ECLI:NL:GHARL:2022:249

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 januari 2022
Publicatiedatum
17 januari 2022
Zaaknummer
200.291.580/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming bijzondere curator in omgangszaak tussen vader en minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 januari 2022 een tussenbeschikking gegeven in een hoger beroep inzake de omgang tussen een vader en zijn minderjarige kind. Het hof oordeelt dat er geen contra-indicaties zijn voor omgang met de vader, maar dat er behoefte is aan een bijzondere curator om de stem van het kind beter te vertegenwoordigen. De vader heeft in eerdere stukken aangetoond dat hij positieve ontwikkelingen heeft doorgemaakt, waaronder het succesvol afronden van behandelingen en het opbouwen van een stabiele leefsituatie. De moeder daarentegen heeft twijfels over de duurzaamheid van deze veranderingen en vreest dat contactherstel schadelijk kan zijn voor het kind, dat zelf heeft aangegeven pas op latere leeftijd contact te willen met zijn vader. Het hof heeft besloten om een bijzondere curator te benoemen die de belangen van het kind zal behartigen en zal adviseren over de omgangsregeling. De bijzondere curator moet binnen drie maanden rapporteren over de situatie van het kind en zijn wensen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.291.580/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 172132)
beschikking van 11 januari 2022
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. H.L. Thiescheffer te Leeuwarden,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. D.M. Leutenegger te Bolsward.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
de gezinshuisouders van [de minderjarige],
wonende te [woonplaats3] ,
verder te noemen: de gezinshuisouders, en
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
verder te noemen: de GI,
gevestigd te Amsterdam.
In zijn toetsende en/of adviserende taak is gekend:
de raad voor de kinderbescherming(de raad),
regio Noord Nederland, locatie Leeuwarden.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 9 november 2021 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
- een brief van de gezinshuisouders van 19 november 2021;
- een journaalbericht namens de vader van 22 november 2021 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de moeder van 25 november 2021 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de vader van 6 december 2021;
- een journaalbericht namens de moeder van 6 december 2021.

2.De motivering van de beslissing

2.1
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de (tussen)beschikking van
9 november 2021.
2.2
In die beschikking heeft het hof overwogen dat er in het dossier stukken ontbreken die zicht kunnen geven op de huidige persoonlijke situatie van de vader en (de resultaten van) de behandeling(en) die hij heeft gevolgd. Ook heeft het hof toen overwogen dat er nog steeds onvoldoende zicht is op hoe het met [de minderjarige] gaat en of hij de omgang met zijn vader aan kan. Verder komt in die beschikking naar voren dat het hof overweegt om voor [de minderjarige] een bijzondere curator te benoemen. Omdat het hof zich ten aanzien van de omstandigheden
van de vader en de wensen en belangen van [de minderjarige] onvoldoende voorgelicht achtte om
een verantwoorde beslissing te kunnen nemen over het verzoek van de vader om een omgangsregeling met [de minderjarige] vast te stellen, is de behandeling van de zaak aangehouden.
Het hof heeft de vader verzocht om nadere stukken met betrekking tot zijn actuele situatie
in te dienen.
2.3
De vader heeft daarop bij zijn brief van 22 november 2021 verschillende nadere stukken ingediend, waaronder de afsluitbrief van Verslavingszorg Noord Nederland (VNN) van 15 juni 2021. In de brief van VNN komt naar voren dat het al langere tijd goed gaat met de vader, hij al geruime tijd clean is van middelen en daar ook geen behoefte meer aan heeft. Verder komt naar voren dat de vader heeft geleerd op een positieve manier voor zichzelf op te komen, grenzen te herkennen en om hulp te vragen waar nodig. Hij is tevreden met hoe het in zijn leven gaat, heeft werk, een nieuwe vriendin en positieve mensen om zich heen. Ook wordt genoemd dat de vader op een positieve wijze is veranderd en dat de meeste instanties zich terugtrekken. Uit de door de vader nader ingediende brief van het UWV
van 23 juli 2021 blijkt dat hij het traject bij Stichting [naam1] succesvol heeft afgerond. Blijkens de brief van [naam2] van 5 augustus 2021 is er sprake van een redelijke stabiele situatie rondom de vader. Ook heeft de vader nog een brief van de gemeente Leeuwarden van 8 juni 2021 overgelegd waarin staat dat hij mogelijk is gedupeerd door
de kinderopvangtoeslagaffaire.
2.4
De moeder heeft in haar brief van 25 november 2021 aangegeven dat uit de door de vader overgelegde brieven van VNN, het UWV en [naam2] het beeld naar voren komt dat hij een positieve wending aan zijn leven heeft gegeven. De moeder vraagt zich wel af of de vader dit allemaal kan volhouden. Zij heeft daar gezien het verleden geen vertrouwen in.
De moeder blijft van mening dat, ook al zou het beter met de vader gaan, het niet in het belang van [de minderjarige] is dat er op dit moment contactherstel plaatsvindt tussen [de minderjarige] en de vader.
Na een periode dat het erg slecht ging met [de minderjarige] is er sinds oktober 2021 meer rust gekomen en lijkt er een voorzichtige vooruitgang te zijn in zijn gedrag.
De moeder vreest dat contactherstel tussen de vader en [de minderjarige] op dit moment te veel voor [de minderjarige] zal zijn en dat het voorzichtige herstel in zijn gedrag dan weer teniet gedaan wordt. Volgens de moeder heeft [de minderjarige] haar te kennen gegeven dat hij zijn vader pas wil zien als hij achttien jaar of ouder is.
2.5
De gezinshuisouders hebben het hof bij brief van 19 november 2021 laten weten dat zij niet zullen reageren op de door partijen nog ingezonden stukken en brieven.
2.6
Uit de nader door de vader ingediende stukken komt naar voren dat hij een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt en dat hij zijn behandeling bij VNN met goed resultaat heeft afgerond. Nu hieruit en ook uit de overige nadere stukken blijkt dat de vader zijn leven weer behoorlijk op de rit aan het krijgen is, lijken er -wat betreft de persoon en de leefsituatie van de vader- geen contra-indicaties te zijn voor omgang met [de minderjarige] . De vraag is echter of omgang in het belang van [de minderjarige] is. Dit is voor het hof onduidelijk. [de minderjarige] heeft bij de rechtbank zelf aangegeven dat hij nieuwgierig is naar zijn vader en hem graag wil zien. Volgens de GI bestaat die nieuwsgierigheid nog steeds. De moeder geeft echter aan dat [de minderjarige] pas wanneer hij achttien jaar of ouder is contact met zijn vader wil.
2.7
Zoals het hof in zijn tussenbeschikking van 9 november 2021 heeft overwogen, vindt het hof het belangrijk dat de stem van [de minderjarige] in deze procedure een (duidelijker) plaats krijgt. Het hof acht het daarom wenselijk dat in het belang van [de minderjarige] een bijzondere curator wordt benoemd om zijn stem naar voren te brengen en zijn belangen te behartigen, alvorens in deze zaak een nadere beslissing te nemen. De bijzondere curator kan in kaart brengen wat [de minderjarige] ’s wensen en mogelijkheden zijn ten aanzien van het contact met zijn vader en welke impact dat contact op hem zal hebben.
2.8
Op grond van artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter, voor wie een zaak aanhangig is, ambtshalve een bijzondere curator benoemen om (de belangen van) een minderjarige te vertegenwoordigen, zowel in als buiten rechte. De rechter kan
tot deze benoeming overgaan wanneer in aangelegenheden betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige de belangen van de met het gezag belaste ouders in strijd
zijn met die van de minderjarige, en de benoeming in het belang van de minderjarige noodzakelijk wordt geacht, daarbij in het bijzonder de aard van de belangenstrijd in aanmerking genomen.
2.9
De griffier van het hof heeft na telefonisch onderhoud op 15 december 2021 mevrouw [de mediator] , mediator, ingeschreven bij de [naam3] ( [naam3] ), kantoor-houdend te [plaats1] , bereid gevonden om in deze procedure als bijzondere curator van [de minderjarige] op te treden. Zij zal daartoe door het hof worden benoemd.
2.1
Het hof verzoekt de bijzondere curator bij haar werkzaamheden de Leidraad werkwijze en verslag bijzondere curatoren ex artikel 1:250 BW in acht te nemen, te raadplegen via www.rechtspraak.nl waarbij de opdracht enkel betreft de stem van het kind en geen bemiddeling. Het hof acht het van belang dat de bijzondere curator ervoor zorgt dat de belangen van [de minderjarige] zo goed mogelijk worden belicht en dat hij zich gehoord voelt.
Het hof verzoekt de bijzondere curator in dit verband om te onderzoeken hoe het met [de minderjarige] gaat, wat zijn mogelijkheden zijn in het contact met de vader en wat zijn mening is over het voorliggende verzoek. Het hof verzoekt de bijzondere curator om vanuit het belang van [de minderjarige] aan het hof te adviseren ten aanzien van de door de vader verzochte omgangsregeling.
2.11
Het hof zal de bijzondere curator verzoeken om haar rapport binnen drie maanden
na heden aan het hof te doen toekomen. De belanghebbenden zullen vervolgens in de gelegenheid zijn om binnen twee weken na toezending van dit rapport door de griffier schriftelijk hun reactie op het rapport te geven. Het hof zal daarna in beginsel de zaak verder op de stukken afdoen, tenzij het hof, al dan niet op gemotiveerd verzoek van (één van) partijen, anders beslist.
2.12
Het hof zal bepalen dat de advocaat van de vader de processtukken aan de bijzondere curator moet doen toekomen. De GI wordt verzocht zo spoedig mogelijk de contactgegevens van [de minderjarige] aan de bijzondere curator ter beschikking te stellen.
2.13
Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.

3.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
benoemt tot bijzondere curator over de minderjarige [de minderjarige] , geboren [in] 2005:
mevrouw [de mediator] , [naam3] register mediator,
[adres]
[plaats1]
tel. [nummer]
e-mailadres: info@ [de mediator] .nl
(www. [de mediator] .nl),
om in deze procedure de belangen van deze minderjarige te behartigen, dit met inachtneming van hetgeen het hof onder punt 2.10. heeft overwogen;
bepaalt dat mr. Thiescheffer zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen twee weken na de datum van deze beschikking (een afschrift van) de processtukken ter beschikking van de bijzondere curator moet stellen;
draagt de bijzondere curator op binnen drie maanden na heden, derhalve uiterlijk 11 april 2022, aan het hof schriftelijk verslag te doen, althans vóór deze datum schriftelijk bericht te geven over de voortgang van zijn werkzaamheden;
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van het rapport van de bijzondere curator aan de vader, de moeder, de GI en de gezinshuisouders zal toezenden;
bepaalt dat de advocaat van de vader en de advocaat van de moeder, de GI als ook de gezinshuisouders tot uiterlijk twee weken na toezending van het rapport van de bijzondere curator schriftelijk kunnen reageren, waarna de zaak verder op de stukken zal worden afgedaan, tenzij het hof, al dan niet op gemotiveerd verzoek van (één van) partijen, anders beslist;
draagt de griffier op een afschrift van deze beschikking en de tussenbeschikking van
9 november 2021 te doen toekomen aan de bijzondere curator;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.G. Idsardi, I.M. Dölle en F. Kleefmann, bijgestaan door mr. S.C. Lok als griffier, en is op 11 januari 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.