ECLI:NL:GHARL:2022:1887

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 maart 2022
Publicatiedatum
10 maart 2022
Zaaknummer
21-000446-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak wegens mishandeling met onvoldoende bewijs

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld tot een geldboete van € 500,00 voor mishandeling van een slachtoffer op 26 oktober 2019. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling. Tijdens de zitting op 17 februari 2022 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een geldboete van € 750,00 vroeg. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. W.P.A. Vos, heeft ontkend de mishandeling te hebben gepleegd.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het tot een andere bewijsbeslissing kwam. De tenlastelegging betrof het slaan van het slachtoffer, maar het hof heeft geconcludeerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen. De verklaringen van de aangever en getuige waren tegenstrijdig en er was geen sluitend bewijs dat de verdachte de dader was. De aangever had niet gezien wie hem had geslagen en de getuige beschreef een andere situatie. Gezien deze onduidelijkheden heeft het hof besloten de verdachte vrij te spreken van de tenlastelegging.

De beslissing van het hof was om het vonnis waarvan beroep te vernietigen en opnieuw recht te doen door te verklaren dat niet bewezen was dat de verdachte het tenlastegelegde had begaan. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier, mr. M. Nijhuis, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000446-20
Uitspraak d.d.: 3 maart 2022
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 29 januari 2020 met parketnummer 16-256955-19 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 13-650189-17, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
wonende te [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 17 februari 2022.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot veroordeling van verdachte tot een geldboete van € 750,00. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. W.P.A. Vos, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 500,00.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 26 oktober 2019 te [plaats] , gemeente [gemeente] [slachtoffer] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] tegen het gezicht/hoofd te stompen/slaan.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
Aangever [slachtoffer] verklaart een klap te hebben gekregen, maar heeft niet gezien wie die klap gaf.
Getuige [getuige] (collega van aangever) verklaart dat een groep jongeren op hen afkwam en dat hij zag dat een jongen met een groene jas met een bontkraag zijn collega [slachtoffer] begon te schoppen en te slaan en hem even later met een vuistslag op het hoofd raakte.
Verdachte verklaart dat hij niemand heeft geslagen en er niets mee te maken had, maar ineens werd aangezien voor één van de groep vechters. Hij had wel een groene jas met een bontkraag aan. Hij werd ten onrechte beetgepakt, gestompt en overgedragen aan de politie, aldus verdachte.
Andere verklaringen bevat het dossier niet.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene was die aangever [slachtoffer] heeft geslagen. Het is ook onduidelijk of aangever [slachtoffer] en getuige [getuige] over hetzelfde incident verklaren, want [getuige] heeft het over schoppen en slaan richting [slachtoffer] terwijl [slachtoffer] in het geheel niet over schoppen heeft en spreekt over één klap zonder de dader te hebben gezien.
Gelet op het voorgaande dient verdachte van het tenlastegelegde te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. M.C. Fuhler, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. W.J. Morra, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis, griffier,
en op 3 maart 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.