In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen en de kinderalimentatie na een echtscheiding. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft de bestreden beschikking van de rechtbank Midden-Nederland aangevochten, waarin de hoofdverblijfplaats van de kinderen en de alimentatieverplichtingen zijn vastgesteld. De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over hun drie kinderen, die na de echtscheiding in 2017 zijn geboren. De moeder verzoekt het hof om de hoofdverblijfplaats van de jongste dochter bij haar te bepalen, terwijl de vader verzoekt om de bestreden beschikking te bekrachtigen.
Het hof heeft vastgesteld dat de situatie van de kinderen is gewijzigd, waarbij de jongste dochter sinds medio december 2021 volledig bij de vader verblijft. De moeder heeft in hoger beroep aangevoerd dat de hoofdverblijfplaats van de jongste dochter bij haar moet zijn, maar het hof oordeelt dat de huidige situatie bij de vader moet blijven, gezien de stabiliteit en de behoefte van het kind. De moeder heeft ook bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de kinderalimentatie, die door de rechtbank was vastgesteld op € 70,- per kind per maand. Het hof heeft geoordeeld dat de alimentatie voor alle drie de kinderen gelijk verdeeld moet worden, en heeft de bijdrage vastgesteld op € 204,- per maand, met een verhoging per 1 januari 2022. De moeder is ook veroordeeld om een bedrag van € 2.395,- aan de vader te vergoeden voor onterecht onttrokken bedragen aan de kinderrekening. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad.