ECLI:NL:GHARL:2022:2260

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 maart 2022
Publicatiedatum
23 maart 2022
Zaaknummer
200.297.486/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van ouderlijk gezag in het belang van de kinderen na echtscheiding en psychische problematiek van de moeder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over het ouderlijk gezag van de kinderen van een gescheiden echtpaar. De vader, verzoeker in hoger beroep, vroeg om het gezamenlijk gezag met de moeder te beëindigen en hem alleen met het gezag over de kinderen te belasten. De moeder, verweerster in hoger beroep, verzocht de bestreden beschikking van de rechtbank te bekrachtigen. De ouders zijn in 2004 getrouwd, maar hun huwelijk is in 2004 ontbonden. Na de echtscheiding hebben zij een affectieve relatie gehad die in 2019 eindigde. De ouders hebben drie dochters, waarvan er twee minderjarig zijn. De vader heeft sinds 25 februari 2020 gezamenlijk gezag over de kinderen, maar hij voert in de praktijk het gezag alleen uit. De moeder heeft psychische problematiek en is onbetrouwbaar in haar communicatie en betrokkenheid bij de kinderen.

Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden die een herbeoordeling van het gezag rechtvaardigen. De vader heeft aangegeven dat de moeder haar verantwoordelijkheden niet nakomt en dat dit schadelijk is voor de kinderen. De raad voor de kinderbescherming heeft geen advies kunnen geven, maar heeft wel aangegeven dat het in het belang van de kinderen is dat de vader alleen het gezag uitoefent. Het hof heeft de belangen van de kinderen vooropgesteld en geconcludeerd dat het noodzakelijk is om het gezamenlijk gezag te beëindigen en de vader alleen met het gezag te belasten. De beslissing is genomen in het belang van de kinderen, die zich veiliger voelen bij de vader als enige gezaghebbende ouder.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.297.486/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 204186)
beschikking van 17 maart 2022
in de zaak van
[verzoeker](de vader),
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
advocaat: mr. A.E. van Nimwegen te Delfzijl,
en
[verweerster](de moeder),
wonende te [woonplaats2]
verweerster in hoger beroep,
advocaat: mr. M.J. Zennipman te Den Haag.
In zijn toetsende en/of adviserende taak is gekend:
de raad voor de kinderbescherming(de raad),
regio Noord Nederland, locatie Groningen.

1.1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 28 april 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 14 juli 2021;
- het verweerschrift;
- een brief van Jeugdbescherming Noord (hierna: de GI) van 1 november 2021.
2.2
Voorafgaand aan de zitting is op 2 maart 2022 door mr. Idsardi in aanwezigheid van de griffier afzonderlijk gesproken met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] .
2.3
De mondelinge behandeling was op 2 maart 2022. Aanwezig waren de vader en zijn advocaat en de advocaat van de moeder. Namens de raad was [naam1] aanwezig.
3. De feiten
3.1
De ouders zijn getrouwd geweest, hun huwelijk is in 2004 door echtscheiding
ontbonden. Daarna hebben zij een affectieve relatie gehad die in 2019 is geëindigd. Zij hebben twee meerderjarige dochters en de nog minderjarige dochters: [de minderjarige1] , geboren [in] 2005, [de minderjarige2] , geboren [in] 2006 en [de minderjarige3] , geboren [in] 2016. De ouders hebben sinds 25 februari 2020 gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen. Tot dat moment oefende de moeder alleen het ouderlijk gezag over de kinderen uit.
3.2
[de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] zijn van 25 februari 2020 tot 25 februari 2021 onder toezicht gesteld geweest van de GI.
3.3
De kinderen wonen bij de vader. De moeder is eind 2019 verhuisd naar een andere woonplaats.

4.Waar het over gaat

4.1
Het gaat er in deze zaak om of het gezamenlijk gezag van de ouders over de kinderen beëindigd moet worden en de vader alleen het gezag moet krijgen.
4.2
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de vader om het gezamenlijk gezag te beëindigen en hem alleen met het gezag over de kinderen te belasten, afgewezen.
4.3
De vader komt met één grief in hoger beroep van de bestreden beschikking. De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, zijn verzoek om het gezamenlijk ouderlijk gezag van de ouders over [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] te beëindigen en hem te belasten met het eenhoofdig gezag, alsnog toe te wijzen.
4.4
De moeder voert verweer en verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen en het verzoek van de vader af te wijzen.
4.5
De raad heeft op de zitting aangegeven geen advies te kunnen geven omdat er voor beide standpunten argumenten zijn. Voor de kinderen, die al beschadigd zijn door de wijze waarop de moeder destijds is vertrokken en de kinderen heeft achtergelaten, lijkt het volgens de raad wel nog verder schade te veroorzaken wanneer de moeder het gezag houdt.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Volgens artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter kan dan bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.2
Volgens artikel 1:247 BW omvat het ouderlijk gezag de plicht en het recht van de ouder zijn minderjarig kind te verzorgen en op te voeden. Volgens het tweede lid van dit artikel wordt onder verzorging en opvoeding mede verstaan de zorg en de verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn en de veiligheid van het kind, alsmede het bevorderen van de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid.
5.3
Niet in geschil is dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden op grond waarvan de vader heeft kunnen vragen om de eerdere beslissing van de rechter over het gezag te wijzigen. Het hof ziet ook in het gegeven dat er na de vorige beslissing in 2020 geprobeerd is met behulp van een ondertoezichtstelling de communicatie tussen de ouders te verbeteren maar dat dit niet is gelukt, een wijziging van omstandigheden die aanleiding is om een nieuwe beoordeling te doen.
Wat vindt de vader?
5.4
De vader heeft als reden voor de wijziging in het gezag aangevoerd dat dit anderszins in het belang van de kinderen noodzakelijk is. Hij oefent in de praktijk alleen het gezag uit en regelt alles voor de kinderen. De moeder vult haar gezag niet in, zij informeert ook niet naar de kinderen en soms geeft zij geen toestemming, bijvoorbeeld voor een noodzakelijk medisch onderzoek voor [de minderjarige1] . Hij stimuleert (en financiert ook) het contact tussen de moeder en de kinderen en houdt de moeder op de hoogte van belangrijke zaken. Het gaat momenteel niet zo goed in de leefsituatie van de moeder wat maakt dat hij problemen verwacht zoals dat hij geen contact met haar kan krijgen.
Wat vindt de moeder?
5.5
De moeder zegt dat zij samen met de vader de belangrijke beslissingen over de kinderen kan nemen en dat de ouders hierover goed kunnen communiceren. Zij belemmert nooit beslissingen over de kinderen. Er is geen grond om haar gezag te beëindigen.
Wat vinden [de minderjarige1] en [de minderjarige2] ?
5.6
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] vinden dat de vader alleen het gezag over hen moet hebben omdat hij dit in de praktijk ook al alleen uitvoert en hij degene is die alles voor hen regelt. Zij kunnen niet echt voorbeelden geven waarbij het mis is gegaan bij belangrijke beslissingen. [de minderjarige2] zegt hier wel bang voor te zijn, omdat de moeder wisselend kan zijn in wat zij doet. Beide kinderen hebben wel (meestal app)contact met de moeder, af en toe komt de moeder hen opzoeken.
Wat vindt het hof?
5.7
Gezamenlijk gezag van beide ouders is het uitgangspunt. Er moeten bijzondere redenen zijn om één van de ouders uit te sluiten van dat gezamenlijk gezag. Als de communicatie tussen de ouders niet zo goed is, hoeft dat nog niet te betekenen dat er geen gezamenlijk gezag kan zijn. De ouders hebben nogal een verschillende kijk op de communicatie over de kinderen. De vader zegt dat die er niet is, de moeder zegt dat die er wel is en dat dit goed gaat. De vader zegt ook dat de moeder soms niet reageert op vragen om toestemming te geven en dat hij dan maar probeert het alleen te regelen maar dat dit wel lastig is. De moeder zegt dat dit niet klopt. Het hof heeft geen reden om te twijfelen aan wat de vader vertelt over de communicatie tussen hem en de moeder gelet op wat uit het dossier over de periode van de ondertoezichtstelling naar voren komt over de weigering van de moeder om met de vader te communiceren. Uit dat dossier is ook wel gebleken dat de vader zijn best doet om de moeder te betrekken bij de kinderen, haar te informeren over en het contact met de kinderen te stimuleren. Hij helpt haar ook wanneer zij in de problemen zit, omdat hij dit wil doen voor haar als moeder van de kinderen.
De moeder heeft het financieel niet ruim en daarom heeft hij reis- en verblijfkosten voor de moeder betaald zodat zij de kinderen in [plaats] kon opzoeken en leuke dingen met hen kon doen. Het hof vindt het, gezien het vorenstaande, wel aannemelijk dat het nemen van belangrijke beslissingen voor de kinderen soms lastig is en vertraagd wordt en dat is in strijd met de belangen van de kinderen. Dat is op zich al voldoende reden om het gezamenlijk gezag van de moeder te beëindigen. Daar komt bij de voorgeschiedenis van de kinderen voor wat betreft het gedrag van de moeder rond de tijd dat zij plotseling is vertrokken en daarna onbereikbaar was. Dat is traumatisch geweest voor de kinderen. Daarna is het niet gelukt een goede omgangsregeling te krijgen door de onvoorspelbaarheid van de moeder en het niet nakomen van afspraken. Soms zaten de kinderen klaar voor een afgesproken telefoonmoment met de moeder en dan liet zij het afweten. Het verbeteren van de communicatie tussen de ouders is, doordat de moeder het liet afweten, niet gelukt binnen de ondertoezichtstelling. Zij stelt zich naar de kinderen afwachtend op. Uit het dossier maakt het hof op dat bij de moeder sprake is van psychische problematiek wat gepaard gaat met instabiliteit en grilligheid in het gedrag.
Het hof vindt dat het voor de kinderen erg verdrietig is hoe hun moeder zo uit hun leven is vertrokken en dat zij het nog steeds laat afweten voor wat betreft haar ouderschap. Dat is ook in strijd met de plicht die de moeder vanuit het gezag heeft. Als gezaghebbend ouder ben je immers verantwoordelijk voor het geestelijk en lichamelijk welzijn van je kinderen. Het hof vindt ook het gegeven dat de moeder hierin haar plichten niet nakomt -ook al is dit mogelijk vooral te wijten aan haar psychische problematiek- een reden om haar gezag over de kinderen te beëindigen.
Het hof heeft tot slot meegewogen de mening van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] en hetgeen de raad hierover heeft aangegeven, te weten dat de kinderen beschadigd zijn door hun ervaringen met de moeder en dat bij het laten voortbestaan van het gezamenlijk gezag deze schade mogelijk voortgezet wordt. Zij kunnen niet op hun moeder bouwen en voelen zich veiliger als hun vader degene is die alleen de beslissingen neemt.
5.8
Het hof komt alles bij elkaar tot de conclusie dat het wijzigen van het ouderlijk gezag, in die zin dat het gezamenlijk gezag wordt beëindigd en dat voortaan alleen de vader het gezag over de kinderen uitoefent, in het belang van de kinderen noodzakelijk is.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 28 april 2021, en opnieuw beschikkende:
wijzigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 25 februari 2020, beëindigt het gezamenlijk gezag van de ouders en belast de vader alleen met het ouderlijk gezag over:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2005,
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2006 en
- [de minderjarige3] , geboren [in] 2016;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.G. Idsardi, J.W. Keuning en I.M. Dölle, bijgestaan door mr. E. Klijn als griffier, en is op 17 maart 2022 uitgesproken in het openbaar in aanwezigheid van de griffier.