ECLI:NL:GHARL:2022:2311

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 maart 2022
Publicatiedatum
25 maart 2022
Zaaknummer
21-000132-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geweld tegen politieagent met zware mishandeling en supersnelrecht

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor zware mishandeling van een politieagent, gepleegd in de nacht van 30 op 31 december 2021 in Anjum. De verdachte heeft een bierfles met kracht gegooid naar de politieagent, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor de agent, waaronder fracturen aan de oogkas en neus. Het hof heeft de gevangenisstraf vastgesteld op 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van € 10.000,00 aan immateriële schade. Het hof heeft de ernst van het delict en de gevolgen voor de benadeelde partij in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000132-22
Uitspraak d.d.: 28 maart 2022
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 12 januari 2022 met parketnummer 18-347544-21 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in P.I. [plaats 1] , gevangenis [naam gevangenis] te [plaats 1] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 14 maart 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake het primair ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de politierechter opgelegd.
De advocaat-generaal heeft daarnaast gevorderd dat de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij tot een bedrag van € 10.000,00 zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De advocaat-generaal heeft gevorderd de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. B.P.M. Canoy, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter in de rechtbank Nood-Nederland heeft verdachte bij voornoemd vonnis ter zake het primair ten laste gelegde, te weten zware mishandeling, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur 12 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarde een meldplicht bij de reclassering, het meewerken aan diagnostiek en - indien geadviseerd - een behandeling, een alcoholverbod en een verplichting mee te werken aan een gedragstraining en alcoholcontroles. De politierechter heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van
€ 6.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente en kostenveroordeling en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ten aanzien van het meer gevorderde is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering en verwezen naar de burgerlijke rechter.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere beslissing op de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de nacht van [pleegdatum] , te [plaats 2] , gemeente [gemeente] , aan een persoon, genaamd [aangever] (commandant van de ondersteuningsgroep aanhoudingseenheid Noord Nederland), en een politieambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening,
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten (een) fractu(u)r(en) aan de oogkas en/of neus heeft toegebracht door een bierfles met een gooiende beweging in de richting van politieambtenaren en/of die [aangever] , te gooien waarbij die [aangever] door die bierfles geraakt werd tegen zijn hoofd en/of in het gezicht;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de nacht van [pleegdatum] , te [plaats 2] , gemeente [gemeente] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, aan een persoon, genaamd [aangever] (commandant van de ondersteuningsgroep aanhoudingseenheid Noord Nederland), en een politieambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met voormeld oogmerk, een bierfles met een gooiende beweging in de richting van politieambtenaren en/of die [aangever] heeft gegooid waarbij die [aangever] door die bierfles geraakt werd tegen zijn hoofd en/of in het gezicht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de nacht van [pleegdatum] , te [plaats 2] , gemeente [gemeente] , een persoon, genaamd [aangever] , (commandant van de ondersteuningsgroep aanhoudingseenheid Noord Nederland), en een politieambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, heeft mishandeld door een bierfles met een gooiende beweging in de richting van politieambtenaren en/of die [aangever] , te gooien waarbij die [aangever] door die bierfles geraakt werd tegen zijn hoofd en/of in het gezicht,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een fractu(u)r(en) aan de oogkas en/of neus, voor die [aangever] , ten gevolge heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het hem primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde. De raadsman heeft daartoe primair aangevoerd dat op basis van het dossier niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat het a) het bierflesje van verdachte betrof dat tegen het hoofd van aangever is terechtgekomen en evenmin dat b) verdachte het bierflesje gegooid heeft waardoor aangever letsel heeft opgelopen. De raadsman acht de verklaringen van aangever en verbalisanten [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ’) en [getuige 2] (hierna: [getuige 2] ’) op meerdere punten onderling tegenstrijdig en mitsdien, ook indien zij in samenhang worden bezien, onbetrouwbaar en onbruikbaar voor het bewijs.
Voor zover het hof van oordeel is dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte een zwaaiende beweging met het bierflesje maakte waarbij het bierflesje uit zijn hand schoot en tegen het gezicht van aangever kwam, stelt de raadsman zich subsidiair op het standpunt dat onder de gegeven omstandigheden geen sprake is van (voorwaardelijk) opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Beoordeling hof
Het hof is van oordeel dat het door en namens de verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze hieronder zijn opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.

Feiten en omstandigheden

Het hof stelt op grond van het dossier de volgende feiten en omstandigheden vast.
Aanloop
In de nacht [pleegdatum] vonden meerdere ongeregeldheden plaats in [plaats 2] . Er werd brand gesticht en zwaar vuurwerk afgestoken. Teneinde de veiligheid van de brandweer te kunnen waarborgen trad de Mobiele Eenheid op. Er werden meerdere korte charges uitgevoerd. [1] De gemeente kondigde rond 00.20 uur een gemeentelijke noodverordening af. Vanaf dat moment was het personen niet meer toegestaan zich op de openbare weg in [plaats 2] te bevinden [2] .
Incident bierflesje
Omstreeks 02.30 uur die nacht zien verbalisanten ‘ [getuige 1] ’ en ‘ [getuige 2] ’ een groepje van ongeveer zes personen op de openbare weg staan ter hoogte van de [straat en huisnummer] in [plaats 2] . Ze zagen dat dit groepje bier nuttigde. Zij vorderden de groep zich te verwijderen en weg te gaan. Zij waren hierbij herkenbaar als politie. Zij hoorden de groep zeggen dat ze hier woonden. De groep maakte geen aanstalten om te vertrekken. Hierop hebben verbalisanten de groep gevorderd naar binnen te gaan. De groep bleef in de tuin van perceel nr. [huisnummer] staan. Opnieuw is gevorderd de woning binnen te gaan. [3]
Verbalisant ‘ [getuige 1] ’ hoorde vervolgens iemand roepen: “
Ik ben de hoofdbewoner, dit is mijn tuin weg wezen hier”.Verbalisant ‘ [getuige 1] ’ heeft verklaard dat omdat er niet voldaan werd aan de vordering, er vervolgens door collega’s van hem geprobeerd werd de personen in de woning te drijven. Verbalisant ‘ [aangever] ’ (hierna: ‘ [aangever] ’, aangever), commandant van de ondersteuningsgroep aanhoudingseenheid Noord-Nederland [4] , was hier bij betrokken
. [5] Aangever heeft verklaard dat hij voorop stond en tegenover een man stond die provocerend bleef staan [6] :
“Die man luisterde niet waarna ik hem een duw heb gegeven. Die man reageerde toen wat opgefokt. Ik kon zien dat die man daar kwaad om was. Ik heb hem een tik gegeven met de korte wapenstok op zijn bovenarm. Hij draaide zich toen nog een keer om en kwam in mijn richting in plaats van de richting waar ik hem naar toe wilde hebben, waarop ik hem nog een tik heb gegeven met de korte wapenstok. Het was een ferme tik die wel aankwam en dat zag ik ook aan zijn reactie. In die reactie zag ik dat hij mij aankeek, dat hij het bierflesje dat hij in zijn hand had naar boven toe bracht. Ik zag hem toen een beweging maken met die hand met het flesje en daarop voelde ik een klap op mijn hoofd en dan voornamelijk bij mijn linkeroog”. [7] De afstand tussen aangever en de man betrof zo’n twee à tweeënhalve meter. [8] Aangever heeft verklaard dat verdachte het flesje doelbewust heeft gegooid: “
Ik zag hem naar mij kijken. Ik zie dat hij die beweging maakt. Het was echt in mijn overtuiging zijn intentie om mij zo hard mogelijk te raken. Hij wilde echt het licht uit mijn ogen gooien”. [9]
Verbalisant ‘ [getuige 1] ’ was getuige van het incident : “
Ten tijde van het trachten de groep naar binnen te drijven, zag ik dat deze man (het hof begrijpt: de man die eerder riep de hoofdbewoner van de woning te zijn)
met een bierflesje, welke hij op dat moment in één van zijn handen vast had, met kracht een gooiende beweging maakte in de richting van mijn collega ‘ [aangever] ’. Ik zag dat de man het betreffende bierflesje los liet en het bierflesje mijn collega ‘ [aangever] ’ in zijn gezicht raakte. Ik zag dat mijn collega ‘ [aangever] ’ met zijn hoofd naar beneden dook”. [10]
Verbalisant ‘ [getuige 2] ’ heeft ook verklaard gezien te hebben dat de betreffende man met kracht het flesje gooide in de richting van verbalisant ‘ [aangever] ’. [11]
Aanhouding verdachte
Aangever werd na het incident meteen naar het dienstvoertuig gebracht. Uit de verklaring van verbalisant ‘ [getuige 1] ’ volgt dat verbalisanten zich ook terugtrekken in het dienstvoertuig. Nadat vervolgens bleek dat aangever letsel had opgelopen, is verbalisant ‘ [getuige 1] ’ weer naar de woning gelopen: “
Daar ik, verbalisant ‘ [getuige 1] ’, zojuist had gezien wie het bierflesje tegen het hoofd van collega ‘ [aangever] ’ had gegooid ben ik weer naar de woning gelopen alwaar de voornoemde groep zich nog bevond. Ik zag dat de betreffende man, naar later bleek [verdachte] geboren [geboortedatum] , zich nog in de voortuin bevond. Hierop heb ik collega’s van de ME geïnstrueerd en werd voornoemde verdachte [verdachte] op de openbare weg aangehouden.” [12] Dit komt overeen met de verklaring van verbalisant [verbalisant] die verdachte heeft aangehouden. [verbalisant] heeft verklaard dat hij is bijgepraat door leden van de aanhoudingseenheid en op grond van het besprokene een manspersoon heeft aangehouden, naar later bleek verdachte. [13] Het hof leidt uit de verklaring van verbalisant ‘ [getuige 1] ’ af dat hij degene is geweest die [verbalisant] heeft geïnstrueerd.
Verdachte zelf heeft tegenover de politie en tegenover het hof verklaard dat hij in de tuin stond, wist dat er een noodverordening van kracht was, een klap met een wapenstok kreeg toen hij niet naar binnen wilde gaan en gezegd heeft dat hij de hoofdbewoner van de tuin is en dat ze, de ME, weg moesten gaan. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij een bierflesje in zijn hand had, een beweging maakte en het bierflesje vervolgens kwijt raakte. [14]
Verdachte bleek onder invloed te zijn van alcohol. [15]
Letselbeschrijving
Uit het forensisch geneeskundig letselverslag d.d. [datum 1] volgt dat bij aangever sprake is van meerdere botbreuken in zijn gezicht aan oog en neus, er zwellingen zijn en dat sprake is van inwendig letsel. [16] Uit de door de raadsman van de benadeelde partij overgelegde recente medische informatie van het [ziekenhuis] d.d. [datum 2] volgt dat operatief ingrijpen nodig is om het oog naar de juiste positie te begeleiden, dat de neus van aangever rechtgezet moet worden en dat er een implantaat geplaatst zal worden in aangevers linkeroog. Onduidelijk is of en hoe herstel na de operatie zal optreden/verlopen. [17]

Juridische beoordeling

Uit voornoemde feiten en omstandigheden leidt het hof allereerst af dat er een bierflesje tegen het hoofd van aangever is aangekomen waarbij aangever letsel heeft opgelopen.
Dit letsel is gelet op de aard en de gevolgen daarvan zoals uit de bewijsmiddelen naar voren komt, zodanig dat het kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
Het is naar het oordeel van het hof daarnaast boven alle twijfel verheven dat het bierflesje dat tegen het hoofd van aangever is terechtgekomen uit de hand van verdachte afkomstig is. Dit leidt het hof af uit voornoemde bewijsmiddelen. Het hof neemt daarbij in overweging dat het dossier geen enkel aanknopingspunt biedt om aan te nemen dat ten tijde van het incident in of in de directe omgeving van de tuin aan de [straat en huisnummer] er nog door andere personen met één of meerdere bierflesjes gegooid werd. Uitgesloten is dan ook dat het om een ander bierflesje afkomstig van een andere persoon zou gaan.
De raadsman heeft in dit verband betoogd dat de verklaringen van aangever, verbalisant ‘ [getuige 1] ’ en verbalisant ‘ [getuige 2] ’ over de lichaamshouding en plaats van verdachte op het moment van het gestelde gooien van het flesje en het gegeven signalement dermate verschillen dat deze, indien ze gezamenlijk tot het bewijs worden gebruikt, als onbetrouwbaar en onbruikbaar moeten worden aangemerkt. Het hof verwerpt dit verweer. Verschillen op detailniveau in verklaringen kunnen worden verklaard door de persoonlijke beleving van een ieder, ontstaan in de hectiek van het moment. Dat maakt de verklaring als zodanig niet meteen onbetrouwbaar. De verklaringen van aangever en de verbalisanten ‘ [getuige 1] ’ en ‘ [getuige 2] ’ zijn duidelijk, concreet, ze ondersteunen elkaar en zijn aldus voldoende congruent. Het hof acht de verklaringen zoals in voornoemde bewijsmiddelen uitgewerkt, dan ook betrouwbaar.
De raadsman heeft voorts betoogd dat er onduidelijkheid is over de wijze waarop verdachte in beeld is gekomen. Van enige onduidelijkheid is naar het oordeel van het hof echter geen sprake. Uit de verklaringen van verbalisant [verbalisant] en verbalisant ‘ [getuige 1] ’ volgt hoe verdachte in beeld is gekomen. Verbalisant ‘ [getuige 1] ’ heeft gezien dat verdachte de persoon was die met het bierflesje gooide en heeft verklaard dat deze persoon, nadat met verbalisant [verbalisant] van de ME besproken was wie aangehouden moest worden, ook daadwerkelijk is aangehouden. Van een persoonsverwisseling kan dan ook geen sprake zijn.
Het hof is tot slot van oordeel dat verdachte doelbewust en met kracht het flesje heeft gegooid. Dat leidt het hof af uit de verklaringen van aangever en verbalisanten ‘ [getuige 1] ’ en ‘ [getuige 2] ’. Verdachtes lezing van de feiten, te weten dat hij niet met het flesje gegooid heeft maar enkel een zwaaiende beweging maakte waarbij het flesje losschoot, wordt weersproken door deze bewijsmiddelen.
Kortom: het hof acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling van aangever.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de nacht van [pleegdatum] , te [plaats 2] , gemeente [gemeente] , aan een persoon, genaamd [aangever] (commandant van de ondersteuningsgroep aanhoudingseenheid Noord Nederland), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten fracturen aan de oogkas en neus heeft toegebracht door een bierfles met een gooiende beweging in de richting van die [aangever] , te gooien waarbij die [aangever] door die bierfles geraakt werd tegen zijn hoofd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezenverklaarde levert op:
zware mishandeling, gepleegd tegen een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In de nacht van [pleegdatum] vonden meerdere ongeregeldheden plaats in [gemeente] waarbij optreden van politie (o.a. ME) en brandweer noodzakelijk was. De burgemeester heeft op enig moment een gemeentelijke noodverordening afgekondigd.
Na deze noodverordening werd verdachte, die aanvankelijk op de openbare weg stond, door de politie gesommeerd zijn woning binnen te gaan. Dit weigerde hij en hij bleef, samen met een groepje andere mensen, in zijn tuin staan. Agenten van de aanhoudingseenheid zijn de tuin ingegaan teneinde hen ertoe te bewegen naar binnen te gaan. Toen verdachte weigerde en door één van de verbalisanten, aangever, met een wapenstok tegen zijn arm geslagen werd, heeft verdachte het bierflesje dat hij in zijn hand had met kracht tegen het hoofd van aangever gegooid. Aangever heeft daarbij zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
De verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever. Dit rekent het hof verdachte aan. De gevolgen van deze zware mishandeling voor aangever zijn ingrijpend zo blijkt onder meer uit de door aangever ter terechtzitting van het hof voorgedragen slachtofferverklaring. Verdachte heeft nog steeds te kampen met beperkingen aan zijn oog. Kan niet werken, zich niet focussen, heeft moeite met ademen door zijn neus en dient een operatie te ondergaan. Hij gaat gebukt onder de onzekerheid of en in hoeverre herstel zal optreden.
Nu aangever een politieman is die aan het werk was, heeft verdachte door zijn handelen ook gezag- en openbare orde ondermijnend gedrag vertoond hetgeen niet getolereerd kan worden.
Uit het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 februari 2022 blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Bij de strafoplegging houdt het hof rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep en hetgeen omtrent verdachte in de reclasseringsrapportages van respectievelijk [data rapportages] is opgenomen. Ter terechtzitting van het hof heeft verdachte desgevraagd verklaard dat indien het hof tot oplegging van een straf met een voorwaardelijk strafdeel komt, hij bereid is de ter terechtzitting besproken bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd en door de politierechter opgelegd na te leven.
Gezien de ernst van het bewezen verklaarde feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, is het opleggen van een gevangenisstraf van substantiële duur gerechtvaardigd. Bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf sluit het hof aan bij de oriëntatiepunten van het LOVS ter zake zware mishandeling. Als strafverhogende omstandigheid neemt het hof in aanmerking dat het om zware mishandeling van een ambtenaar in functie gaat. Alles overwegend is het hof uit oogpunt van normhandhaving, voorbeeldstelling en met het oog op speciale preventie, alsmede ter vergelding van het door de verdachte begane strafbare feit van oordeel dat de straf die is opgelegd door de politierechter en gevorderd door de advocaat-generaal, passend en geboden is.

Vordering van de benadeelde partij [aangever]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt primair € 25.000,00 aan immateriële schade en subsidiair € 6.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 6.000,00 en de benadeelde partij is in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering, te weten € 25.000. In hoger beroep heeft de benadeelde partij subsidiair gevorderd € 10.000,00 toe te wijzen onder verwijzing naar recente medische informatie van het [ziekenhuis] d.d. [datum 2] .
De vordering is van de zijde van de verdediging niet inhoudelijk betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Op basis van de recente medische informatie die de raadsman van de benadeelde partij op [datum 2] heeft verstrekt, is meer inzicht verkregen in de medische toestand van de benadeelde partij. Het hof leidt hieruit af dat er sinds de behandeling bij de politierechter nauwelijks herstel heeft plaatsgevonden en operatief ingrijpen op korte termijn noodzakelijk is. Niet uit te sluiten is dat er blijvende beperkingen voor de benadeelde partij resteren. Het hof acht mitsdien, met de benadeelde partij en het openbaar ministerie en gelet op de omstandigheid dat dit bedrag inhoudelijk niet van de zijde van de verdediging wordt betwist, een immateriële schadevergoeding van € 10.000 redelijk en billijk, vermeerderd met de wettelijke rente en met kostenveroordeling. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Ten aanzien van het meer gevorderde wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering en verwezen naar de burgerlijke rechter.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich 14 dagen na invrijheidsstelling meldt bij de reclasseringsafdeling van Verslavingszorg Noord-Nederland (VNN), [adres] en dat hij zich blijft melden op afspraken met de reclassering zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt.
dat de veroordeelde meewerkt aan diagnostiek en zich, afhankelijk van het advies, laat behandelen door de polikliniek van de VNN of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, of dat hij meewerkt aan een door de reclassering te bepalen gedragstraining gericht op alcohol en geweld. Veroordeelde moet zich bij de behandeling houden aan de huisregels, aan de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling en aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
dat de veroordeelde geen alcohol gebruikt en meewerkt aan controle daarop door urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) of RUMA marker, te bepalen door de reclassering.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [aangever]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever] ter zake van het primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 10.000,00 (tienduizend euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever] , ter zake van het primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 10.000,00 (tienduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 85 (vijfentachtig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 31 december 2021.
Aldus gewezen door
mr. L.J. Hofstra, voorzitter,
mr. M.C. Fuhler en mr. A.J. Rietveld, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.W. van Campen, griffier,
en op 28 maart 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Proces-verbaal relaas van onderzoek d.d. 5 januari 2022, opgenomen op pagina 3 van een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 5 januari 2020 met dossiernummer [dossiernummer] .
2.Proces-verbaal relaas van onderzoek d.d. 5 januari 2022 bijlage 1, p. 8-11.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 december 2021, p. 16.
4.Proces-verbaal van aangifte d.d. 1 januari 2022, p. 20.
5.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 december 2021, p. 16.
6.Proces-verbaal van aangifte d.d. 1 januari 2022, p. 22.
7.Ibidem, p. 22.
8.Ibidem, p. 25.
9.Ibidem, p. 26.
10.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 december 2021, p. 16.
11.Ibidem, p. 16.
12.Ibidem, p. 17.
13.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 januari 2022, p. 19.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 31 december 2021, p. 67 en 68 en de verklaring van verdachte ter terechtzitting van het hof d.d. 14 maart 2022.
15.Proces-verbaal gebruik middelen bij geweldsincidenten, d.d. 31 december 2021, p. 50.
16.Forensisch Geneeskundig Letselverslag GGD [provincie] d.d. 5 januari 2022, p. 35-37.
17.Brief d.d. 8 maart 2022 van mr. Greven met als bijlage een brief d.d. 18 februari 2022 [ziekenhuis] , afdeling Mondziekten, Kaak-en Aangezichtschirurgie.