In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna aangeduid als [de minderjarige]. De ouders van [de minderjarige], de moeder en de vader, hebben hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, die op 20 september 2021 de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] heeft verlengd tot 23 september 2022. De moeder, gedetineerd in de PI [naam1] te [plaats1], en de vader, wonende in [woonplaats], hebben verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen en de machtiging tot uithuisplaatsing af te wijzen, dan wel te beperken in duur. De GI, vertegenwoordigd door de William Schrikker Stichting, heeft verweer gevoerd en verzocht om de ouders niet-ontvankelijk te verklaren in hun hoger beroep.
Tijdens de mondelinge behandeling op 10 februari 2022 is gebleken dat de moeder na haar detentie niet duidelijk kan maken waar zij zal verblijven en in hoeverre zij in staat zal zijn om de zorg voor [de minderjarige] op zich te nemen. Het hof heeft overwogen dat de stabiliteit van [de minderjarige] voorop staat en dat de pleegouders momenteel beter in staat zijn om deze stabiliteit te bieden. De vader heeft verzocht om een NIFP-onderzoek, maar het hof heeft geoordeeld dat dit niet kan leiden tot een wijziging van de uithuisplaatsing binnen de huidige termijn. Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd, waarbij het belang van [de minderjarige] voorop staat en de zorgen over de opvoedvaardigheden van de ouders zijn meegewogen in de beslissing.