ECLI:NL:GHARL:2022:2045

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 maart 2022
Publicatiedatum
15 maart 2022
Zaaknummer
200.290.399/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de totstandkoming van een koopovereenkomst van een appartementsrecht in een woonschepenhaven

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een groep appellanten en een geïntimeerde over de totstandkoming van een koopovereenkomst voor een appartementsrecht in een woonschepenhaven. De appellanten, die allen eigenaar zijn van een appartementsrecht, hebben in 2019 een koopovereenkomst gesloten met de geïntimeerde voor de aankoop van een ligplaats op het woonarkenpark. De appellanten stelden dat zij het appartementsrecht inclusief de insteekhaven hebben gekocht, terwijl de geïntimeerde betwist dat de insteekhaven onderdeel van de koopovereenkomst uitmaakte. Het hof oordeelt dat er geen wilsovereenstemming bestond over de insteekhaven, waardoor de koopovereenkomst niet tot stand is gekomen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de koopovereenkomst wel tot stand was gekomen, maar het hof vernietigt dit oordeel. De appellanten hebben geen recht op levering van het appartementsrecht en de vorderingen worden afgewezen. Tevens wordt het conservatoire beslag opgeheven, omdat de appellanten in twee instanties in het ongelijk zijn gesteld. De kosten van de procedure worden toegewezen aan de geïntimeerde.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.290.399/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 171241)
arrest van 15 maart 2022
in de zaak van

1.[appellant1] ,

2. [appellante2] ,

3. [appellant3] ,

4. [appellante4] ,

5. [appellant5] ,

6. [appellante6] ,

7. [appellant7] ,

8. [appellante8] ,

allen wonende in [woonplaats1] ,
appellanten in principaal hoger beroep, geintimeerden in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
bij de rechtbank: eisers in conventie en verweerders in reconventie,
hierna gezamenlijk te noemen:
[appellanten] c.s.,
advocaat: mr. J.A. Abma, die kantoor houdt in Leeuwarden,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats2] ,
geïntimeerde in principaal hoger beroep, appellante in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,,
bij de rechtbank: gedaagde in conventie en eiseres in reconventie,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. R. Glas, die kantoor houdt in Leeuwarden.

1.De verdere verloop van de procedure bij het hof

1.1
De in het arrest van 12 oktober 2021 bepaalde, met toestemming van partijen enkelvoudige mondelinge behandeling ter plaatse heeft plaatsgevonden op 16 december 2021 op [naam1] te [woonplaats1] en is voortgezet op een locatie in de omgeving. Een schikking is niet bereikt. Van de mondelinge behandeling is een verslag (proces-verbaal) opgemaakt. Dit verslag en de voor de zitting ingestuurde aanvullende stukken zijn aan het dossier toegevoegd.
1.2
Dit arrest wordt gelijktijdig uitgesproken met de beschikking in de zaak met nummer 200.290.399/02. Dit betreft een verzoek tot een voorlopig deskundigenbericht. In deze zaak heeft op 21 juli 2021 een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Vervolgens is op verzoek van partijen die zaak administratief gevoegd met de hoofdzaak.
1.3
Partijen hebben bij brieven van 24 en 27 december 2021 gereageerd op het proces-verbaal dat is opgemaakt van de behandeling ter plaatse. Voor zover van belang, wordt hierop gereageerd in dit arrest.

2.Waar gaat deze zaak over?

Deze zaak gaat over de vraag of [appellanten] c.s. van [geïntimeerde] een appartementsrecht (ligplaats) op een woonarkenpark hebben gekocht en levering daarvan kunnen afdwingen. Het hof zal tot de conclusie komen dat er geen koopovereenkomst tot stand is gekomen.

3.De relevante feiten

Het hof gaat bij de beoordeling van het geschil uit van de volgende feiten.
3.1
Woonarkenpark [naam1] in [woonplaats1] bestaat uit een perceel grond en water dat bij notariële akte van 24 juni 2003 gesplitst is in appartementsrechten. De appartementsrechten waar het nu hier om gaat, omvat de bevoegdheid tot het uitsluitende gebruik van een perceel grond met daaraan een ligplaats voor een ark.
3.2
[appellanten] c.s. zijn allen eigenaar van ieder een eigen appartementsrecht.
3.3
[geïntimeerde] is sinds 1 december 2008 rechthebbende van de appartementsrechten met
nummers l0 en 11. Deze rechten en de ligplaatsen met walkant waartoe zij de bevoegdheid tot het uitsluitende gebruik geven, worden hierna kavels 10 en 11 genoemd. Deze kavels liggen naast elkaar. De woonark van [geïntimeerde] ligt op kavel 11.
3.4
In 2009 heeft [geïntimeerde] met toestemming van de Vereniging van Eigenaars (VvE) de damwand bij haar woonark laten aanpassen. Daarbij heeft zij naast haar woonark een kleine insteekhaven laten aanleggen [geïntimeerde] gebruikt deze haven als ligplaats voor een sloep.
3.5
[geïntimeerde] was aanvankelijk van plan om ook een woonark op kavel 10 te leggen, maar heeft daarvan af gezien. Doordat daar geen woonark ligt, hebben [appellanten] c.s. vanaf hun woonarken vrij uitzicht in oostelijke richting op de landerijen.
Zicht vanaf woonboot 1012 Zicht vanaf [adres1]
Rechts woonboot [geïntimeerde] Links woonboot [geïntimeerde] /insteekhaven
Links kavel 10 daarachter landerijen
3.6
In 2019 hebben [appellant1] en [appellante2] aan [geïntimeerde] laten weten dat zij kavel 10 graag van haar willen kopen, dit om zeker te stellen dat het vrije uitzicht vanaf de eigen
woonark behouden blijft.
3.7
Op 20 augustus 2019 is een schriftelijke koopovereenkomst gesloten tussen [geïntimeerde] als verkoper en [appellant1] , [appellante2] , [appellant3] en [appellante4] als kopers. De koopovereenkomst vermeldt:
"artikel 1 Verkoop en koop
Verkoper verkoopt aan koper, het appartementsrecht rechtgevende op het uitsluitend gebruik van:
Perceel grond met ligplaats uitsluitend voor arkin het arkenpark te [woonplaats1] , adres [adres2] , [woonplaats1] , Gemeente Leeuwarden, kadastraal bekend gemeente [gemeente] sektie C, complexaanduiding 1797, appartementsindex 10. Adres [adres2] , [woonplaats1] . Uitmakende het drieënzeventig een duizend zeshonderd zevenendertigste (73/1637) aandeel in de gemeenschap bestaande uit een perceel grond met water in het arkenpark aan de [adres2] te [woonplaats1] , groot twee hectare, twee are veertig centiare een en ander zoals op de bijgevoegde situatietekening schetsmatig is aangegeven. Hierna te noemen: de onroerende zaak", tegen een koopsom van € 125.000,- (…)
(…)
artikel 4 Eigendomsoverdracht
De akte van levering zal gepasseerd worden uiterlijk op dinsdag 1 oktober 2019.(…)
artikel 5 Waarborgsom
Tot zekerheid voor de nakoming van de verplichtingen heeft koper een waarborgsom. groot
€ 12.500,- (... ), op 20 augustus 2019 overgemaakt ten name van [geïntimeerde] (...)."
De bij de koopovereenkomst gevoegde situatietekening van het woonarkenpark.
3.8
Enkele dagen na het sluiten van de koopovereenkomst zijn [appellant5] , [appellante6] ,
[appellant7] en [appellante8] als (mede)kopers partij geworden bij de koopovereenkomst.
3.9
Op 20 augustus 2019 hebben [appellanten] c.s. aan [geïntimeerde] een waarborgsom betaald van € 12.500,-.
3.1
Op 30 augustus 2019 heeft [geïntimeerde] een mail van [appellant3] ontvangen met de mededeling dat aan het kadaster een opdracht is gegeven voor een grensreconstructie en wordt aan [geïntimeerde] een bijdrage in de kosten gevraagd. Tussen [appellanten] c.s. en [geïntimeerde] is vervolgens discussie ontstaan over de kavelgrens. [appellanten] c.s. stellen zich op dat moment op het standpunt dat [geïntimeerde] de grens bij de werkzaamheden in 2009 heeft aangepast en dat een gedeelte van de insteekhaven deel van de koopovereenkomst uitmaakt.
3.11
[geïntimeerde] schrijft in haar e-mail van 16 september 2019 het volgende:
"(…)Hieronder volgen de voorwaarden waaraan dient te worden voldaan door koper, voordat verkoper zal leveren door middel van het (laten) ondertekenen van de leveringsakte. Tijdig wordt door de notaris van koper een situatieschets van kavel 1010 gemaakt, op aanwijzing van en op kosten van koper, welke schets kavel 1011, zoals bij de koop en nu nog wordt aangetroffen op het arkenpark, zal eerbiedigen;
2. Deze situatieschets zal onderdeel uit maken van de (ontwerp) leveringsakte;
3. In de (ontwerp)leveringsakte wordt bepaald dat, op kosten van koper, de in de situatieschets opgenomen kavelscheiding tussen de kavels 1010 en 1011 na levering door het Kadaster als formele grensscheiding zal worden geverifieerd en vastgesteld;
4. In de (ontwerp)leveringsakte wordt bepaald dat verkoper gerechtigd is om, na vaststelling door het Kadaster van de grensscheiding tussen kavel 1010 en 1011, een heg op te richten op genoemde grensscheiding ter blijvende markering.
Mocht koper, onverhoopt, niet wensen te voldoen aan de vorenstaande voorwaarden dan volgt
hieruit dat de koopovereenkomst, zonder verrekening van kosten door partijen, uiterlijk per
20 september 2019 of zoveel eerder, zal worden ontbonden. Na ontbinding zal verkoper de
reeds ontvangen aanbetaling van koper terugstorten op een door koper aan te geven
bankrekening.
3.12
De door kopers ingeschakelde notaris Bron heeft een concept leveringsakte gemaakt waarin zij de splitsingstekening heeft gebruikt die in het kader van een eerder tussen derden gevoerde gerechtelijke procedure is opgemaakt. De grenslijn op die tekening loopt door de insteekhaven. In de concept leveringsakte is een kwalitatieve verbintenis opgenomen ten behoeve van [geïntimeerde] , zodat zij de insteekhaven kan blijven gebruiken (hierna ook gedoogplicht genoemd).
3.13
[geïntimeerde] heeft vervolgens aan de hand van de door de notaris gemaakte conceptakte, een aangepaste akte gemaakt, waarin verwezen wordt naar een foto ( [geïntimeerde] 10) die aan de akte is gehecht en de feitelijke situatie weergeeft als kavelgrens. Deze conceptakte is bij mail van 10 november 2019 naar [appellanten] c.s. gestuurd.
3.14
[geïntimeerde] heeft vervolgens een mail ontvangen namens [appellanten] c.s. van 19 november 2019, waarin zij wordt gesommeerd mee te werken aan levering van Kavel 10 op basis van de door notaris Bron gemaakt concept leveringsakte, waarin een gedoogplicht voor [appellanten] c.s. staat om te dulden dat [geïntimeerde] de ligplaats voor haar volgboot gebruikt zolang zij eigenaar is van Kavel 1011. Hier heeft [geïntimeerde] niet aan voldaan.
3.15
Op 13 december 2019 hebben [appellanten] c.s. conservatoir beslag tot levering gelegd op
kavel 10, waarna zij [geïntimeerde] op 20 december 2019 gedagvaard hebben.
3.16
Grond-, Weg,-, en waterbouwbedrijf Thomassen B.V. te Akkrum heeft in opdracht van [appellanten] c.s. op 15 januari 2020 een zogenoemd uitzetrapport uitgebracht waarop de grenzen op basis van de splitsingstekening zijn aangegeven.
3.17
Vervolgens heeft [geïntimeerde] bij brief van 24 januari 2020, [appellanten] c.s. in gebreke gesteld en gesommeerd de koopovereenkomst na te komen, op basis van wat in de getekende koopovereenkomst is vastgelegd, waarbij aan de leveringsakte de foto [geïntimeerde] 10 wordt gehecht.
3.18
[geïntimeerde] heeft bij brief aan [appellanten] c.s. van 14 februari 2020 verklaard dat zij de
koopovereenkomst buitengerechtelijk ontbindt.

4.De procedure bij de rechtbank

4.1
[appellanten] c.s. hebben bij de rechtbank, na wijziging van eis, kort gezegd gevorderd dat [geïntimeerde] de koopovereenkomst nakomt door levering van kavel 10, met inbegrip van de insteekhaven (vorderingen l en II in conventie). [appellanten] c.s. hebben gevorderd dat de rechtbank bepaalt dat het vonnis in de plaats treedt van de leveringsakte. Primair hebben zij daarbij gevorderd dat bepaald wordt dat [appellanten] c.s. verplicht is te gedogen dat [geïntimeerde] de insteekhaven blijft gebruiken (vordering 1). Subsidiair hebben [appellanten] c.s. gevorderd dat levering plaatsvindt zonder oplegging van die gedoogplicht (vordering II).
4.2
In reconventie heeft [geïntimeerde] een verklaring voor recht gevorderd dat de overeenkomst buitengerechtelijk is ontbonden. Zij heeft een vergoeding gevorderd van de door haar geleden schade, op te maken bij staat en opheffing van het beslag.
4.3
De rechtbank heeft geoordeeld dat tussen partijen een koopovereenkomst tot stand is gekomen met betrekking tot kavel 10, zoals deze is begrensd door de erfafscheiding en zonder de insteekhaven. In conventie zijn de vorderingen van [appellanten] c.s. afgewezen, met uitzondering van de vordering tot terugbetaling van de waarborgsom. Die vordering is toegewezen, omdat de rechtbank in reconventie een verklaring voor recht heeft gegeven dat [geïntimeerde] de koopovereenkomst buitengerechtelijk heeft ontbonden. De vorderingen van [geïntimeerde] tot schadevergoeding en tot opheffing van het gelegde conservatoire beslag zijn afgewezen. [appellanten] c.s. zijn in conventie en reconventie in de proceskosten veroordeeld.

5.De motivering van de beslissing in hoger beroep

Rechtsmacht en toepasselijk recht
5.1
De vordering van [appellanten] c.s. tegen [geïntimeerde] , die woonachtig is in het buitenland
(Republiek der Maldiven), is gebaseerd op koop van een appartementsrecht van het
woonarkenpark in [woonplaats1] , gemeente Leeuwarden. De Nederlandse rechter heeft daarom in
deze procedure rechtsmacht (zie artikel 6 aanhef en onder a, en artikel 7 lid 2 Rv). De
rechtsverhouding tussen partijen wordt beheerst door het Nederlandse recht (zie ook artikel
4 lid 1 onder c Verordening (EG) nr. 593/2008 (Rome 1).
De vorderingen van [appellanten] c.s. in hoger beroep
5.2
[appellanten] c.s. hebben in hoger beroep hun eis gedeeltelijk gewijzigd. Zij willen kort gezegd vaststelling van de ligging van de kavelgrens tussen kavel 10 en kavel 11 op basis van het rapport van Thomassen en dat het arrest in de plaats treedt van notariële akte die nodig is voor levering van het appartementsrecht 10 met daarin een gedoogplicht ten behoeve van [geïntimeerde] en haar rechtsopvolgers van de insteekhaven. De vordering Ia is tijdens de behandeling ter plaatse ingetrokken.
De feitelijke ligging van de kavelscheiding - grief I
5.3
[appellanten] c.s. hebben bezwaar gemaakt tegen de vaststelling door de rechtbank in rechtsoverweging 2.9. dat zich op de walkant tussen de ligplaats van kavel 10 en de ligplaats van kavel 11 een (enigszins waarneembare) erfafscheiding bevindt. Volgens [appellanten] c.s. is die afscheiding er niet. Voor zover hiermee wordt beoogd te stellen dat de feitelijke kavelgrens ten tijde van de koopovereenkomst niet duidelijk was, staat dit haaks op wat in eerste aanleg en in hoger beroep steeds door hen als uitgangspunt is genomen, namelijk dat de feitelijke kavelgrens niet overeenstemt met de grens volgens de splitsingstekening. Met [geïntimeerde] is het hof van oordeel dat ter plaatse kan worden waargenomen waar de feitelijke kavelgrens loopt. Er ligt een klein stukje grond tussen de walbeschoeiingen tussen de kavels (zie de rechterfoto hierboven) waarvan eenvoudig visueel een rechte lijn kan worden getrokken naar de weg. De grief slaagt niet.
Nakoming koopovereenkomst
5.4
[appellanten] c.s. baseren hun vorderingen op nakoming van de koopovereenkomst tussen partijen. Zij stellen dat zij het appartementsrecht ‘in zijn geheel’ gekocht hebben, zoals omschreven in de koopovereenkomst en dat deze zo uitgelegd moet worden dat de kavelscheiding geldt zoals deze in 2003 is uitgezet en niet zoals deze feitelijk was ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst. Volgens [appellanten] c.s. loopt de kavelgrens van de twee kavels van [geïntimeerde] diagonaal door de insteekhaven en behoort het grootste deel van de insteekhaven tot het verkochte appartementsrecht. [appellanten] c.s. hebben ter onderbouwing van dit standpunt een uitzetrapport in het geding gebracht. Op basis van de splitsingstekening zijn de coördinaten van de hoekpunten van kavel 10 uitgezet met een gps. Aan de hand van de coördinaten van de hoekpunten kan met een vrij kleine marge nauwkeurig worden vastgesteld hoe de kavelgrenzen lopen, aldus Haan c.s. Uit het rapport volgt dat de kavelgrens schuin door de insteekhaven loopt.
5.5
[geïntimeerde] heeft zich op het standpunt gesteld dat de kavelscheiding tussen kavel 10 en kavel 11 steeds heeft vastgestaan, nooit is veranderd, overeen komt met de oorspronkelijke kavelscheiding in 2003 en zoals zij de kavel aantrof toen zij deze aankocht in 2008. Die kavelgrens is gelijk aan de situatie zoals die feitelijk bestond bij de ondertekening van de koopovereenkomst. Voor de totstandkoming van de koopovereenkomst is daarover met geen woord gerept. [geïntimeerde] heeft bestreden dat zij zich heeft verplicht om kavel 10 met insteekhaven aan [appellanten] c.s. te leveren. Volgens [geïntimeerde] is de insteekhaven onderdeel van kavel 11. Ook als mocht blijken dat de insteekhaven tot kavel 10 behoort, is er geen verplichting om de insteekhaven te leveren, omdat partijen bij het sluiten van de koopovereenkomst zijn uitgegaan van verkoop van het gedeelte tot aan de (feitelijke) kavelscheiding. Het is nooit de bedoeling van partijen geweest om ook de insteekhaven te kopen en te verkopen. [geïntimeerde] was onder geen beding bereid om de insteekhaven te verkopen en dit moet voor [appellanten] c.s. ook duidelijk zijn geweest.
Is er wilsovereenstemming?
5.6
Het hof stelt voorop dat een overeenkomst, waaronder ook begrepen een koopovereenkomst, tot stand komt door aanbod en aanvaarding. In dat aanbod en die aanvaarding dient wilsovereenstemming gericht op de totstandkoming van die overeenkomst tot uitdrukking te zijn gebracht. Daarvoor is nodig dat wilsovereenstemming bestaat over die aspecten van de overeenkomst die de overeenkomst tot stand brengen (de zogenaamde essentialia). In het geval van een koopovereenkomst valt daarbij te denken aan overeenstemming over de prijs, het object, de leveringsdatum en de betalingscondities. Wat in een concreet geval de essentialia zijn waarover wilsovereenstemming dient te bestaan zal afhangen van de omstandigheden van het geval. Waar het op aankomt is dat beide partijen de wil moeten hebben gehad om de overeenkomst te sluiten, althans dat partijen er over en weer gerechtvaardigd op mochten vertrouwen dat ook bij de wederpartij die wil aanwezig was.
5.7
Het standpunt van [appellanten] c.s. is dat de insteekhaven deels en het strookje grond in het verlengde daarvan onderdeel uitmaken van het appartementsrecht en daarmee van het gekochte. In het Uitzetrapport van Thomassen Akkrum van 15 januari 2020 met de daarop gegeven toelichting, waaronder de brief van 30 april 2020 van mr. Koot aan mr. Glas, zijn voldoende aanwijzingen te vinden dat het insteekhaventje van [geïntimeerde] deels deel uitmaakt van het appartementsrecht. Voor het Uitzetrapport zijn op basis van de oorspronkelijke splitsingstekening de coördinaten van de hoekpunten uitgezet. [geïntimeerde] heeft weliswaar aangevoerd dat de datum van het onderzoek niet juist kan zijn en dat de bemoeienis van [appellant7] met dit rapport maakt dat het rapport niet als objectief kan worden beschouwd, maar het hof acht hierin geen reden aanwezig om de resultaten van het rapport niet te kunnen gebruiken. De exacte datum van het onderzoek in de zin van een dag eerder of later is in dit geval van weinig belang. In de stukken is uitvoerig toegelicht hoe de coördinaten zijn vastgesteld en deze zijn door een medewerker van Thomassen uitgezet via GPS. Dat [appellant7] daarbij assistentie heeft verleend, maakt niet dat het rapport niet gebruikt kan worden. Voorshands gaat het hof er dan ook vanuit dat de insteekhaven gedeeltelijk deel uitmaakt van het appartementsrecht. In zoverre slaagt grief V.
Geen wilsovereenstemming. Geen koopovereenkomst tot stand gekomen
5.8
Vaststaat dat het nooit de bedoeling van partijen is geweest om de insteekhaven over te dragen. [geïntimeerde] heeft verklaard de insteekhaven nooit te hebben willen verkopen. [appellanten] c.s. wilden het appartementsrecht uitsluitend kopen om het uitzicht te behouden en daarvoor was de insteekhaven en het strookje grond in het verlengde daarvan niet van belang. [appellanten] c.s. gingen ervan uit dat de insteekhaven geen onderdeel van het gekochte uitmaakte, maar bij kavel 11 hoorde. Zo hebben zij verklaard tijdens de zitting bij de rechtbank en tijdens de behandeling in hoger beroep, waarover door mr. Glas terecht een opmerking is gemaakt in zijn brief van 24 december 2021. Het hof heeft ter plaatse ook kunnen vaststellen dat kavel 11 zo is ingericht dat de insteekhaven visueel één geheel vormt met de ligplaats van de ark van [geïntimeerde] en in gebruik is als ligplaats voor de volgsloep van [geïntimeerde] . Het ligt dan ook niet voor de hand om de insteekhaven over te dragen. Uit de vaststelling dat het nooit de bedoeling van partijen is geweest om de insteekhaven over te dragen, volgt dat er geen wilsovereenstemming bestond op de totstandkoming van de koopovereenkomst van het appartementsrecht, nu er op voorhand vanuit wordt gegaan dat de insteekhaven hiervan wel gedeeltelijk deel uitmaakt. Een koopovereenkomst is dan ook niet tot stand gekomen.
5.9
De conclusie is dat de vorderingen van [appellanten] c.s. die betrekking hebben op levering van het appartementsrecht aan hen geen grondslag heeft en dus niet
toewijsbaar zijn. Aan de vorderingen die betrekking hebben op (het vaststellen van) de kavelgrens ontbreekt het belang.
Buitengerechtelijke ontbinding door [geïntimeerde] treft geen doel
5.1
Bij de rechtbank heeft [geïntimeerde] aan haar vorderingen in reconventie ten grondslag gelegd dat [appellanten] c.s. in de nakoming van de koopovereenkomst zijn tekortgeschoten, waarna zij bij brief van 14 februari 2020 de buitengerechtelijke ontbinding heeft ingeroepen. Voor zover de buitengerechtelijk ontbinding betrekking heeft op de koopovereenkomst van het appartementsrecht, treft dit geen doel, nu hiervoor is vastgesteld dat deze niet tot stand is gekomen. Daarin ligt besloten dat de verklaring voor recht dat de koopovereenkomst buitengerechtelijk is ontbonden ten onrechte is toegewezen. Ook heeft [geïntimeerde] geen aanspraak op schadevergoeding, omdat van een tekortkoming in de nakoming van op [appellanten] c.s. rustende (contractuele) verplichtingen geen sprake is.
Geen aanvullende werking redelijkheid en billijkheid/geen leemte in het contract/geen dwaling (vordering II)
5.11
De vorderingen onder II, waarin wordt verzocht door middel van het opnemen van een kwalitatieve verbintenis ten behoeve van [geïntimeerde] de insteekhaven alsnog over te dragen, komen hoe dan ook niet voor toewijzing in aanmerking, gelet op het feit dat er vanwege het ontbreken van wilsovereenstemming geen koopovereenkomst tot stand is gekomen tussen partijen.
Opheffen beslag (vordering in het incidenteel hoger beroep)
5.12
Nu de vorderingen van [appellanten] c.s. worden afgewezen, is de voorwaarde waaronder het incidenteel hoger beroep is ingesteld vervuld en komt de door [geïntimeerde] verzochte opheffing van het conservatoire beslag aan de orde. Door de rechtbank is geoordeeld dat het belang van [appellanten] c.s. bij handhaving van het beslag zwaarder weegt dan dat van [geïntimeerde] bij voortzetting, omdat als het beslag zou worden opgeheven en [geïntimeerde] het appartementsrecht zou verkopen aan een derde die daarop een woonark zou leggen, het vrije uitzicht van [appellanten] c.s. verloren zou gaan en daarmee ook de waarde van het hoger beroep.
5.13
[geïntimeerde] heeft gesteld dat het in deze zaak in de kern gaat om de uitleg van de koopovereenkomst. Dit oordeel, zo stelt zij, is in een eventueel cassatieberoep nauwelijks aan te tasten. Doordat [appellanten] c.s. in twee instanties in het ongelijk zijn gesteld, is ook summierlijk gebleken van de ondeugdelijkheid van het ingeroepen recht, zodat nu het belang dat zij vrij kan beschikken over haar appartementsrecht, zwaarder moet wegen dan het belang van [appellanten] c.s. bij voortduring van het beslag.
5.14
[appellanten] c.s. hebben in het bijzonder gewezen op de onomkeerbaarheid van de beslissing. Als het beslag wordt opgeheven, is de kans groot dat [geïntimeerde] gaat verkopen, terwijl nauwelijks denkbaar is dat [geïntimeerde] in deze markt schade ondervindt als het beslag blijft liggen.
5.15
Het hof is van oordeel dat, nu [appellanten] c.s. in twee instanties in het ongelijk zijn gesteld, het belang van [geïntimeerde] om vrij over haar appartementsrecht te kunnen beschikken zwaarder moet wegen dan het belang van [appellanten] c.s. bij voortduring van het beslag. De vordering van [geïntimeerde] zal dan ook worden toegewezen.
Bewijsaanbod
5.16
Het in hoger beroep door [appellanten] c.s. gedane bewijsaanbod wordt gepasseerd. Er zijn geen feiten en omstandigheden aangeboden te bewijzen die tot een ander oordeel kunnen leiden.
Slotsom
De grieven van [appellanten] c.s. in principaal hoger beroep slagen niet. De grief in het incidenteel hoger beroep slaagt wel. Het vonnis van de rechtbank zal in conventie worden bekrachtigd en in reconventie worden vernietigd. [geïntimeerde] zal in eerste aanleg in reconventie in de kosten van [appellanten] c.s. worden veroordeeld vastgesteld op € 1.707,- (2 maal 0,5 maal tarief V). [appellanten] c.s. zullen in hoger beroep als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten en nakosten worden veroordeeld als in het dictum vermeld. De advocaatkosten worden alleen in het principaal hoger beroep berekend € 2.228,- (II punten/tarief II).

6.De beslissing

Het hof, rechtdoende
in het principaal hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 18 november 2020 voor zover in conventie gewezen,
vernietigt het vonnis voor zover in reconventie gewezen en doet in zoverre opnieuw recht:
wijst de vorderingen van [geïntimeerde] af,
veroordeelt [geïntimeerde] is de kosten van de procedure in eerste aanleg in reconventie aan de zijde van [appellanten] c.s. vastgesteld op € 1.707,-,
in het incidenteel hoger beroep:
heft op het door [appellanten] c.s. op 13 december 2019 gelegde conservatoire leveringsbeslag op het perceel grond met ligplaats voor een ark in het arkenpark te [woonplaats1] , kadastraal bekende gemeente [gemeente] , sectie C, complexaanduiding 1797, appartementsindex 10,
uitmakende het 73/1637 aandeel in de gemeenschap bestaande uit een perceel grond met water in het arkenpark aan de [adres2] te [woonplaats1] , groot 2 hectare, 2 are, 40 centiare;
gelast [appellanten] c.s. om binnen 48 uur na betekening van het in deze te wijzen arrest te zorgen voor doorhaling van het beslag in de openbare registers, dit op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag of deel van een dag dat [appellanten] c.s. hiermee in gebreke blijven, met een maximum van € 125.000,-;
veroordeelt [appellanten] c.s. hoofdelijk in de proceskosten in hoger beroep vastgesteld op:
€ 338,- aan verschotten en op € 2.228,- aan salaris advocaat, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
veroordeelt [appellanten] c.s. hoofdelijk in de nakosten, begroot op € 163,-, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 85,- in geval [appellanten] c.s. niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak hebben voldaan én betekening heeft plaatsgevonden;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af wat meer of anders is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. I. Tubben, J.H. Kuiper en M.W. Zandbergen en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2022.