisch psycholoog] , maar het risico op toekomstig geweld in bredere zin schat hij als laag in. Psychiater [psychiater] schat in dat het risico op verwervingscriminaliteit en daarmee samenhangende agressie gradueel zal oplopen tot een matig-hoog recidiverisico bij het plotseling wegvallen van een juridisch kader.
Ter zitting van het hof heeft psychiater [psychiater] een toelichting gegeven op de risicotaxatie die is opgenomen in zijn pro justitiarapportage. De terbeschikkinggestelde heeft een uitgebreide justitiële documentatie en een voorgeschiedenis van antisociale gedragsproblemen, maar hij is niet eerder veroordeeld voor seksueel geweld. Bij hem is geen parafiele of andere seksuele problematiek aan de orde. Hij scoort vooral op historische risicofactoren die betrekking hebben op niet-seksueel geweld. Hij is wel eerder veroordeeld voor agressieve delicten. Bij hem is het antisociale gedragspatroon nog wel aanwezig maar duidelijk verminderd. Hij heeft een positieve ontwikkeling doorgemaakt. De psychiater schat het risico op seksueel geweld ten hoogste als laag-matig in. De terbeschikkinggestelde past niet in het profiel van een typische zedendelinquent. De dynamiek van macht en onmacht, die zich veelal voordoet bij verkrachters, speelt bijvoorbeeld geen rol bij hem. Ten tijde van het indexdelict was er bij hem sprake van ernstige alcoholproblematiek. Een eventuele terugval van de terbeschikkinggestelde in middelengebruik is een risicofactor wat betreft zowel zedendelicten als verwervingscriminaliteit. Ter zitting heeft psycholoog [klinisch psycholoog] geopperd dat het begane zedendelict hier mogelijk vooral een uiting van agressie was.
Het hof stelt vast dat de terbeschikkinggestelde het indexdelict heeft begaan onder invloed van alcohol en zijn antisociale persoonlijkheidsstoornis. De persoonlijkheidsproblematiek is in ieder geval nog bij hem aanwezig. De kans dat hij terugvalt in alcoholgebruik kan niet uitgesloten worden geacht. Het mechanisme dat heeft geleid tot het indexdelict kan zich dus opnieuw bij hem voordoen. Het indexdelict omvat een agressieve component en vertoont in zoverre gelijkenis met geweldsdelicten waarvoor hij is veroordeeld. Hoewel de kliniek en de externe deskundigen de recidiverisico’s verschillend inschatten, komt uit de risicotaxaties naar voren dat het risico op herhaling van geweldsdelicten vooral bij een directe beëindiging van de terbeschikkingstelling nog wel aanwezig is. Naar het oordeel van het hof is er thans nog sprake van een zodanig delictgevaar dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van één jaar eist.
Voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege
Het hof is echter van oordeel dat het recidivegevaar tot een zodanig aanvaardbaar niveau is teruggebracht dat het verantwoord is de verpleging van overheidswege voorwaardelijk te beëindigen. Ten aanzien van de daaraan te stellen voorwaarden overweegt het hof als volgt.
Psychiater [psychiater] schrijft in zijn pro justitiarapportage dat de terbeschikkinggestelde na twee eerdere voorwaardelijke beëindigingen van de verpleging niet in staat is gebleken zich te houden aan voorwaarden, waarbij met name het aantal onttrekkingen en ontvluchtingen opvallend is. Gezien het als vrij laag ingeschatte recidiverisico ten aanzien van het indexdelict heeft het verblijf van de terbeschikkinggestelde in de kliniek geen toegevoegde waarde meer. Hij heeft zijn behandelplafond bereikt. Het doorgaan op de huidige voet zal alleen maar leiden tot verdere toename van frustraties en een herhaling van zetten. De psychiater adviseert de verpleging van overheidswege opnieuw voorwaardelijk te beëindigen met beperkte voorwaarden, waaronder het abstinent blijven van middelen en dan met name van alcohol, en toezicht van de reclassering. De ‘match’ met de toezichthouder is hierbij van groot belang. Indien de terbeschikkinggestelde in staat blijkt zich binnen billijke grenzen te houden aan de minimale voorwaarden, adviseert de psychiater de terbeschikkingstelling - na verlenging met één jaar - definitief af te ronden. Dit is eveneens geadviseerd door psycholoog [klinisch psycholoog] . De psychiater en de psycholoog hebben hun adviezen ter zitting van het hof toegelicht en gehandhaafd.
De kliniek heeft haar advies tot verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege gehandhaafd. In de ogen van de kliniek dient een voorwaardelijke beëindiging zorgvuldig te worden voorbereid in samenwerking met de reclassering.
Uit het verslag van de zorgconferentie komt echter naar voren dat de daarbij aanwezige vertegenwoordiger van de reclassering het standpunt heeft ingenomen dat een voorwaardelijke beëindiging niet aan de orde is. De reclassering staat nog achter haar rapportage uit 2020 - inhoudende het advies de verpleging van overheidswege te hervatten - omdat de terbeschikkinggestelde na de hervatting van de verpleging niet heeft deelgenomen aan therapieën. De reclassering vindt een onderzoek naar de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging ook niet opportuun.
Het hof ziet geen meerwaarde in een verdere klinische behandeling van de persoonlijkheidsproblematiek van de terbeschikkinggestelde. Zijn vorige resocialisatiepogingen in het kader van een voorwaardelijke beëindiging zijn telkens mislukt doordat hij zich onttrok aan het toezicht. Van herhaling van geweldsdelicten was echter geen sprake in de afgelopen jaren en het recidiverisico is in de loop van de tijd toch substantieel afgenomen.
Het hof acht zich op basis van de aanwezige informatie voldoende voorgelicht om te kunnen oordelen over het door het openbaar ministerie ingediende beroep. Het verzoek van de advocaat-generaal om een maatregelenrapport door de reclassering te doen opstellen wordt afgewezen. De noodzakelijkheid daarvan is niet gebleken. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is voldoende gebleken wat de risicofactoren van de terbeschikkinggestelde zijn en welke voorwaarden aan de voorwaardelijke beëindiging moeten worden gesteld om de risico’s te beperken.
Het hof beschouwt de sociale inbedding van de terbeschikkinggestelde en de kans dat hij terugvalt in middelengebruik als zijn belangrijkste risicofactoren. Ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen zal het hof de hierna te melden voorwaarden betreffende het gedrag van de terbeschikkinggestelde stellen op grond van artikel 6:6:10, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De terbeschikkinggestelde komt niet op straat te staan wanneer hij de kliniek verlaat. Hij kan bij zijn oma gaan wonen, heeft ook contact met andere familieleden en heeft aangegeven bij zijn broer aan het werk te kunnen gaan. Het hof acht het wel aangewezen dat de reclassering toezicht houdt op zijn sociale inbedding.
De terbeschikkinggestelde wordt verboden middelen te gebruiken en verplicht mee te werken aan controles op de naleving van dit verbod. Bij een eventuele terugval in middelengebruik zou door de reclassering meer moeten worden gekeken naar de mogelijkheden van een op de terugval gerichte interventie dan naar een hervatting van de verpleging van overheidswege. Daar hoort bij dat de terbeschikkinggestelde dient mee te werken aan die interventie, ook als dit inhoudt dat hij zich ambulant laat behandelen dan wel zich laat opnemen in een door de reclassering te bepalen instelling, wat ook een forensische psychiatrische verslavingskliniek kan zijn.
Het hof zal de reclassering opdragen de terbeschikkinggestelde hulp en steun bij de naleving van de voorwaarden te verlenen op grond van artikel 38, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. Daarbij gaat het hof ervan uit dat de reclassering bij de keuze van de toezichthouder rekening houdt met het profiel van de terbeschikkinggestelde en het reclasseringstoezicht met name ziet op de verlening van de hulp en steun, de controle op abstinentie van middelengebruik en de rapportage over de sociale inbedding. Gezien het verleden en gezien de uitgebrachte rapporten bestaat bij het hof de verwachting dat te intensief en directief toezicht het gevaar op mislukking zal vergroten. Het vinden van de juiste maatvoering komt hier nogal nauw. Dit betekent overigens niet dat de terbeschikkinggestelde bepaalt wie zijn toezichthouder wordt en hoe die zijn werk doet.
Op het moment dat de terbeschikkinggestelde heeft laten zien dat de abstinentie van middelen en de sociale inbedding bestendigd zijn, zal worden beoordeeld of de terbeschikkingstelling onvoorwaardelijk kan worden beëindigd.
Het hof heeft vastgesteld dat de terbeschikkinggestelde bereid is deze voorwaarden na te leven.

Beslissing

Het hof:
Vernietigtde beslissing van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 25 oktober 2021 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde
[terbeschikkinggestelde] .
Verlengtde terbeschikkingstelling met een termijn van
één jaar.
Wijst afhet verzoek tot het doen opstellen van een maatregelenrapport door de reclassering.
Beëindigtde verpleging van overheidswege en stelt daarbij, naast de van rechtswege geldende algemene voorwaarden, de bijzondere voorwaarden dat de terbeschikkinggestelde:
1. zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. zich zal vestigen in de woning van zijn grootmoeder dan wel in overleg met de reclassering een andere woning;
3. zelf zorg draagt voor een voor een zinvolle dagbesteding;
4. géén verdovende middelen of alcohol zal gebruiken en voor de naleving van dit verbod zal meewerken aan bloedonderzoek of urineonderzoek;
5. zich bij een eventuele terugval in middelengebruik op aanwijzing van de reclassering ambulant zal laten behandelen dan wel zal laten opnemen in een door de reclassering aan te wijzen instelling, zolang als de behandelaars en reclassering dit nodig vinden, maar voor een duur van ten hoogste zeven aaneengesloten weken, met een totaal van ten hoogste veertien weken per kalenderjaar.
DraagtReclassering Nederland op de terbeschikkinggestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Aldus gedaan door
mr. M.E. van Wees als voorzitter,
mr. G. Mintjes en mr. P.C. Vegter als raadsheren,
drs. I. van Outheusden en drs. R.J.A. van Helvoirt als raden,
in tegenwoordigheid van mr. R. Hermans als griffier,
en op 17 maart 2022 in het openbaar uitgesproken.
Mr. P.C. Vegter en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.