ECLI:NL:GHARL:2022:1989

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 maart 2022
Publicatiedatum
15 maart 2022
Zaaknummer
200.188.781/02
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstelverplichting gemeente voor lage veerstoep bij extreem laag water

In dit arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gewezen op 15 maart 2022, staat de vraag centraal of de gemeente Rhenen verplicht is om de lage veerstoep te herstellen, die door de Exploitatiemaatschappij Veerdienst Ingen-Elst B.V. wordt gebruikt bij extreem laag water. De gemeente had in 2011 stortstenen van de lage veerstoep verwijderd en niet teruggebracht bij het herstel van de hoge veerstoep, waardoor Veerdienst de lage veerstoep niet meer kan gebruiken. De gemeente stelde dat herstel niet van haar gevergd kon worden, maar het hof oordeelde dat dit verweer niet opgaat. Het hof veroordeelt de gemeente tot een financiële schadevergoeding aan Veerdienst.

Het proces begon met een tussenarrest op 29 juni 2021, waarin het hof een zitting aankondigde. Tijdens de zitting op 20 januari 2022 werd de situatie besproken, waarbij Veerdienst haar vorderingen betreffende de schade aan de veerpont en gederfde inkomsten als gevolg van het niet kunnen bereiken van de oever bij laag water toewijsbaar achtte. Het hof oordeelde dat de gemeente in beginsel verplicht kan worden om de veerstoep te herstellen, maar dat de uitvoerbaarheid van het herstel problematisch is. De gemeente heeft aangegeven dat herstelkosten conservatief zijn begroot op € 40.000, maar het hof concludeert dat de kans op omzetderving voor Veerdienst door extreem laag water klein is.

Uiteindelijk oordeelt het hof dat de gemeente niet kan worden verplicht tot herstel van de veerstoep, maar dat zij wel schadevergoeding moet betalen aan Veerdienst voor elke dag dat deze niet kan varen vanwege extreem laag water. De schadevergoeding wordt vastgesteld op € 906 per dag, te indexeren met de CPI index vanaf 2012. Daarnaast moet de gemeente de schade aan de veerboot vergoeden en de kosten van Veerdienst in beide instanties betalen. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland en doet opnieuw recht.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.188.781/02
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 382597)
arrest van 15 maart 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Exploitatiemaatschappij Veerdienst Ingen-Elst B.V.,
gevestigd te Ingen,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna: Veerdienst,
advocaat: mr. S.A. Snippenburg,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
Gemeente Rhenen,
gevestigd te Rhenen,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: de gemeente,
advocaat: mr. J. Kamphuis.

1.Kern van de zaak en de beslissing

1.1
In dit arrest is nog aan de orde of de gemeente de lage veerstoep waarvan Veerdienst gebruik maakt bij extreem laag water moet herstellen. In 2011 heeft de gemeente stortstenen van de lage veerstoep weggehaald en niet teruggebracht bij het herstel van de hoge veerstoep. Daarom kan Veerdienst de lage veerstoep niet meer gebruiken. De gemeente heeft aangevoerd dat herstel van haar niet gevergd kan worden. Het hof oordeelt dat dat verweer opgaat en veroordeelt de gemeente tot een financiële schadevergoeding.
1.2
Hierna legt het hof zijn oordeel uit. Eerst vermeldt het hof nog wat er in de procedure in hoger beroep is gebeurd.

2.Het procesverloop tot nu toe

2.1
Het hof heeft op 29 juni 2021 een tussenarrest gewezen waarin het hof een zitting heeft aangekondigd. De gemeente heeft voor de zitting producties vijf tot en met acht opgestuurd. Op 20 januari 2022 heeft de enkelvoudige zitting plaatsgevonden waarvan een verslag is gemaakt. Aan het eind van de zitting is arrest bepaald.

3.De beoordeling van het hoger beroep

3.1
In het tussenarrest heeft het hof geoordeeld dat de vorderingen van Veerdienst betreffende de cascoschade aan haar veerpont en de gederfde inkomsten als gevolg van het niet kunnen bereiken van de oever bij het laagwater in februari 2012 toewijsbaar zijn. Over de herstelvordering wilde het hof eerst nog met partijen overleggen. Dat is op de zitting van 20 januari 2022 gebeurd. Daar is ook besproken of het wel de moeite waard is om de veerstoep te herstellen gezien de mogelijkheden daarvoor en de kosten daarvan, afgewogen tegen het te behalen voordeel voor Veerdienst.
3.2
Veerdienst heeft terecht aangevoerd dat de gemeente in beginsel verplicht kan worden om de veerstoep te herstellen bij wege van schadevergoeding in natura. Zij heeft die vordering verminderd en volstaat met herstel tegen minimale kosten, erop gericht om bij de eerstvolgende lage waterstand het weggehaalde stortsteen opnieuw aan te brengen op een stabiele ondergrond en te egaliseren. Volgens haar gaat het om ongeveer 350 m3 aanvulling die nodig is.
3.3
De gemeente heeft voorafgaand aan de zitting op 22 januari 2022 een schets voor het herstel ingediend. Het gaat om het rode vlak, dat normaal gesproken onder water ligt:
3.4
De vraag is of het gevorderde herstel van de gemeente gevergd kan worden en daarbij zijn alle feiten en omstandigheden van belang waaronder de belangen van partijen. Het alternatief is dat de gemeente schadevergoeding in geld betaalt. Dat heeft de gemeente aangeboden en is ook op de zitting besproken.
3.5
Het hof stelt voorop dat Veerdienst de lage veerstoep alleen nodig heeft bij extreem laag water. De waterstand in de rivieren is extreem laag als Rijkswaterstaat besluit de stuwcomplexen bij Driel, Amerongen en Hagestein (hierna: de stuwcomplexen) buiten werking te stellen waardoor het waterpeil in de Rijn enkele meters daalt. Dat doet Rijkswaterstaat alleen bij extreme vorst. Extreme vorst kan namelijk ijsafzetting veroorzaken met schade aan stuwcomplexen tot gevolg. Dit wordt voorkomen door de stuwcomplexen buiten bedrijf te stellen. Extreme vorst komt in Nederland weinig voor en vanwege de klimaatverandering is de verwachting dat dat nog minder vaak zal voorkomen dan in het verleden het geval was. Voor het verleden rekenen partijen met een frequentie van één keer in de 15 jaar. Er is dan een periode van ongeveer een week extreem laag water.
3.6
Veerdienst heeft aangevoerd dat zij er belang bij heeft om haar maatschappelijke functie van vervoersdienst onbelemmerd voort te zetten, ook bij extreem laag water. Daarom wil zij herstel en geen vergoeding voor gemiste opbrengsten als zij niet kan varen. De gemeente heeft hier tegenover gezet dat de keuze om de stuwcomplexen buiten werking te stellen een maatschappelijk doel dient waarop zij geen invloed heeft en waar Veerdienst vermoedelijk nadeelcompensatie voor kan krijgen. Het herstel van de veerstoep zal moeten plaatsvinden op het moment dat er extreem laag water is en het is ongewis wanneer dat het geval zal zijn. Bovendien zal dan snel gehandeld moeten worden: Rijkswaterstaat weet pas maximaal 14 dagen van tevoren of er extreme vorst komt die tot het buitenbedrijf stellen van de stuwcomplexen aanleiding kan geven. Dan moet binnen die 14 dagen en minimaal vijf dagen van tevoren melding gemaakt worden van de werkzaamheden aan de veerstoep. Daarvoor moeten andere publiekrechtelijke meldingen en/of vergunningen al rond zijn. De werkzaamheden bestaan eruit dat een aannemer zware stortstenen stort om de lage veerstoep aan te helen. Het is voor de gemeente erg lastig om op die korte termijn een aannemer beschikbaar te hebben die het herstel op het juiste moment kan verrichten. Daarnaast wijst de gemeente op de herstelkosten die zij conservatief begroot op € 40.000, waarbij zij ervan uitgaat dat er (maar) 130 m3 (in plaats van 350 m3) bijgestort moet worden.
3.7
Het hof oordeelt dat van de gemeente niet gevergd kan worden het herstel te verrichten. De kans op omzetderving voor Veerdienst door extreem laag water is klein en wordt in de toekomst vermoedelijk nog kleiner, terwijl de gemeente gedurende jaren, wellicht zelfs decennialang een aannemer beschikbaar moet houden die op korte termijn bereid en in staat is om de veerstoep te herstellen. De uitvoerbaarheid van het herstel is problematisch omdat het water voldoende laag moet staan en voldoende lang om alle benodigde stortstenen te kunnen plaatsen. Daar komt bij dat bij de eerstkomende lage waterstand het herstel moet worden uitgevoerd. Dan kan Veerdienst niet doorvaren. Mocht het al lukken om tijdens het eerstkomende laagwater de veerstoep geheel de herstellen, dan zal pas bij een volgende gelegenheid van extreem laagwater Veerdienst weer gebruik maken van de herstelde veerstoep. Het nut van herstel is dus beperkt en er gaat mogelijk 30 of meer jaren overheen voordat Veerdienst de herstelde veerstoep nodig heeft. Tot slot is er de onevenredigheid tussen de omzetderving voor de veerstoep ten opzichte van de begrote herstelkosten. De omzetderving in 2012 is voor acht dagen begroot op € 7.627,52. Ook als de gemeente de herstelkosten te ruim heeft begroot, moet voor herstelkosten van een veelvoud van die omzetderving worden uitgegaan.
3.8
Het hof zal de schadevergoeding in natura door herstel van de veerstoep dan ook afwijzen. Omdat Veerdienst in de toekomst schade zal kunnen lijden en de rechter in zo’n geval schade zal moeten toewijzen en begroten voor zover dat kan, zal het hof de gemeente veroordelen steeds een vergoeding te betalen in het geval van extreem laag water. Voor de hoogte van de schadevergoeding knoopt het hof aan bij de al toewijsbaar geoordeelde omzetderving en het minnelijk voorstel van de gemeente dat zij tijdens de zitting heeft gehandhaafd. Gelet op productie 6 bij inleidende dagvaarding is gerekend met een bedrag van € 953,44 per dag aan omzetderving in februari 2012. De gemeente heeft in haar minnelijk voorstel terecht gewezen op besparingen. In het geval de gemeente de veerstoep wel zou hebben hersteld met stortstenen, zou Veerdienst kosten van het varen maken. De besparing schat de gemeente op 5% en het hof neemt dat over. Het hof schat de schade per dag dan op € 906 per dag (prijspeil februari 2012) dat Veerdienst niet kan varen vanwege extreem laag water doordat Rijkswaterstaat de stuwcomplexen buiten bedrijf heeft gesteld. Dit bedrag zal worden geïndexeerd met de CPI index vanaf 2012 tot aan het jaar waarin de veerpont van Veerdienst tijdelijk buiten dienst wordt gesteld wegens extreem laag water.
3.9
De gemeente heeft voorgesteld om de betaling van een schadevergoeding te verbinden aan een eindtermijn (30 jaar na datum van dit arrest) omdat de lage veerstoep op enig moment sowieso hersteld zal moeten worden en dat is de verantwoordelijkheid van Veerdienst. Het hof ziet geen grond voor beperking van de schadevergoedingsverplichting. Veerdienst vaart al 115 jaar en is een familiebedrijf. Volgens Veerdienst is de lage veerstoep altijd gebruikt bij extreem laag water, wat zij met foto’s heeft toegelicht, en was het voldoende deze soms met enkele stortstenen aan te vullen en met granulaat tijdelijk uit te vlakken bij extreem laag water. Dat kan nu niet meer en zal in de verre toekomst ook niet meer kunnen, behalve als zij hoge kosten maakt.
3.1
De conclusies uit het tussenarrest en dit arrest zijn dat de grieven 2 tot en met 4 slagen, maar dat de herstelvordering zal worden omgezet in een schadevergoeding in geld. Bij deze stand van zaken hoeven de grieven verder geen bespreking meer en dat geldt ook voor de andere stellingen en verweren van partijen. Als het hof die wel zou bespreken, zou dat namelijk niet tot een ander oordeel leiden.
3.11
De door partijen gedane bewijsaanbiedingen passeert het hof, omdat de te bewijzen aangeboden feiten en omstandigheden, indien bewezen, niet tot een andere conclusie kunnen leiden.
Slotsom
3.12
Het hoger beroep slaagt zodat het bestreden vonnis moet worden vernietigd. Het hof zal alsnog de schadevorderingen toewijzen al hierna te melden. Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof de gemeente in de kosten van beide instanties veroordelen.
De kosten van Veerdienst voor de eerste aanleg stelt het hof vast op:
- explootkosten € 86,52
- griffierecht € 1.892
- salaris advocaat € 904 (2 punten x tarief 2015 € 452)
Totaal
€ 2.882,52
De kosten van het hoger beroep stelt het hof vast op:
- explootkosten € 94,08
- griffierecht € 1.957
- salaris advocaat € 2.361 (3 punten x tarief I)
Totaal
€ 4.412,08
Als niet weersproken zal het hof ook de nakosten toewijzen zoals hierna vermeld.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van rechtbank Midden-Nederland van 23 december 2015 en doet opnieuw recht:
veroordeelt de gemeente de te lijden bedrijfsschade te betalen van € 906 per dag (prijspeil februari 2012) voor elke dag dat Veerdienst niet kan varen vanwege extreem laag water doordat Rijkswaterstaat de stuwcomplexen buiten bedrijf heeft gesteld, te indexeren met de CPI index vanaf 2012 tot aan het jaar waarin de bedrijfsschade verschuldigd is;
veroordeelt de gemeente de schade aan de veerboot te vergoeden tot een bedrag van
€ 7.101,44 inclusief BTW, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf oktober 2011;
veroordeelt de gemeente de geleden bedrijfsschade te vergoeden tot een bedrag van
€ 7.627,52, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf medio februari 2012;
veroordeelt de gemeente in de kosten van Veerdienst in beide instanties, tot aan de bestreden uitspraak vastgesteld op € 2.882,52 en tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 4.412,08;
veroordeelt de gemeente in de nakosten, begroot op € 163, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 85 in geval de gemeente niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden;
verklaart dit arrest ten aanzien van de daarin vervatte veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.E. de Boer, Th.C.M. Willemse en E.J. van der Poel, ondertekend door Th.C.M. Willemse en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2022.