In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van de dochter van de vader, geboren in 2006. De vader had verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling, die oorspronkelijk tot 19 januari 2022 liep, en om vervanging van de gecertificeerde instelling (GI). Het hof heeft in zijn beoordeling gekeken naar de situatie van de minderjarige en de hulpverlening die door de GI is geboden. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 februari 2022 is gebleken dat de situatie tussen de vader en de dochter enigszins is verbeterd, maar het hof concludeert dat er geen sprake meer is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. De hulpverlening heeft het maximaal haalbare bereikt en de gronden voor de ondertoezichtstelling zijn niet meer aanwezig. De vader heeft geen belang meer bij zijn verzoek tot vervanging van de GI, nu de ondertoezichtstelling niet wordt verlengd. Het hof bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter en wijst het meer of anders verzochte af.