Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in het principaal hoger beroep,
1.1. Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
.
3.De feiten
in 2011:
- bij de vader zijn: de voorjaarvakantie, het tweede deel van de zomervakantie, de herfstvakantie en de tweede week van de kerstvakantie;
- bij de moeder zijn: de meivakantie, het eerste deel van de zomervakantie en de eerste week van de kerstvakantie;
in 2012:
- bij de vader zijn: de voorjaarsvakantie, het tweede deel van de zomervakantie en de tweede week van de kerstvakantie;
- bij de moeder zijn: in de meivakantie, het eerste deel van de zomervakantie, de herfstvakantie en de eerste week van de kerstvakantie.
Daarna zullen de kinderen de voorjaars-, mei- en herfstvakantie om en om bij partijen doorbrengen. De verdeling van de zomer- en kerstvakanties zal worden voortgezet (het eerste deel van de zomervakantie bij de moeder en het tweede deel bij de vader en de eerste week van de kerstvakantie bij de moeder en de tweede week bij de vader).
4.De omvang van het geschil
in 2021 (en opvolgende oneven jaren):