In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland. De moeder en vader zijn de ouders van een minderjarige, geboren in 2015, die tot aan de bestreden beschikking alleen onder het gezag van de moeder stond. De vader heeft de minderjarige erkend en heeft verzocht om gezamenlijk gezag. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat het Nederlands recht van toepassing is. De moeder is in hoger beroep gekomen met veertien grieven, waarvan de eerste negen betrekking hebben op de bevoegdheid van de Nederlandse rechter, en de overige grieven op het ouderlijk gezag en de zorgregeling. Het hof heeft de grieven van de moeder verworpen en geoordeeld dat de gewone verblijfplaats van de minderjarige op het moment van indienen van de zaak in Nederland was. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd voor zover het de zorgregeling betreft en een nieuwe zorgregeling vastgesteld, waarbij de vader en moeder gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de zorg- en opvoedingstaken. De zorgregeling houdt in dat de minderjarige maandelijks contact heeft met de vader, waarbij de ene maand in Duitsland en de andere maand in Nederland contact plaatsvindt. Het hof heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de overige beslissingen van de rechtbank bekrachtigd.