In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was beschuldigd van seksueel misbruik van een 11-jarig meisje, dat destijds bij hem in huis woonde. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
Tijdens de zitting op 24 februari 2022 heeft het hof het bewijs tegen de verdachte beoordeeld. Het hof heeft vastgesteld dat de verklaringen van het slachtoffer niet voldoende steunbewijs hadden in ander bewijsmateriaal. De verklaringen van de moeder van het slachtoffer, die ook in de zaak was betrokken, boden onvoldoende ondersteuning voor de beschuldigingen. Het hof benadrukte dat in zedenzaken het bewijs niet uitsluitend kan steunen op de verklaring van één getuige of het slachtoffer zelf, maar dat er ook ander bewijs moet zijn dat de verklaringen ondersteunt.
Uiteindelijk heeft het hof geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen. Deze uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken, vooral in gevallen van seksueel misbruik, waar de verklaringen van slachtoffers vaak cruciaal zijn maar niet altijd voldoende zijn zonder aanvullend bewijs.