ECLI:NL:GHARL:2022:1972

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 maart 2022
Publicatiedatum
15 maart 2022
Zaaknummer
21-004687-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte en medeverdachten in verkrachtingszaak door inconsistenties in verklaringen van aangeefster

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte en medeverdachten werden vrijgesproken van de tenlastegelegde verkrachting. Het hof constateerde dat de verklaring van de aangeefster op verschillende punten inconsistent was en niet betrouwbaar kon worden geacht. De verklaringen van de aangeefster boden onvoldoende steun voor de stelling dat de seksuele handelingen onder dwang hadden plaatsgevonden. Het hof oordeelde dat de overige bewijsstukken in het dossier niet voldoende waren om de verklaringen van de aangeefster te onderbouwen. Hierdoor werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde werkstraf werd eveneens afgewezen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004687-20
Uitspraak d.d.: 15 maart 2022
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 24 november 2020 met parketnummer 16-083072-19 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 16-094929-18, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 1 maart 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1 tenlastegelegde tot twaalf maanden jeugddetentie waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Voorts vordert de advocaat-generaal hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 15.569,76, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de advocaat-generaal aangegeven zich te kunnen vinden in de door de rechtbank gegeven vrijspraak. Daarnaast vordert de advocaat-generaal afwijzing van de vordering tenuitvoerlegging. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. F. Tosun, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De meervoudige kamer van de rechtbank Midden-Nederland heeft verdachte vrijgesproken van het hem onder 1 en 2 tenlastegelegde en de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks [pleegdatum] te [plaats] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [aangeefster] heeft gedwongen tot het ondergaan van één of meer seksuele handeling(en) die hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
- meermalen, althans éénmaal, de borst(en) en/of de bil(len) van die [aangeefster] op en/of onder de kleding betast en/of aangeraakt en/of
- meermalen, althans éénmaal, zijn/hun penis in de mond van die [aangeefster] geduwd en/of gebracht en/of gehouden en/of bewogen en/of
- meermalen, althans éénmaal, zijn/hun penis in de vagina van die [aangeefster] geduwd en/of gebracht en/of gehouden en/of bewogen
en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- met die [aangeefster] in de auto naar een verlaten, althans rustige, locatie en/of een voor die [aangeefster] onbekende locatie is/zijn gereden (terwijl die [aangeefster] achterin die auto zat en de achterdeuren van die auto op slot waren) en/of
- een fysiek overwicht heeft/hebben gehad op die [aangeefster] omdat verdachte en/of zijn mededader(s) getalsmatig in de meerderheid waren en/of
- die [aangeefster] dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: “ga nou pijpen bitch hoer” en/of “we gaan je kapot neuken”? en/of “je moet hem pijpen” en/of “het is nog lang niet klaar” en/of “nu doorslikken” en/of “het is pas klaar als wij het zeggen” en/of
- meermalen, althans éénmaal, met kracht het hoofd en/of het haar en/of de nek en/of de arm(en) en/of de/het be(e)n(en), althans het lichaam van die [aangeefster] heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- meermalen, althans éénmaal, met kracht het hoofd en/of de nek en/of de mond van die [aangeefster] heeft/hebben vastgepakt en/of (vervolgens) op en/of in de richting van zijn en/of zijn mededaders penis heeft/hebben geduwd en/of gebracht en/of
- meermalen, althans éénmaal, de broek en/of de onderbroek van die [aangeefster] omlaag heeft/hebben getrokken/gedaan en/of
- meerdere malen, althans éénmaal, onverhoeds en/of van achteren en/of met kracht zijn/hun penis in de vagina van die [aangeefster] heeft/hebben geduwd en/of gebracht en/of
- foto- en/of filmopnamen heeft/hebben gemaakt van voornoemde seksuele handelingen met [aangeefster] en/of voornoemde seksuele handelingen via videobellen aan één of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) heeft/hebben getoond, terwijl voornoemde handelingen (telkens) plaatsvonden in een geparkeerde auto waarbij steeds verdachte en/of zijn mededader(s) aanwezig was/waren en/of (telkens) op een verlaten/rustige en/of voor die [aangeefster] onbekende locatie en/of terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) dat [aangeefster] onder invloed was van (een) bewustzijn verlagend en/of ontremmend en/of verdovend middel en aldus voor die [aangeefster] een bedreigende en/of intimiderende situatie heeft/hebben doen ontstaan.
2.
hij in of omstreeks de periode van [datum] tot en met [datum] te [plaats] , althans in Nederland, opzettelijk een identiteitsbewijs op naam van [naam] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als vinder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak feit 1

Op basis van het dossier en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen, stelt het hof vast dat verdachte en zijn medeverdachten [getuige 1] en [getuige 2] op [pleegdatum] in [plaats] seks hebben gehad met aangeefster. Dit staat verder ook niet ter discussie. Aangeefster heeft verklaard dat zij bij de [locatie] in [plaats] werd gedwongen tot deze seks, en dat zij dus door verdachte en zijn medeverdachten is verkracht. Verdachte en medeverdachten hebben dit ontkend.
Vooropgesteld dient te worden dat, volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) het bewijs dat de verdachte een ten laste gelegd feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze ‘unus testis, nullus testis’-bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbied tot een bewezenverklaring te komen ingeval de verklaring van één getuige met betrekking tot de feiten en omstandigheden op zichzelf staat en onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum als bedoeld in artikel 342, tweede lid Sv is voldaan laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Het hiervoor bedoelde wettelijke voorschrift leidt ertoe dat – in een geval als het onderhavige, waarin de verklaringen van aangeefster en verdachte en zijn medeverdachten tegenover elkaar staan, in ieder geval voor wat betreft de vraag of er sprake is geweest van dwang – de rechter de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster dient te beoordelen en daarnaast dient te bepalen of voor die verklaringen voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is.
Ten aanzien van de vraag naar de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster overweegt het hof als volgt.
Aangeefster heeft uitvoerig en meermalen verklaard over hetgeen zich op [pleegdatum] heeft afgespeeld. Het hof zal hierna ingaan op die onderdelen van de verklaringen die naar het oordeel van het hof inconsistent zijn, niet kunnen kloppen of die anderszins in het kader van de beoordeling van de betrouwbaarheid bespreking behoeven.
Aangeefster heeft in haar eerste verklaring bij de politie verklaard dat zij op [pleegdatum] had afgesproken met verdachte en medeverdachte [getuige 2] . Aangeefster had verdachte via WhatsApp gevraagd om een tank lachgas te halen zodat ze een ballonnetje konden doen. Medeverdachte [getuige 2] kwam vervolgens langs op de scooter, samen met iemand anders die de scooter bestuurde, om geld op te halen voor de tank. Aangeefster heeft toen tevens verklaard dat zij niet wist of de tweede persoon op de scooter dezelfde persoon was als de 38-jarige man (
uit het dossier blijkt dat hiermee medeverdachte [getuige 1] wordt bedoeld) waar zij even later over verklaarde. Ten tijde van haar aanvullende verklaring bij de politie weet zij dit wel weer en vertelt zij dat dit wel dezelfde persoon was. Op dit punt is de verklaring van aangeefster inconsistent.
Aangeefster heeft bij de politie niet verklaard over seksuele handelingen die bij deze eerste ontmoeting tussen haar en medeverdachten [getuige 1] en [getuige 2] op [pleegdatum] plaatsgevonden zouden hebben in een steegje (zij zou medeverdachten [getuige 1] en [getuige 2] hebben gepijpt). Later, toen aangeefster bij de rechter-commissaris werd bevraagd op dit punt, ontkende zij dat deze handelingen hadden plaatsgevonden. Zowel medeverdachte [getuige 1] als medeverdachte [getuige 2] heeft verklaard dat dit wel is gebeurd. Het hof heeft, mede door de verklaring van medeverdachte [getuige 1] bij de raadsheer-commissaris, de overtuiging gekregen dat deze seksuele handelingen wel hebben plaatsgevonden. Het feit dat de verklaringen van medeverdachte [getuige 1] en medeverdachte [getuige 2] deels verschillen met betrekking tot de wijze waarop de seksuele handelingen in het steegje precies plaatsvonden, doet hieraan niet af. Dat aangeefster in het steegje seksuele handelingen heeft verricht, past ook bij het uitblijven van telefoonverkeer van aangeefster gedurende de tijdspanne van ongeveer 21.30 uur tot 21.46 uur. Het uitblijven van telefoonverkeer is opvallend, omdat uit het dossier blijkt dat aangeefster voorafgaand aan en na die tijdspanne zeer frequent appte en ook belde. Daarnaast blijkt uit de locatiegegevens van de telefoon van [getuige 2] dat deze telefoon zich van 21.15 tot 21.45 uur in de buurt van de [straat] te [plaats] bevond, waar aangeefster ook was. Voorts valt op dat aangeefster ook gedurende de tijd dat medeverdachten [getuige 1] en [getuige 2] bij de [straat] zijn, tussen 21.15 uur en 21.30 uur, nog appt en belt. Het hof leidt daaruit af dat aangeefster dus niet louter vanwege de aanwezigheid van [getuige 1] en [getuige 2] stopte met het telefoonverkeer. Het hof gaat er dan ook vanuit dat aangeefster stopte met het telefoonverkeer omdat zij op dat moment seksuele handelingen verrichtte bij [getuige 1] en [getuige 2] . Mede gelet op het voorgaande acht het hof het niet aannemelijk dat aangeefster eerst niet doorhad dat er een extra persoon in de auto zat toen zij later op de avond instapte en dat dit [getuige 1] betrof, zoals aangeefster heeft verklaard.
Tijdens haar verhoor bij de rechter-commissaris heeft aangeefster over de seks die later bij de [locatie] plaats vond verklaard dat medeverdachte [getuige 2] haar sloeg en in haar gezicht spuugde, dat ze verdachte en medeverdachte [getuige 2] geslagen heeft, en dat ze merkte dat ze haar niet sloegen als ze kreunde. Het hof overweegt dat hier ten opzichte van de eerdere verhoren bij de politie een opvallende verzwaring naar voren komt van het geweld dat door verdachte en medeverdachte [getuige 2] zou zijn gepleegd. Deze specifieke handelingen heeft aangeefster in eerdere verklaringen niet genoemd, terwijl dit, gelet op de aard van die handelingen, wel voor de hand had gelegen. Ook dit aspect doet afbreuk aan de betrouwbaarheid van haar verklaring als geheel genomen.
Ook heeft aangeefster wisselend verklaard over de reden waarom zij tijdens de seks bij de [locatie] kreunde. Zo verklaarde zij, anders dan bij de rechter-commissaris, bij haar eerste verklaring bij de politie dat zij kreunde, omdat ze dan misschien klaar zouden komen. Bij haar tweede verklaring bij de politie heeft zij gezegd dat zij gedwongen werd om te kreunen voor de video. Toen aangeefster met deze inconsistentie werd geconfronteerd, verklaarde zij dat zij bij de tweede keer dat zij die avond werd verkracht, heeft gekreund zodat zij eerder klaar zouden komen. De betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster over deze tweede keer, komt hierna ter sprake.
Aangeefster heeft verklaard dat zij, toen zij uit de auto was gestapt en voor de eerste maal was verkracht, [getuige 3] heeft gebeld en vervolgens weer terug in de auto ging zitten om naar het station gebracht te worden en dat zij daarna op een andere plek opnieuw is verkracht door verdachte en de medeverdachten. Het hof overweegt hierover het volgende.
Uit de verklaring van getuige [getuige 4] blijkt dat hij op [pleegdatum] om 23.44 uur door aangeefster is gebeld. [getuige 4] heeft verklaard dat hij in dat gesprek meerdere stemmen op de achtergrond hoort, dat aangeefster werd genegeerd en dat zij “iets van nee” zei. Ook hoorde hij haar zeggen “ik moet hier weg” of “ik wil die auto uit”. [getuige 4] heeft ook verklaard dat aangeefster zei dat ze bij hem langs wilde komen, maar dat ze dit als een smoes gebruikte om uit de auto weg te komen. [getuige 4] noemde het geheel “heel vaag”. Bovendien heeft [getuige 4] verklaard dat hij niet meer precies weet wat aangeefster tegen hem gezegd heeft die avond, omdat hij nadien zoveel verhalen heeft gehoord en er bijna elke keer bij was als zij het aan iemand anders vertelde. Het hof acht dit laatste van belang, omdat gelet daarop niet precies kan worden vastgesteld wat aangeefster op [pleegdatum] tegen [getuige 4] heeft gezegd.
Verder blijkt uit het dossier dat aangeefster van 23.52 uur tot en met 23.59 uur een telefoongesprek voerde met [getuige 3] . Getuige [getuige 3] heeft telefonisch bij de politie verklaard dat hij onder meer hoorde dat aangeefster zei: “Raak me niet aan!” en dat werd gezegd: “Als je me niet pijpt, dan breng ik je niet naar huis”. Uit zijn verklaring lijkt te volgen dat aangeefster [getuige 3] belde op het moment dat zij de auto verliet en alleen terug wilde lopen, en dat ze kort daarna weer werd opgepikt.
Het hof stelt vast dat de verklaring van aangeefster dat zij een tweede keer is verkracht nadat zij uit de auto is gestapt, gelet op de telefoongegevens en de uit camerabeelden blijkende aankomst van aangeefster op het station, niet kan kloppen. Aangeefster heeft vanaf 23.44 uur gedurende 6,5 minuut gebeld met [getuige 4] en vervolgens van 23.52 uur tot en met 23.59 uur met [getuige 3] , waarna zij volgens de bij de camerabeelden vermelde tijd om 00.00 uur aankomt op het station. De verklaring van aangeefster over de tweede verkrachting is niet te verenigen met het tijdsverloop zoals dit volgt uit de objectieve telefoongegevens in combinatie met de tijden bij de camerabeelden, afgezet tegen de tijd die nodig is om van de [locatie] naar station [station] te rijden en kan dus niet juist zijn. Dit doet, naar het oordeel van het hof, niet alleen afbreuk aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster voor zover die ziet op de tweede verkrachting, maar ook voor zover die ziet op de eerdere verkrachting op die avond nu het om gelijksoortige feiten gaat.
Het hof heeft ook onderzocht of er stukken zijn in het dossier die de verklaring van aangeefster ondersteunen. In dat kader heeft het hof gelet op een screenshot van appverkeer tussen aangeefster en verdachte op [pleegdatum] tussen 21.46 en 21.47 (p. 297). Daarin lijkt aangeefster tegen verdachte te zeggen dat zij qua seks wel een trio zou willen, maar niet een kwartet. Het hof gaat er op grond van het dossier vanuit dat met de vierde persoon medeverdachte [getuige 1] wordt bedoeld. Uit dit appverkeer valt, naar het oordeel van het hof, echter niet zonder meer af te leiden dat de seks die later die avond bij de [locatie] plaatsvond niet vrijwillig was. Het screenshot is daarvoor in ieder geval niet doorslaggevend. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat aangeefster enige tijd na het verzenden van de bewuste app desalniettemin in de auto is gestapt en naast medeverdachte [getuige 1] is gaan zitten terwijl zij [getuige 1] al kende van eerder die avond, toen zij hem had gepijpt in het steegje. Dat aangeefster niet doorhad dat er een vierde persoon in de auto zat en dat zij hem niet herkende, acht het hof, zoals hiervoor reeds overwogen, niet aannemelijk.
Naast de aangifte bevat het dossier een verklaring met betrekking tot het letsel dat bij aangeefster is geconstateerd. Evenals de rechtbank acht het hof dit letsel onvoldoende onderscheidend om tot steunbewijs voor de verklaring van aangeefster te kunnen dienen waar dit het aspect van dwang betreft. Naar het oordeel van het hof zegt dit letsel niets over de vraag of er sprake is geweest van dwang, maar past het louter bij de vaststelling dat er seks in de auto heeft plaatsgevonden.
Verdachte en medeverdachten hebben een alternatief scenario aangevoerd. Zij hebben verklaard dat na de seks – die volgens verdachte en medeverdachten met instemming van aangeefster plaatsvond – ruzie is ontstaan tussen aangeefster en de verdachten, omdat er van het geld van aangeefster geen sigaretten waren gehaald, zoals zij had gevraagd, maar benzine voor de auto, waarna aangeefster boos werd en er over en weer gescholden is. Hetgeen door getuige [getuige 4] is gehoord en het dwangelement dat met name getuige [getuige 3] zegt te hebben gehoord (“Raak me niet aan!” en “Als je me niet pijpt, dan breng ik je niet naar huis”) in hetgeen aangeefster tijdens de telefoongesprekken zei, kan – mede bezien in het licht van hetgeen eerder die avond in het steegje al was voorgevallen - passen in een volgens verdachte en medeverdachten gevoerde ruzie om het niet halen van sigaretten.
Het hof constateert dat aangeefster op onderdelen niet consistent heeft verklaard, dat zij voor het eerst bij de rechter-commissaris verklaart over slaan en spugen, dat haar verklaring dat zij niet zag dat medeverdachte [getuige 1] in de auto zat toen zij instapte niet aannemelijk is en dat haar verklaring over de tweede verkrachting niet juist kan zijn. Deze constateringen doen afbreuk aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster. Voorts is het hof van oordeel dat de zich in het dossier overigens bevindende stukken onvoldoende steun bieden voor de verklaring van aangeefster dat de seks onder dwang heeft plaatsgevonden en (deels) ook kunnen passen bij het alternatieve scenario dat door verdachte en de medeverdachten is aangedragen, zoals hiervoor is besproken. Het hof heeft daarom uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Vrijspraak feit 2

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde feit heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Vordering van de benadeelde partij [aangeefster]

De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Vordering tot tenuitvoerlegging

Omdat verdachte zal worden vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, wordt de vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde werkstraf afgewezen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Vordering van de benadeelde partij [aangeefster]

Verklaart de benadeelde partij [aangeefster] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering tenuitvoerlegging

Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement Midden-Nederland van 18 februari 2020, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland van 12 juli 2018, parketnummer 16-094929-18, voorwaardelijk opgelegde werkstraf van 10 uren subsidiair 5 dagen jeugddetentie met een proeftijd van twee jaren.
Aldus gewezen door
mr. G.A. Versteeg, voorzitter,
mr. M.B. de Wit en mr. A.H. toe Laer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.R. Sotthewes-de Jonge, griffier,
en op 15 maart 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.