ECLI:NL:GHARL:2022:2087

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 februari 2022
Publicatiedatum
17 maart 2022
Zaaknummer
21-005297-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdenking van het plegen van meerdere oplichtingen en de rol van de verdachte als katvanger in een plof-BV

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte werd verdacht van het plegen van meerdere oplichtingen, waarbij hij als katvanger fungeerde voor een zogenoemde plof-BV. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich had ingeschreven als directeur van de BV, maar dat hij in werkelijkheid niet betrokken was bij de legale activiteiten van het bedrijf. De verdachte is vrijgesproken van medeplegen van oplichting in de meeste tenlastegelegde zaken, maar is wel veroordeeld voor één geval van medeplegen van oplichting, waarbij hij goederen heeft verkregen door zich voor te doen als bonafide medewerker van de BV. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte zich bewust was van zijn rol als katvanger en dat hij opzettelijk heeft bijgedragen aan de frauduleuze activiteiten van de BV. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 59 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard, omdat het hof niet tot een bewezenverklaring van enig daarmee in rechtstreeks verband staand strafbaar feit is gekomen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005297-19
Uitspraak d.d.: 28 februari 2022
VERSTEK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 1 oktober 2019 met parketnummer 18-730020-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [gemeente] op [geboortedatum] 1991,
wonende te [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 14 februari 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep, behoudens wat betreft de op te leggen straf, en tot veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Het hof constateert dat in de tenlastelegging meerdere afzonderlijke zaken impliciet cumulatief zijn samengebracht in één tenlastegelegd feit.
Verdachte is door de meervoudige kamer in de rechtbank Noord-Nederland vrijgesproken van de onder primair in de tenlastelegging opgenomen feiten in de zaken 3, 4, 5, 12, 13, 14 en 15. Het hoger beroep is door verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open.
Het hof zal verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte ter zake voor het primair ten laste gelegde met betrekking tot de daaronder vermelde zaken 2, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 16, en 17 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met de bijzondere voorwaarde dat verdachte medewerking zal verlenen aan reclasseringstoezicht. De rechtbank heeft een deel van de benadeelde partijen niet ontvankelijk verklaard in hun vorderingen en heeft de overige vorderingen geheel of gedeeltelijk toegewezen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing, een andere strafoplegging en een andere beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair:
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2016 tot en met 30 april 2017, te [plaats] , gemeente [gemeente] , en/of in de provincie Friesland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, meerdere bedrijven en/of personen heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, door zich voor te doen als, bonafide, medewerker van het bedrijf [naam B.V.] te [plaats] , met de naam [verdachte] en/of [naam] en/of [medeverdachte 2] , bevoegd om goederen te bestellen en/of te kopen en/of te huren, te weten:
Zaak 2: [bedrijf 1]
-een shovel en/of
Zaak 6: [B.V. 1]
-een hogedrukreiniger, een kettingzaak, een betonzaagmachine, toebehoren
(5 liter mengsmering) en/of een mobiele hogedrukreiniger en/of
Zaak 7: [bedrijf 2]
-een mobiele bar en/of
Zaak 8: [benadeelde 3]
-vlees, hapjes en/of een gasbarbecue en/of
Zaak 9: [bedrijf 3]
-een aanhangwagen met steiger en/of
Zaak 10: [bedrijf 6]
-een barbecue en een luxe barbecuepakket en/of
Zaak 11: [bedrijf 4] /aggregaten
-twee aggregaten/generatoren, vier kabels, twee verdeelkasten en/of
Zaak 16: [B.V. 2]
-een (grote) hoeveelheid dakpanelen en/of
Zaak 17: [benadeelde 6]
-vier pallets dakplaten en/of
Zaak 18: [naam]
-een geldbedrag van 170 euro en/of
Nagekomen aangifte: [bedrijf 5]
-honderd vierkante meter (keramische) tegels;
subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2016 tot en met 30 april 2017, te [plaats] , gemeente [gemeente] , en/of in de provincie Friesland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, meerdere bedrijven en/of personen heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, door zich voor te doen als, bonafide, medewerker van het bedrijf [naam B.V.] te [plaats] , met de naam [verdachte] en/of [naam] en/of [medeverdachte 2] , bevoegd om goederen te bestellen en/of te kopen en/of te huren, te weten:
Zaak 2: [bedrijf 1]
-een shovel en/of
Zaak 6: [B.V. 1]
-een hogedrukreiniger, een kettingzaak, een betonzaagmachine, toebehoren
(5 liter mengsmering) en/of een mobiele hogedrukreiniger en/of
Zaak 7: [bedrijf 2]
-een mobiele bar en/of
Zaak 8: [benadeelde 3]
-vlees, hapjes en/of een gasbarbecue en/of
Zaak 9: [bedrijf 3]
-een aanhangwagen met steiger en/of
Zaak 10: [bedrijf 6]
-een barbecue en een luxe barbecuepakket en/of
Zaak 11: [bedrijf 4] /aggregaten
-twee aggregaten/generatoren, vier kabels, twee verdeelkasten en/of
Zaak 16: [B.V. 2]
-een (grote) hoeveelheid dakpanelen en/of
Zaak 17: [benadeelde 6]
-vier pallets dakplaten en/of
Zaak 18: [naam]
-een geldbedrag van 170 euro en/of
Nagekomen aangifte: [bedrijf 5]
-honderd vierkante meter (keramische) tegels;
meer subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2016 tot en met 30 april 2017, te [plaats] , gemeente [gemeente] , en/of in de provincie Friesland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, meerdere bedrijven en/of personen heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, door zich voor te doen als, bonafide, medewerker van het bedrijf [naam B.V.] te [plaats] , met de naam [verdachte] en/of [naam] en/of [medeverdachte 2] , bevoegd om goederen te bestellen en/of te kopen en/of te huren, te weten:
Zaak 2: [bedrijf 1]
-een shovel en/of
Zaak 6: [B.V. 1]
-een hogedrukreiniger, een kettingzaak, een betonzaagmachine, toebehoren
(5 liter mengsmering) en/of een mobiele hogedrukreiniger en/of
Zaak 7: [bedrijf 2]
-een mobiele bar en/of
Zaak 8: [benadeelde 3]
-vlees, hapjes en/of een gasbarbecue en/of
Zaak 9: [bedrijf 3]
-een aanhangwagen met steiger en/of
Zaak 10: [bedrijf 6]
-een barbecue en een luxe barbecuepakket en/of
Zaak 11: [bedrijf 4] /aggregaten
-twee aggregaten/generatoren, vier kabels, twee verdeelkasten en/of
Zaak 16: [B.V. 2]
-een (grote) hoeveelheid dakpanelen en/of
Zaak 17: [benadeelde 6]
-vier pallets dakplaten en/of
Zaak 18: [naam]
-een geldbedrag van 170 euro en/of
Nagekomen aangifte: [bedrijf 5]
-honderd vierkante meter (keramische) tegels.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsmiddelen

1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 30 mei
2017, opgenomen op pagina 161 van het dossier van Politie Eenheid Noord-Nederland
met nummer 2017125459 d.d. 15 september 2017, inhoudend als verklaring van [getuige 1]
:
Ik ben eigenaar van een loods gelegen aan het [adres] te [plaats] . In november/december 2016 werd ik benaderd door de mij bekende [medeverdachte 1] uit [plaats] . [medeverdachte 1] vertelde mij dat hij met [verdachte] een bedrijfje had en dat hij een loods voor dat bedrijf zocht. Ik heb toen vanaf december 2016 tot en met maart/april 2017 deze loods aan [medeverdachte 1] verhuurd.
2. Een schriftelijk bescheid, te weten een [naam B.V.] betreffend uittreksel uit het
Handelsregister van de Kamer van Koophandel d.d. 12 mei 2017, opgenomen op pagina
154 en verder van het onder 1 genoemde dossier, voor zover inhoudend:
KvK-nummer: 59585617.
Statutaire naam: [naam B.V.] .
Startdatum onderneming: 30 december 2013.
Met ingang van 25-04-2017 is [naam B.V.] in staat van faillissement verklaard. Activiteiten: Verkrijgen, vervreemden, huren, beheren, administreren, (doen) stichten en exploiteren van onroerende zaken. Renovatie en verbouw van onroerend goed. Handelsonderneming in bouwmaterialen.
Telefoonnummers: 0649165341 en 0644640571.
Werkzame personen: 0.
Bestuurders: [verdachte] (directeur, alleen/zelfstandig bevoegd), in functie: 19 december 2016 tot 16 januari 2017 en vanaf 2 maart 2017.
[medeverdachte 2] (directeur, alleen/zelfstandig bevoegd), in functie: 16 januari 2017 tot 2 maart 2017.
Enig aandeelhouder: [verdachte] , sedert 19 december 2016.
Algemene gegevens over de jaarrekening:
Boekjaar 2016: werknemers 2, totaal activa: 335.266.
Boekjaar 2015: werknemers 0, totaal activa: 254.
Boekjaar 2014: werknemers 0, totaal activa: 615.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 maart
2017, opgenomen op pagina 109 en verder van het onder 1 genoemde dossier, inhoudend
als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Op 25 maart 2017 heb ik een onderzoek ingesteld in een bedrijfsloods aan het [adres] te [plaats] . Ik zag dat boven de toegangsdeur een bord hing met daarop de tekst [naam B.V.] Vastgoed.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 10
juli 2017, opgenomen op pagina 409 en verder van het onder 1 genoemde dossier,
inhoudend als verklaring van verdachte:
[naam B.V.] stond op mijn naam. [medeverdachte 1] heeft mij ergens eind 2016 benaderd en gevraagd of ik een bestaande BV op naam wilde zetten. Ik ben toen samen met [medeverdachte 1] naar de Kamer van Koophandel gegaan. Daar heb ik mij laten inschrijven op een al bestaand bedrijf. Volgens het uittreksel wat ik toen kreeg was ik daarna de baas/de directeur van [naam B.V.] . Ik heb mij daar bij de Kamer van Koophandel gelegitimeerd en een handtekening gezet. Ik heb een kopie van mijn identiteitskaart via mijn gsm naar [medeverdachte 1] verstuurd.
Ik heb een paar keer samen met [medeverdachte 1] bestellingen van [naam B.V.] opgehaald. Ik moest daarbij aanwezig zijn omdat ik de baas was van het bedrijf. [medeverdachte 1] zei dat hij goederen gehuurd had en dat ik mij als baas/directeur moest legitimeren. Hij zou anders deze spullen niet meekrijgen. [medeverdachte 1] ging naar bedrijven om te vragen of ze ook spullen hadden die hij nodig had voor [naam B.V.] en hij vroeg dan of ze ook offertes konden maken. Ik ben met [medeverdachte 1] op meerdere plaatsen geweest. Dat was voor het ophalen van spullen en op laten maken van offertes. Ik moest gewoon tekenen en dan kregen wij de spullen mee.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 25
maart 2017, opgenomen op pagina 376 en verder van het onder 1 genoemde dossier,
inhoudend als verklaring van [medeverdachte 2] :
In januari 2017 werd ik benaderd door [verdachte] . [verdachte] wist/had gehoord dat ik schulden had en hij zei tegen mij dat hij een soort van bedrijf had en wel werk voor mij had. Hij vroeg aan mij of ik niet eerst mededirecteur wilde worden. Dat zou voor een paar weken zijn en dan zou ik gewoon weer medewerker zijn voor dat bedrijf. Ik ben toen samen met hem naar de Kamer van Koophandel in [plaats] gegaan en daar heb ik mij laten inschrijven als directeur bij [naam B.V.] te [plaats] . Ik weet alleen dat hij nog zei dat hij na twee weken mij weer zou laten uitschrijven als directeur.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 17 mei 2017,
opgenomen op pagina 330 en verder van het onder 1 genoemde dossier, inhoudend als
verklaring van [getuige 2] :
Op 11 mei 2017 zag ik dat [naam B.V.] Vastgoed op 25 april 2017 failliet is verklaard. Bij dit bericht stond een curator vermeld hiermee heb ik contact gelegd. Ik vernam van de curator dat het hier vermoedelijk een zeer omvangrijk fraudezaak betreft. Het blijkt dat [naam B.V.] een zogenoemde ‘lege bv’ is waar van allerlei fraude praktijken plaatsvinden.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 15 mei 2017,
opgenomen op pagina 247 en verder van het onder 1 genoemde dossier, inhoudend als
verklaring van [getuige 3] :
Ik ben eigenaar en directeur van [bedrijf 4] uit [plaats] . Op 19 april 2017 had mijn bedrijf telefonisch en via de mail ( [mailadres] ) contact met de heer [verdachte] van [naam B.V.] vastgoed in [plaats] . [verdachte] wilde twee aggregaten/ generatoren, 4 kabels en 2 verdeelkasten bij ons huren voor twee dagen werk in [plaats] . Na goedkeuring van de offerte door [naam B.V.] , vertelde [verdachte] dat een medewerker van [naam B.V.] vastgoed op 21 april 2017 alles op zou komen ophalen.
Op 21 april 2017 heeft [verdachte] samen met nog een andere onbekende man de
aggregaten opgehaald. [verdachte] heeft zich bij ons gelegitimeerd met zijn ID-pas en een uittreksel KvK van [naam B.V.] . Bij het ophalen zijn nog 2 extra verdeelkasten en 4 extra kabels aan [verdachte] meegegeven. Op 27 april 2017 waren de aggregaten nog niet terug gebracht. Ik heb toen gebeld met [verdachte] . [verdachte] vertelde mij dat de aggregaten in [plaats] stonden en dat hij alles terug zou brengen. Dat is tot op heden nog steeds niet gebeurd. Na 27 april 2017 kreeg ik via andere ondernemers kreeg ik te horen dat [naam B.V.] meerdere bedrijven had opgelicht en dat er meerdere gedupeerden waren.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Het hof stelt op grond van de bewijsmiddelen het volgende vast, met gebruikmaking van die overwegingen van de rechtbank die passen bij de (beperktere) bewezenverklaring van het hof.
Op 30 december 2013 wordt [naam B.V.] (hierna: [naam B.V.] ) opgericht en op 19 december 2016 wordt verdachte als nieuwe bestuurder aangesteld. Op 16 januari 2017 wordt verdachte als bestuurder vervangen door [medeverdachte 2] , die op 2 maart 2017 weer uit functie treedt. [verdachte] wordt vervolgens opnieuw benoemd als bestuurder en blijft dat ook tot het faillissement van het bedrijf wordt uitgesproken op 25 april 2017.
In de tenlastegelegde periode van 1 december 2016 tot en met 30 april 2017 worden op naam van [naam B.V.] op grote schaal goederen besteld bij diverse bedrijven, zowel om te huren als om te kopen. Deze goederen worden na afgifte echter niet betaald en ook niet geretourneerd. De leveranciers die hierop actie ondernemen, worden vervolgens van het kastje naar de muur gestuurd door diverse ‘medewerkers’ van het bedrijf. Daarnaast blijkt het contact met de ‘medewerkers’ van [naam B.V.] uitermate moeizaam te verlopen of zelfs onmogelijk te zijn. De leveranciers wordt meerdere malen voorgeschoteld dat betaling of retournering spoedig gerealiseerd zal worden. Dit blijkt echter niet het geval te zijn.
Het hof constateert dat niet is gebleken dat vanuit [naam B.V.] in die periode daadwerkelijke legale economische activiteiten werden ondernomen. Dat [naam B.V.] geen normaal functionerend bedrijf was, vindt steun in de verklaring van aangever [getuige 2] . Hij vernam van de curator van [naam B.V.] dat de vennootschap een ‘lege BV’ was waar allerlei fraudepraktijken zouden plaatsvinden. Het hof stelt dan ook vast dat [naam B.V.] een zogenoemde ‘plof-BV’ betrof.
Uit de bewijsmiddelen blijkt verder dat de personen achter [naam B.V.] door middel van een vooropgezette, georganiseerde vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling van zaken gaven met het doel om daarvan misbruik te maken. Dit handelen bestond eruit dat die personen ten opzichte van leveranciers telkens de valse hoedanigheid aannamen van
bonafide medewerkers van een normaal vastgoedbedrijf. Vanuit [naam B.V.] werd ogenschijnlijk gehandeld conform het in het maatschappelijk verkeer geldende patroon dat enerzijds de leveranciers goederen verhuren of verkopen en anderzijds de klant die goederen tijdig betaalt of retourneert. Om een indruk van betrouwbaarheid te creëren was het bedrijf ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, was de gehuurde loods voorzien van het bedrijfslogo, werd gebruikt gemaakt van e-mailadressen en telefoonnummers en had het bedrijf een website. Het hof acht het aannemelijk dat de gedupeerde bedrijven onder invloed van deze onjuiste voorstelling van zaken zijn overgegaan tot de afgifte van goederen. Het is in het handelsverkeer immers niet ongebruikelijk dat op basis van goed vertrouwen wordt geleverd, zonder al te diepgaande controles, in de veronderstelling dat de goederen tijdig zullen worden betaald en/of geretourneerd.
Verdachte heeft verklaard dat medeverdachte R. [medeverdachte 1] hem eind 2016 heeft benaderd om zich als bestuurder van [naam B.V.] te laten inschrijven. Dit zou verdachte hebben gedaan omdat [medeverdachte 1] zelf, naar eigen zeggen, een BKR-registratie zou hebben. Verdachte is vervolgens met [medeverdachte 1] naar de Kamer van Koophandel gegaan, heeft zich daar gelegitimeerd en zich ingeschreven als directeur.
Uit het procesdossier is niet gebleken dat verdachte zich op enige wijze heeft ingespannen om kennis te krijgen van de context waarin hij zijn activiteiten heeft verricht. Een toelichting op het feit dat hij in een korte periode tot tweemaal toe, met een korte onderbreking, in het Handelsregister ingeschreven heeft gestaan als bestuurder, is niet gegeven. Dat geldt ook voor het feit dat verdachte een derde (medeverdachte [medeverdachte 2] ) heeft ingeschakeld om in zijn plaats gedurende enkele weken als bestuurder op te treden. Een logische verklaring waarom verdachte in zijn hoedanigheid van directeur de door [medeverdachte 1] bestelde goederen moest ophalen, terwijl verdachte de facto niet betrokken zou zijn geweest bij de vennootschap en hij voor deze diensten geen vergoeding kreeg, is evenmin gegeven.
Deze feiten en omstandigheden duiden er naar hun uiterlijke verschijningsvorm op dat verdachte zich bewust heeft opgeworpen als ‘katvanger.’ Het is algemeen bekend dat degenen die feitelijk achter dit soort ‘plof-BV’s’ zitten, doorgaans katvangers aanstellen die het risico moeten dragen indien de criminele activiteiten aan het licht zouden komen. Het hof is van oordeel dat het niet anders kan zijn geweest dat verdachte wist dat hij als ‘katvanger’ optrad en dat hij globale wetenschap heeft gehad dat zijn naam en identiteit gebruikt werden voor frauduleuze activiteiten onder de dekmantel van [naam B.V.] .
Het hof ziet zich gesteld voor de vraag hoe de rol van verdachte in de hiervoor beschreven constellatie moet worden getypeerd. De enkele omstandigheid dat verdachte zich als katvanger heeft opgeworpen, duidt naar het oordeel van het hof wel op een faciliterende rol die echter niet zonder meer van zodanig gewicht is dat verdachte reeds op grond daarvan als medepleger van (primair) oplichting kan worden aangemerkt. Daarvoor moet een verdergaande betrokkenheid van verdachte komen vast te staan.
Op grond van de stukken kan worden vastgesteld dat in een aantal in de tenlastelegging genoemde zaken goederen zijn besteld waarbij de naam van verdachte is gebruikt. Nu uit het dossier echter duidelijk naar voren komt dat de personen achter [naam B.V.] regelmatig gebruik maakten van valse namen en het voor de hand ligt dat in voorkomende gevallen door hen ook de naam van de ingeschreven directeur werd gebruikt, kan op grond van het dossier niet worden vastgesteld dat het daadwerkelijk de verdachte is geweest die bij de betreffende bestellingen direct betrokken is geweest, noch dat hij ervan wist dat zijn naam voor die bestellingen werd misbruikt.
Verder heeft verdachte zelf verklaard dat hij tezamen met [medeverdachte 1] verschillende bedrijven heeft bezocht om daar goederen op te halen. Deze goederen had [medeverdachte 1] besteld op naam van [naam B.V.] . Verdachte moest zich vervolgens bij die bedrijven legitimeren als eigenaar van [naam B.V.] , zodat [medeverdachte 1] de goederen meekreeg. Het hof kan op grond van het dossier echter slechts in één geval vaststellen bij welke van de ten laste gelegde bedrijven verdachte zelf is geweest, namelijk bij [bedrijf 4] /aggregaten (zaak 11).
Het hof komt dan ook niet tot een bewezenverklaring in de zaken 2 ( [bedrijf 1] ), 6 ( [B.V. 1] ), 7 ( [bedrijf 2] ), 8 ( [benadeelde 3] ), 9 ( [bedrijf 3] ), 10 ( [benadeelde 3] ) 16 ( [B.V. 2] ), en 17 ( [benadeelde 6] ), nu in deze zaken niet is komen vast te staan dat verdachte een verdergaande betrokkenheid heeft gehad dan zijn inschrijving als directeur van [naam B.V.] bij de Kamer van Koophandel.
Dit is, zoals aangegeven, slechts anders in de zaak [bedrijf 4] /aggregaten (zaak 11), nu uit de aangifte van [getuige 3] blijkt dat verdachte zich bij dit bedrijf met zijn ID-bewijs heeft gelegitimeerd en een uittreksel uit de KvK heeft getoond om te verzekeren dat de bestelde goederen meegegeven zouden worden. Aldus is in deze zaak vast komen te staan dat verdachte niet slechts als directeur op papier heeft gefungeerd maar dat hij in die hoedanigheid ook naar buiten is getreden c.q. de op te lichten onderneming heeft bezocht. Verdachte verrichtte deze handelingen voor en met medeverdachte [medeverdachte 1] , die betrokken was bij de activiteiten vanuit [naam B.V.] .
Uit de wijze waarop werd geopereerd, leidt de rechtbank af dat verdachte en [medeverdachte 1] in deze zaak bewust en nauw samenwerkten en dat verdachte ook opzet had op die bewuste en nauwe samenwerking. De rol van verdachte was daarbij substantieel omdat de bestelde goederen zonder hem waarschijnlijk niet zouden zijn meegegeven.
Het hof acht het primair ten laste gelegde in zoverre wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
hij in de periode van 19 april 2017 tot en met 30 april 2017, in de gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels een bedrijf, te weten [bedrijf 4] B.V. heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten twee aggregaten/generatoren, vier kabels, twee verdeelkasten, door zich voor te doen als, bonafide, medewerker van het bedrijf [naam B.V.] te [plaats] , met de naam [verdachte] , bevoegd om goederen te huren.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van oplichting.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van oplichting door te fungeren als katvanger van een zogenoemde plof-BV. Hij heeft zich niet alleen formeel als directeur van dit bedrijf ingeschreven, maar heeft zich vervolgens ook in die hoedanigheid geïdentificeerd om te verzekeren dat de onder valse voorwendselen bestelde goederen ook zouden worden meegegeven.
Hierdoor heeft verdachte een grove inbreuk gemaakt op het vertrouwen van dit bedrijf. Meer in het algemeen is hierdoor ook het vertrouwen aangetast dat partijen in het handelsverkeer nu eenmaal in elkaar moeten stellen om zaken te kunnen doen. Verdachte heeft zich daarbij kennelijk laten leiden door eigen financieel gewin. Dit klemt te meer nu het financiële nadeel dat deze ondernemer heeft geleden op geen enkele wijze is vergoed.
Het hof weegt in het nadeel van verdachte mee dat hij, blijkens een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 januari 2022, eerder onherroepelijk is veroordeeld voor vermogensdelicten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden om zich opnieuw schuldig te maken aan het onderhavige strafbare feit. Anderzijds verdient opmerking dat verdachte na het onderhavige feit in 2017 niet opnieuw met justitie in aanraking is gekomen.
Over de persoon van verdachte is verder weinig bekend geworden, nu hij zowel in eerste aanleg als in hoger beroep bij de behandeling van zijn zaak niet is verschenen. Uit een op 8 februari 2022 ontvangen schrijven van verdachte maakt het hof op dat verdachte samenwoont met zijn vriendin en dat hij werkzaam is in de bouw als dakdekker.
Het hof houdt bij het bepalen van de straf rekening met overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM.
Verdachte wordt in hoger beroep veroordeeld voor één geval van medeplegen van oplichting, gepleegd in april 2017. Op 27 februari 2015 is verdachte bovendien veroordeeld tot een taakstraf ter zake van opzetheling en diefstal in vereniging. Die taakstraf heeft de verdachte dus vóór het plegen van het huidige feit verricht. Op grond van artikel 22b, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht kan verdachte daarom niet opnieuw worden veroordeeld tot uitsluitend een taakstraf.
In het licht van voornoemde omstandigheden acht het hof het niet noodzakelijk om verdachte een straf op te leggen die hernieuwde vrijheidsbeneming met zich zou brengen. Het hof zal daarom volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel van gelijke duur is aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Om verdachte ervan te weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen, en tevens recht te doen aan de aard en de ernst van het bewezen verklaarde, zal het hof het grootste gedeelte van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen en hieraan een proeftijd van drie jaren verbinden. Alles afwegend acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen, waarvan 59 dagen voorwaardelijk, passend en geboden.

Vorderingen van de benadeelde partijen

De volgende (rechts-)personen hebben zich in eerste aanleg als benadeelde partij in het strafproces gevoegd. Hun vorderingen zijn in eerste aanleg (deels) toegewezen en zijn zodoende telkens tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag aan het oordeel van het hof onderworpen:
[benadeelde 1]
[benadeelde 2]
[benadeelde 3] ;
[benadeelde 4] ;
[benadeelde 5] ;
[benadeelde 6]
Ten aanzien van bovengenoemde benadeelde partijen is het hof niet tot een bewezenverklaring van enig daarmee in rechtstreeks verband staand strafbaar feit gekomen. Het hof zal de benadeelde partijen daarom niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen. Deze vorderingen kunnen bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 63 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak van de cumulatief ten laste gelegde (medeplegen) van de in de tenlastelegging opgenomen feiten in de zaken 3, 4, 5, 12, 13, 14 en 15.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
60 (zestig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
59 (negenenvijftig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 4] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 6] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 5] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. T.H. Bosma, voorzitter,
mr. W. Foppen en mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, raadsheren,
in tegenwoordigheid van D.D. Drost, griffier,
en op 28 februari 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.