ECLI:NL:GHARL:2022:2112
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep kort geding
- Rechtspraak.nl
Terugverhuizing van de moeder met kind in het kader van gezamenlijk ouderlijk gezag en co-ouderschapsregeling
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, gaat het om een kort geding waarin de vrouw, appellante, in hoger beroep is gekomen tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland. De vrouw en de man hebben gezamenlijk ouderlijk gezag over hun minderjarige kind, geboren in 2018. Na de breuk van hun relatie in 2019 is de vrouw verhuisd van [woonplaats2] naar [woonplaats1]. De rechtbank had eerder bepaald dat het hoofdverblijf van het kind bij de vrouw zou zijn, maar dat zij binnen een straal van 30 kilometer van de man moest wonen. De voorzieningenrechter heeft de vrouw veroordeeld om terug te verhuizen naar de regio van de man, met een dwangsom voor elke week dat zij hier niet aan voldoet.
In hoger beroep heeft de vrouw zeven grieven ingediend, waarbij zij onder andere aanvoert dat zij recht heeft om zonder het kind te verhuizen. Het hof oordeelt dat het in het belang van het kind is dat de vrouw terugverhuist, zodat de co-ouderschapsregeling kan worden voortgezet. Het hof stelt vast dat de vrouw zonder toestemming van de man is verhuisd, wat in strijd is met de eerdere beschikking van de rechtbank. De vrouw heeft niet voldoende onderbouwd dat zij zich heeft ingespannen om woonruimte te vinden binnen de vereiste straal van 30 kilometer van de man.
Het hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter en compenseert de proceskosten, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de vrouw onmiddellijk moet terugverhuizen, ongeacht een eventuele verdere procedure in de bodemzaak.