Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.Het geschil in hoger beroep
primairte bepalen dat de vrouw binnen 24 uur na betekening van het te wijzen arrest in kort geding de woning dient te verlaten en bij weigering met behulp van de sterke arm uit de woning kan worden gezet en zij daarna de woning niet meer mag betreden en aan de man en de kinderen van partijen toestemming wordt verleend om de woning weer te betrekken en de sloten van de woning weer te veranderen, en de vrouw te veroordelen om met ingang van februari 2021 aan de man te betalen de helft van de eigenaarslasten van de woning van € 894,97 en voor de duur van de samenwoning de helft van de huishoudkosten van minimaal € 684,92; dan wel:
subsidiairte bepalen dat indien de vrouw tot zes maanden na het einde van de samenleving, met uitzondering van de man, de woning mag bewonen, zij een redelijke maandelijkse gebruiksvergoeding aan de man verschuldigd is van € 894,97 per maand, zijnde de helft van de eigenaarslasten, dan wel een bedrag dat het hof juist acht.