ECLI:NL:GHARL:2022:2327

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 maart 2022
Publicatiedatum
25 maart 2022
Zaaknummer
21-001728-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben en overdragen van een wapen en munitie met fatale gevolgen

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor het voorhanden hebben en overdragen van een wapen en munitie, wat heeft geleid tot een fatale schietpartij. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en een andere straf opgelegd. De verdachte heeft op 25 maart 2020 in Cothen een pistool en munitie overgedragen aan een medeverdachte, die het wapen later heeft gebruikt om een slachtoffer te doden. Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs is dat de verdachte betrokken was bij de overdracht van het wapen, ondanks haar verweer dat zij enkel een joint met de medeverdachte wilde roken. Het hof heeft de verklaringen van de verdachte en de medeverdachten zorgvuldig gewogen en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte op basis van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend schuldig is aan het tenlastegelegde feit. De strafmaat is vastgesteld op 108 dagen gevangenisstraf, met aftrek van de tijd die in voorarrest is doorgebracht, en daarnaast een taakstraf van 150 uren. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar gezinssituatie, maar heeft ook de ernst van het feit en de risico's voor de samenleving in overweging genomen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001728-21
Uitspraak d.d.: 25 maart 2022
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, zittingslocatie Utrecht, van 9 april 2021 met parketnummer 16-159452-20 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 11 maart 2022, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en haar raadsman, mr. M.R. Mantz, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte ter zake van – kort gezegd – het bezit en de overdracht van een wapen en munitie veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 25 maart 2020 te Cothen, gemeente Wijk bij Duurstede en/of Vinkeveen, gemeente de Ronde Venen en/of Zoetermeer, in elk geval in Nederland, een hoeveelheid munitie en/of een wapen van categorie III, te weten een pistool, (merk CZ, model VZOR, type 50, kaliber 7.65mm) en/of een hoeveelheid (bij dat vuurwapen horende) scherpe patronen (merk S&B en/of CBC, kaliber 7.65mm), in elk geval een vuurwapen en/of munitie van categorie III heeft overgedragen aan [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of voorhanden heeft gehad;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. De verklaring van verdachte dat zij [medeverdachte 2] slechts heeft ontmoet om samen een joint te roken, acht de advocaat-generaal onaannemelijk.
Standpunt raadsman
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft hij – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat uit de bewijsstukken volgt dat verdachte [medeverdachte 2] weliswaar heeft ontmoet op de avond van 25 maart 2020, maar dat zij slechts samen een joint zouden roken en kletsen. Iemand anders zou op de avond van 25 maart 2020 een wapen en munitie aan [medeverdachte 2] hebben geleverd. Dat er in het dossier is gesproken over een zigeunermeid, hoeft niet op verdachte te duiden. Het door de rechtbank voor het bewijs gebezigde afgetapte gesprek tussen verdachte en haar toenmalige partner is verkeerd uitgelegd door de rechtbank, uit dit gesprek blijkt slechts dat verdachte angstig was en door haar partner gerust werd gesteld, maar dat had ermee te maken dat verdachte bang was om in een moordonderzoek betrokken te raken waar ze niks mee te maken had.
Bewijsmiddelen [1]
Op 26 maart 2020 is [slachtoffer] doodgeschoten voor zijn woonwagen. [medeverdachte 1] bleek de schutter te zijn en [medeverdachte 2] , de vriendin van [medeverdachte 1] en tevens dochter van het slachtoffer, heeft het wapen en de munitie geregeld. Verdachte wordt verweten dat zij degene is die het wapen en munitie heeft geleverd aan [medeverdachte 2] .
[medeverdachte 2] heeft op 24 maart 2020 via Whatsapp aan haar kennis [getuige 1] gevraagd of hij aan een ‘
gunnoe’ kon komen. [2] Het hof begrijpt dat ‘
gunnoe’een ander woord is voor vuurwapen. [getuige 1] gaf diezelfde dag aan dat hij geen wapen kon regelen. Op 25 maart 2020 heeft [medeverdachte 2] via Facebook Messenger aan haar kennis [getuige 2] gevraagd of hij een wapen kon regelen. [3] Hij gaf rond 16:18 uur te kennen aan [medeverdachte 2] dat hij niet aan een wapen kon komen. [4] Diezelfde dag om 16:27 uur belde [medeverdachte 2] naar verdachte en vervolgens hebben ze diezelfde dag ’s avonds veelvuldig telefonisch contact gehad. [5] Uit de telefoongegevens van [medeverdachte 2] blijkt dat verdachte en [medeverdachte 2] op 25 maart 2020 tussen 16:27 uur en 20:10 uur elf maal contact hebben gehad dan wel contact hebben gezocht. [6] In dit tijdsbestek is er telkens minimaal twee keer per uur contact gelegd dan wel gezocht tussen verdachte en [medeverdachte 2] , behalve in de tijd tussen 17:09 en 19:07 uur. [7] Toen is er geen contact geweest of gezocht tussen beiden. Om 18:09 heeft verdachte aan haar neefje een bericht gestuurd ‘
Ik ben ff wat aan t fixen voor iemand’. [8]
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat zij verdachte op 25 maart 2020 in de avond heeft ontmoet in Cothen [9] en verdachte heeft dit ter terechtzitting van het hof bevestigd. De telefoon van verdachte straalde om 19:54 en 19:58 uur aan op telefoonmasten in Langbroek en Werkhoven, in de buurt van Cothen. [10] Verdachte heeft ter terechtzitting van de rechtbank verklaard dat zij op de terugweg van haar afspraak met [medeverdachte 2] heeft getankt bij het Tinq tankstation in Cothen. [11] Nadat camerabeelden bij het tankstation zijn bekeken, is gebleken dat verdachte daar om 20:07 uur arriveert en om 20:10 uur weer wegrijdt. [12] Op de telefoon van verdachte is er een gedeelte van de telefoongeschiedenis gewist, namelijk de call logs in de periode tussen 4 maart 2020 07:58 uur en 26 maart 2020 14:06 uur. [13]
Na het uitkijken van de camerabeelden van de Rabobank en het opvragen van de bankgegevens van [medeverdachte 2] is gebleken dat [medeverdachte 2] op 25 maart 2020 tussen 19:32 en 19:37 uur een geldbedrag van in totaal € 1.500,- gepind heeft bij de Rabobank in Cothen. [14] [medeverdachte 2] heeft verklaard dat ze dit geld gepind had om een wapen aan te schaffen. [15] [medeverdachte 2] heeft gezegd dat zij het wapen heeft gekregen van een ‘
zigeunermeid’en die ‘
heb ook nog een kind lopen.’ [16] Ter terechtzitting bij de rechtbank heeft verdachte verklaard dat [medeverdachte 2] dacht dat zij een zigeunermeid was en [medeverdachte 2] altijd haar bedoelde als ze het over een zigeunermeid had en dat ze een kind heeft. [17]
Op dezelfde avond als de ontmoeting tussen [medeverdachte 2] en verdachte, heeft [medeverdachte 2] het wapen aan [medeverdachte 1] gegeven in Cothen. [18] [medeverdachte 1] is op 25 maart 2020 om 20:12 uur in Cothen geweest, zo blijkt uit zijn telefoongegevens. [19] Op 26 maart 2020 kort voor 06:58 uur heeft [medeverdachte 1] met het betreffende wapen het slachtoffer doodgeschoten. [20] Diezelfde dag is het vuurwapen gevonden in de Kromme Rijn, te weten een pistool (merk CZ, model 50, kaliber 7.65 mm) en munitie, scherpe patronen (merk S&B en CBC, kaliber 7.65 mm) welke beide vallen onder categorie III van artikel 2 van de Wet Wapens en Munitie. [21]
De toenmalige partner van verdachte heeft in een telefoongesprek met verdachte waarin het gaat over het bewijs in het politieonderzoek de volgende woorden gebezigd: ‘
Maar eh ja hebt je 't nie in je handen gehad dan kenne ze überhaupt al niks weet je wel, geen dna of iets snap je wat 'k bedoel. [22]
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat haar vader over de geldzaken ging en haar pinpas in zijn portemonnee bewaarde en zij contant geld van haar vader kreeg als ze dat nodig had. [23] Daarnaast verklaarde [medeverdachte 2] in het verhoor bij de politie dat ze thuis nooit weg mocht of ergens heen mocht behalve naar school of stage of om de honden uit te laten. [24]
Oordeel hof
Op basis van de bewijsmiddelen stelt het hof vast dat kort nadat [medeverdachte 2] te horen heeft gekregen dat ze geen wapen van [getuige 2] kon krijgen, ze contact heeft opgenomen met verdachte. Vervolgens hebben ze veelvuldig telefonisch contact met elkaar en ontmoeten ze elkaar voor een kort moment in de avond op 25 maart 2020 in Cothen. Het hof stelt op basis van de bewijsmiddelen ook vast dat deze ontmoeting moeten hebben plaatsgevonden tussen ongeveer 19:54 uur en 20:07 uur op 25 maart 2020. Voorafgaand aan deze ontmoeting heeft [medeverdachte 2] het geld gepind voor het wapen. Vlak na de ontmoeting met verdachte, heeft [medeverdachte 2] contact met [medeverdachte 1] en is het wapen van [medeverdachte 2] overgedragen aan [medeverdachte 1] .
De raadsman heeft aangevoerd dat het gebrek aan contact tussen [medeverdachte 2] en verdachte voor de duur van twee uren opmerkelijk is, omdat [medeverdachte 2] dan wel heel lang de tijd zou nemen om het geld voor het wapen te pinnen. Dat zou volgens de verdediging verklaarbaar zijn, omdat [medeverdachte 2] na 20:10 uur iemand anders zou ontmoeten die het wapen zou leveren.
Het hof acht het gebrek aan contact tussen verdachte en [medeverdachte 2] in deze periode echter niet onbegrijpelijk. Enerzijds omdat [medeverdachte 2] zelf niet makkelijk aan geld kon komen, omdat haar vader de pinpassen in beheer had en zij niet altijd de vrijheid had om zomaar het huis te verlaten, zo heeft [medeverdachte 2] verklaard. Het moet [medeverdachte 2] tijd hebben gekost om thuis weg te komen, een pinpas in bezit te krijgen en geld te pinnen. Anderzijds omdat uit het appje van verdachte aan haar neefje blijkt dat zij in de tijd dat er geen contact was met [medeverdachte 2] , ze iets aan het fiksen was. Gelet op de uit de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien en dan met name het tijdsverloop van de opvolgende gebeurtenissen, is het hof van oordeel dat verdachte toen het wapen en de munitie heeft geregeld, waarmee ook enige tijd gemoeid geweest moet zijn.
Gelet op:
  • het korte tijdsverloop tussen het moment waarop [medeverdachte 2] van [getuige 2] hoort dat hij geen wapen kan regelen en het moment waarop [medeverdachte 2] daarop contact opneemt met verdachte;
  • de duur en frequentie van de daaropvolgende contactmomenten tussen [medeverdachte 2] en verdachte;
  • het feit dat verdachte tussen de contactmomenten tussen haar en [medeverdachte 2] aan haar neefje appt dat zij iets aan het fixen is;
  • het feit dat [medeverdachte 2] in de tussentijd geld pint voor een wapen en kort daarna verdachte daadwerkelijk ontmoet;
  • de korte duur van die ontmoeting;
  • het feit dat [medeverdachte 2] vrijwel direct na de ontmoeting met verdachte [medeverdachte 1] ontmoet;
  • het feit dat [medeverdachte 2] heeft verklaard het wapen te hebben gekregen van een zigeunermeid en verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte 2] dacht dat zij een zigeunermeid was en altijd haar bedoelde als ze het over een zigeunermeid had;
  • het feit dat verdachte een deel van haar telefoongeschiedenis heeft gewist welke precies de periode van de ontmoeting met [medeverdachte 2] omvat, hetgeen het hof plausibel acht dat dit is geweest om dat contact te verbloemen en
  • het feit dat de (ex-)vriend van verdachte in een telefoongesprek tegen haar zegt dat als ze het niet in haar handen heeft gehad, ze ook niets kunnen en daarbij refereert aan DNA;
kan het naar het oordeel van het hof niet anders zijn dan dat verdachte degene is geweest die het wapen en de munitie aan [medeverdachte 2] heeft geleverd. Het wapen dat vervolgens door [medeverdachte 1] is gebruikt om het slachtoffer dood te schieten en dat uiteindelijk is gevonden in de Kromme Rijn.
Dat [medeverdachte 2] na de ontmoeting met verdachte nog iemand anders zou hebben ontmoet die het wapen en de munitie aan haar heeft geleverd, acht het hof – gelet op het feit dat [medeverdachte 2] kort na haar ontmoeting met verdachte [medeverdachte 1] heeft ontmoet terwijl voorts van enige andere ontmoeting niet is gebleken – niet aannemelijk.
Het hof acht op grond van het voorgaande dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het wapen- en munitiebezit en de overdracht daarvan aan [medeverdachte 2] .

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op
of omstreeks25 maart 2020 te Cothen, gemeente Wijk bij Duurstede
en/of Vinkeveen, gemeente de Ronde Venen en/of Zoetermeer, in elk geval in Nederland,een hoeveelheid munitie en
/ofeen wapen van categorie III, te weten een pistool, (merk CZ, model VZOR, type 50, kaliber 7.65mm) en
/ofeen hoeveelheid (bij dat vuurwapen horende) scherpe patronen (merk S&B en
/ofCBC, kaliber 7.65mm),
in elk geval een vuurwapen en/of munitie van categorie IIIheeft overgedragen aan
[medeverdachte 1] en/of[medeverdachte 2] en
/ofvoorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III enhandelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en
handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd geëist.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit, indien verdachte niet wordt vrijgesproken, om rekening te houden met de oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken zoals zij golden ten tijde van 1 januari 2021. Voorts heeft de raadsman verzocht bij de strafmaat rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte lange tijd veel angst heeft ervaren door het gegeven dat er een baksteen door ruit van de auto van haar toenmalige vriend is gegooid, waarvan haar pas achteraf duidelijk is geworden dat de politie dit had gedaan omwille van het onderzoek. Daarnaast heeft de raadsman verzocht om een eventuele gevangenisstraf welke de duur van de ondergane voorlopige hechtenis zou overschrijden, om te zetten in een taakstraf.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het overdragen en voorhanden hebben van een vuurwapen en bijbehorende munitie. Daarmee heeft zij bijgedragen aan het ontoelaatbare ongecontroleerde bezit van wapens waarmee levensdelicten gepleegd kunnen worden. Het wapen en de munitie zijn uiteindelijk ook aangewend voor het feitelijk plegen van een van de ernstigste misdrijven die het Wetboek van Strafrecht kent, namelijk moord. Verdachte heeft met de overdracht van het wapen een onaanvaardbaar risico veroorzaakt voor het leven en de veiligheid van personen, welk risico zich daadwerkelijk verwezenlijkt heeft. Verdachte heeft voor haar gedrag geen enkele verantwoordelijkheid genomen. Het hof rekent verdachte dit zwaar aan.
Het hof heeft acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel van de Justitiële Documentatie van 31 januari 2022. Hieruit blijkt dat zij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De oriëntatiepunten ter zake van het voorhanden hebben en overdragen van wapens en munitie in de openbare ruimte schrijven een forse gevangenisstraf van 8 maanden voor. De omstandigheid dat verdachte het wapen en de munitie op een openbare plek aan een jong meisje, destijds 19 jaren oud, heeft overgedragen en de ernst van het feit rechtvaardigen in beginsel ook een dergelijke gevangenisstraf. In het bijzonder gelet op verdachtes’ persoonlijke omstandigheden waaronder haar gezinssituatie, namelijk dat zij een jong kind heeft en de impact die het politieonderzoek (het gooien van een baksteen door de ruit van de auto van haar toenmalige vriend met daaraan een briefje waarop - kort gezegd - stond dat zij zich moest melden) op verdachte heeft gehad, wijkt het hof af van de oriëntatiepunten.
Het hof is van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 108 dagen met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd en een taakstraf voor de duur van 150 uren passend en geboden is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26, 31 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
108 (honderdacht) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. S. Bek, voorzitter,
mr. G. Mintjes en mr. M.C.J. Groothuizen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.H.P. Kats, griffier,
en op 25 maart 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. M.J.C. Groothuizen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina's van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met nummer PL0900-2020089271, dat werd gesloten op 24 februari 2021, opgemaakt door politie Districtsrecherche Oost-Utrecht, doorgenummerd 1 tot en met 1958. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , pagina’s 236-238, 248.
3.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , pagina’s 250, 252, 255, 256.
4.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , pagina 253.
5.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 695-697.
6.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 695-697.
7.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 696.
8.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 805.
9.Een proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] , pagina 1256.
10.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 696.
11.Een proces-verbaal ter terechtzitting van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, d.d. 5 maart 2021, p. 2.
12.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 699.
13.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 805.
14.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 695.
15.Een proces-verbaal van verhoor, pagina 1253.
16.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 766.
17.Een proces-verbaal ter terechtzitting van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, d.d. 5 maart 2021, p. 2.
18.Een proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] , pagina’s 1256-1257.
19.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 696.
20.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 25, het rapport van het NFI d.d. 25 augustus 2020, pagina 1438-1447 en het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] , pagina 128-129.
21.Een proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict, pagina’s 1357-1359 en een proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 1553-1554.
22.Een bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen, pagina 1142.
23.Een proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] , pagina’s 1242-1243.
24.Een proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] , pagina 1236.