ECLI:NL:GHARL:2022:2429

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 maart 2022
Publicatiedatum
29 maart 2022
Zaaknummer
200.299.550
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gezamenlijk gezag ouders en zorgregeling in hoger beroep

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende het gezamenlijk gezag van ouders over hun twee minderjarige kinderen, geboren in 2015 en 2017. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft het hof verzocht de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland te vernietigen, waarin de vader samen met de moeder werd belast met het gezag over de kinderen. De moeder stelt dat gezamenlijk gezag haar rol als verzorgende ouder zal belemmeren en dat de vader niet in staat is om beslissingen over de kinderen te nemen. De vader, verweerder in hoger beroep, verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.

De mondelinge behandeling vond plaats op 15 februari 2022, waarbij beide ouders en een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming aanwezig waren. De raad adviseert om de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen, omdat er geen signalen zijn dat gezamenlijk gezag niet mogelijk zou zijn. Het hof overweegt dat het ouderlijk gezag over een minderjarige door de ouders gezamenlijk moet worden uitgeoefend, en dat er geen contra-indicaties zijn voor gezamenlijk gezag. De communicatie tussen de ouders is moeizaam, maar het hof is van mening dat beide ouders zich moeten inspannen om hun samenwerking te verbeteren.

Uiteindelijk besluit het hof de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen en bepaalt het dat het wekelijkse telefonisch contact tussen de vader en de kinderen op maandagavonden van 17:30 tot 18:00 zal plaatsvinden. Deze beschikking is op 29 maart 2022 uitgesproken in het openbaar.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.299.550
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 504827)
beschikking van 29 maart 2022
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. I.C. van Schip te Soest,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats2] , Verenigd Koninkrijk,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. A.J. van Steensel te Den Haag.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de rechtbank) van 25 november 2020 en 28 juni 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. De uitspraak van 28 juni 2021 wordt verder ook de bestreden beschikking genoemd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 7 september 2021;
- het verweerschrift
.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 15 februari 2022 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad).
2.3
Op de mondelinge behandeling heeft mr. Van Steensel een pleitnota overgelegd.
3. De feiten
Partijen hebben een relatie gehad en zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2015 te [plaats1] ,
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2017 te [plaats2] .
De kinderen wonen bij de moeder.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden, uitvoerbaar bij voorraad verklaarde, beschikking heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, de vader samen met de moeder belast met het gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] en heeft de rechtbank een zorgregeling vastgesteld tussen de vader en de kinderen.
4.2
De moeder is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking ten aanzien van het gezamenlijk gezag te vernietigen en het verzoek van de vader tot gezamenlijk gezag alsnog af te wijzen, althans hem hierin niet-ontvankelijk te verklaren.
Tevens verzoekt de moeder het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking ten aanzien van de zorg-/omgangsregeling te vernietigen en opnieuw beschikkende
primairhet inleidende verzoek van de vader alsnog af te wijzen of
subsidiaireen zorgregeling of omgangsregeling zoals door haar voorgesteld vast te stellen, althans een regeling vast te stellen die het hof juist acht.
Ten slotte verzoekt de moeder het hof te bepalen dat de vader één keer per week op dinsdag om 18.00 videobelt met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] .
4.3
De vader voert verweer en hij verzoekt het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4.4
De moeder heeft op de mondelinge behandeling van het hof haar verzoek ten aanzien van de zorgregeling in hoger beroep aangepast. Zij kan zich alsnog vinden in de door de rechtbank vastgestelde omgangs/zorgregeling en zij handhaaft haar verzoek op dit punt niet. Ten aanzien van het moment van videobellen verklaart de moeder dat partijen inmiddels hebben afgesproken dat de vader op maandagen tussen 17.30 en 18.00 met de kinderen belt. De moeder heeft het hof verzocht deze afspraak in de beschikking vast te leggen.
De vader heeft geen bezwaar gemaakt tegen het aangepaste verzoek van de moeder. Het hof zal het gewijzigde verzoek van de moeder toewijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:253c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag dan wel hem alleen met het gezag over het kind te belasten. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder met gezamenlijk gezag niet instemt, het verzoek slechts wordt afgewezen indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of
b. afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.2
De moeder stelt dat gezamenlijk gezag haar rol als verzorgende ouder zal belemmeren. De vader is niet in staat om beslissingen over de kinderen te nemen. Hij kent de kinderen niet en zal de zorgregeling eerst enige tijd consequent moeten nakomen voordat er sprake kan zijn van gezamenlijk gezag.
Hiernaast stelt de moeder dat gezamenlijk gezag niet mogelijk is gezien de moeizame communicatie tussen de ouders. Zolang de vader in het Verenigd Koninkrijk woont kan er bovendien nog geen ouderschapsbemiddelingstraject worden gestart om de communicatie tussen ouders te verbeteren.
5.3
De vader stelt dat het de moeder is die het contact afhoudt. Hierdoor is het voor hem niet mogelijk om het contact met de moeder te onderhouden en informatie over de kinderen te krijgen. Dit maakt het voor hem lastig om de kinderen te kennen.
5.4
De raad heeft op de mondelinge behandeling in hoger beroep laten weten geen signalen te zien waaruit blijkt dat er geen sprake kan zijn van gezamenlijk gezag. Beide ouders zijn betrokken als het om hun kinderen gaat. De raad adviseert dan ook de beslissing van de rechtbank op dit punt te bekrachtigen.
Hiernaast heeft de raad benadrukt dat de kinderen recht hebben op contact met zowel de moeder als de vader en dat het de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de ouders is om er voor te zorgen dat dit contact er ook is. Van belang is dat ouders een vorm vinden voor hun onderlinge communicatie. In dit kader heeft de raad voorgesteld dat de ouders een terugkerende belafspraak inplannen op een moment waarop de kinderen in bed liggen.
5.5
Het hof overweegt als volgt. Als uitgangspunt geldt dat het ouderlijk gezag over een minderjarige door de ouders gezamenlijk wordt uitgeoefend. Het hof is het met de raad eens dat er geen contra-indicaties zijn voor gezamenlijk gezag.
De opvoeding van de kinderen is de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de ouders en het is aan hen om hier invulling aan te geven. Gebleken is dat de communicatie tussen partijen moeizaam verloopt. De moeder houdt het contact af en de vader communiceert op momenten zodanig laat dat de moeder voor het blok wordt gezet. De vader heeft terecht aangedragen dat het lastig is de kinderen te (leren) kennen als de moeder het contact afhoudt en dat de vader daar niets aan kan doen. Het is nodig dat de vader regelmatig contact met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] heeft zodat hij inzicht heeft in hun ontwikkeling en wat zij nodig hebben. Ook is het belangrijk dat hij en de moeder regelmatig met elkaar overleggen en dat kan ook via de telefoon. Dat de vader nu in het Verenigd Koninkrijk woont hoeft daarom voor de uitoefening van het gezag geen belemmering te zijn. Beide ouders zullen zich moeten inspannen om hun samenwerking te verbeteren. De vader moet op tijd aan de moeder laten weten wat zijn plannen zijn zodat zij zich niet voor het blok gezet voelt en van de moeder kan meer flexibiliteit worden verwacht in die zin dat zij meedenkt op welke momenten de vader de kinderen kan zien als hij naar Nederland komt. In dit kader hoopt het hof dat partijen het advies van de raad om onderlinge belafspraken in te plannen ter harte zullen nemen. Zoals tijdens de mondelinge behandeling is geopperd zouden partijen kunnen bekijken of deze gesprekken de eerste paar keer onder begeleiding van het CJG kunnen plaatsvinden.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, is het hof van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat er een onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem of verloren zullen raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of dat afwijzing van het verzoek tot gezamenlijk gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, dan ook bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 28 juni 2021, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
bepaalt dat het wekelijkse telefonisch contact tussen de vader en de kinderen op maandagavonden van 17:30 tot 18:00 zal plaatsvinden;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Phaff, R. Feunekes en K.A.M. van Os-ten Have, bijgestaan door mr. M.A. Mertens als griffier, is bij afwezigheid van de voorzitter getekend door mr. R. Feunekes en is op 29 maart 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.