ECLI:NL:GHARL:2022:1864

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 januari 2022
Publicatiedatum
10 maart 2022
Zaaknummer
21-002048-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vrouw voor belaging van zorgverleners met dreiging van zelfmoord en oplegging van tbs met dwangverpleging

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte, een vrouw geboren in 1963, werd veroordeeld voor het belagen van medewerkers van een huisartsenpraktijk en een ziekenhuis. Dit gebeurde door zeer frequent te bellen, waarbij zij een intimiderende toon aansloeg en dreigde met zelfmoord. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van zes maanden opgelegd, samen met de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met verpleging van overheidswege. Het hof bevestigde de veroordeling, maar vernietigde de eerdere straf en maatregel, en legde opnieuw een gevangenisstraf van zes maanden op, evenals tbs met dwangverpleging. De verdachte lijdt aan psychische stoornissen, waaronder een borderline persoonlijkheidsstoornis, wat een belangrijke factor was in de beslissing van het hof. Het hof oordeelde dat de veiligheid van anderen in het geding was en dat de maatregel van tbs noodzakelijk was om recidive te voorkomen. De verdachte had eerder al meerdere veroordelingen voor vergelijkbare feiten en er was een hoog recidiverisico. De deskundigen concludeerden dat behandeling binnen een vrijwillig kader niet haalbaar was, waardoor tbs met verpleging van overheidswege de enige passende maatregel was. Het hof legde ook een maatregel op tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking, zodat er toezicht kon worden gehouden op de verdachte na de tbs.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002048-21
Uitspraak d.d.: 4 januari 2022
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 15 april 2021 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 08-182205-20 en 08-131773-20, 0813469420, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummers 08-730228-18 en 08-021910-18, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1963,
verblijvende in [penitentiaire inrichting] te [plaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 21 december 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en haar raadsvrouw, mr. S. Marjanovic, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 15 april 2021, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte kort gezegd ter zake van drie gevallen van belaging, meermalen gepleegd, het opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig is, gebruik maken van een alarmnummer voor publieke diensten, meermalen gepleegd, en het onbruikbaar maken van een politiecel veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met oplegging van de maatregel terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege en heeft daarnaast de tenuitvoerlegging bevolen van de voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden. De andere vordering tot tenuitvoerlegging werd daarbij afgewezen.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist, met uitzondering van de op te leggen straf en maatregel. Het hof zal het vonnis in zoverre vernietigen en voor het overige bevestigen, met verbeterde lezing zoals hieronder vermeld.
Overweging met betrekking tot de bewijsmiddelen van de rechtbank
Het hof heeft geconstateerd dat in de bijlage bewijsmiddelen bij het vonnis van de rechtbank voor bewijsmiddel 3 op pagina 14, verklaring van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , als bron alleen pagina 9 en 10 van dossier PL0600-2020325262, is genoemd.
De alinea ‘
Ik [verbalisant 2] , heb om 19.18 uur gebeld met het Operationeel Centrum. Zij vertelden aan mij dat [verdachte] hen vandaag drie keer had gebeld. De eerste keer was om 16.25 uur. Zij heeft toen het regionaal service center gebeld. Zij wilde aangifte doen. Op het moment dat de centralist naar de telefoonnummer vraagt wordt ze verbaal agressief. Ze eindigde met de woorden vieze kut politie, als ik zelfmoord pleeg is het jullie schuld. De tweede keer was om 17.15 uur. Zij heeft toen 112 gebeld en gaf aan dat ze er een einde aan wilde maken. Vervolgens gooit ze de telefoon op. De ambulance wilde terug bellen maar kreeg geen gehoor. De derde keer was om 17.39 uur. Ze belde wederom 112. Ze vertelde dat ze er een eind wilde maken en verbrak wederom de verbinding.’, is echter afkomstig van het proces-verbaal van bevindingen, met proces-verbaalnummer PL0600-2020324223-5, op pagina 6 van politieproces-verbaal met registratienummer PL0600-2020325262.
Bedoelde misslag is aan te merken als een kennelijke verschrijving. Het hof leest dit verbeterd.
Overweging met betrekking tot het dictum van de beslissing van de rechtbank
Het hof heeft geconstateerd dat in het dictum van het vonnis van 15 april 2021 de ‘tenuitvoerlegging van het vonnis van de Rechtbank Overijssel van 26 april 2019 (parketnummer 08/021910-18)’ is geschreven, waar dat parketnummer 08/730228-18
had dienen te zijn en ‘tenuitvoerlegging van de bij vonnis (van) de politierechter te Overijssel van 30 april 2018 met parketnummer 08/730228-18’ is geschreven waar dat parketnummer 08/021910-18 had dienen te zijn.
Bedoelde misslag is aan te merken als een kennelijke verschrijving. Het hof zal dit eveneens verbeterd lezen.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden oplegging van een straf en maatregel is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd het vonnis van de rechtbank te bevestigen.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft primair verzocht aan verdachte geen gevangenisstraf op te leggen voor langere duur dan de door verdachte tot op heden ondergane voorlopige hechtenis. Voorts heeft de raadsvrouw verzocht aan verdachte geen maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen. De raadsvrouw heeft gevraagd het openbaar ministerie te verzoeken voorbereidingen te treffen voor een zorgmachtiging. Daarbij heeft de verdediging verzocht de stukken met betrekking tot de zorgmachtiging, welke in eerste aanleg zouden zijn overgelegd, bij de processtukken te voegen. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht door de reclassering een maatregelrapport te laten opmaken voor een terbeschikkingstelling met voorwaarden. Ten slotte heeft de verdediging het verzoek gedaan beide vorderingen tenuitvoerlegging af te wijzen.
Oordeel van het hof
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het belagen van medewerkers van huisartsenpraktijk [huisartsenpraktijk] te [plaats] en van ziekenhuis [ziekenhuis] in [plaats] door zeer veelvuldig te bellen. Daarbij sloeg verdachte een intimiderende toon aan en dreigde met zelfmoord. Met dit gedrag heeft verdachte een inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van deze hulpverleners die haar te woord stonden en heeft zij de bedrijfsvoering van deze zorginstellingen belemmerd. Tevens heeft verdachte meermalen zonder noodzaak naar het alarmnummer 112 gebeld, waardoor deze noodlijn ten onrechte werd belast. Ten slotte heeft verdachte een politiecel onbruikbaar gemaakt. Deze gedragingen hebben overlast gegeven.
Uit het uittreksel justitiële documentatie van 15 november 2021 blijkt dat verdachte vaker onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten. Meer specifiek is zij in 2018 en 2019 in totaal drie keer veroordeeld voor grotendeels dezelfde soort feiten als nu. Aan haar zijn toen een taakstraf en, deels voorwaardelijke, gevangenisstraffen opgelegd. Dit heeft haar er echter niet van weerhouden kort na haar vrijlating opnieuw strafbare feiten te plegen. Dit is een strafverzwarende omstandigheid.
Verdachte is onderzocht door [psychiater 1] , psychiater in opleiding (onder supervisie van psychiater [psychiater 2] ), en door [psycholoog 1] , psycholoog (onder supervisie van [psycholoog 2] ). Zij hebben gerapporteerd op respectievelijk 8 en 12 maart 2021. Naar het oordeel van het hof zijn de bevindingen en conclusies van deze deskundigen gebaseerd op zorgvuldig onderzoek en voldoende onderbouwd. De uitkomsten zijn grotendeels niet betwist. Het hof heeft geen reden aan deze bevindingen en conclusies te twijfelen en zal die ten grondslag leggen aan zijn oordeel.
Zoals hieronder nader uiteengezet, lijdt verdachte aan psychische stoornissen. Volgens beide deskundigen heeft verdachte bij de bewezenverklaarde feiten gehandeld onder invloed van die stoornissen en kon zij de gevolgen van haar handelen op langere duur niet overzien. Met de deskundigen is het hof van oordeel dat verdachte de feiten slechts verminderd kunnen worden toegerekend. Dit is een strafverlagende omstandigheid.
Desalniettemin is naar het oordeel van het hof een straf die vrijheidsbeneming met zich meebrengt onontkoombaar vanwege de eerdere veroordelingen en de ernst van de gepleegde feiten. Het hof acht een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden.
Oplegging van de maatregel terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege
Een verdachte bij wie tijdens het begaan van een feit een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, kan op last van de rechter ter beschikking worden gesteld indien het door hem begane feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, dan wel een misdrijf dat is genoemd in artikel 37a, eerste lid onder 2, van het Wetboek van Strafrecht (Sr), en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eist.
Het hof is van oordeel dat aan deze wettelijke vereisten is voldaan en dat het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege in het geval van verdachte ook noodzakelijk is. Behalve met de genoemde rapporten van de psychiater in opleiding en de psycholoog van 8 en 12 maart 2021 heeft het hof bij dit oordeel ook rekening gehouden met de inhoud van de overige adviezen en rapporten die over de persoonlijkheid van verdachte zijn uitgebracht en zich in het dossier bevinden.
Het hof stelt vast dat verdachte wordt veroordeeld voor belaging, strafbaar gesteld bij artikel 285b Sr. Dit feit wordt genoemd in artikel 37a, eerste lid onder 2, Sr. Verder overweegt het hof als volgt.
Stoornis
Psychiater in opleiding [psychiater 1] heeft samen met psychiater [psychiater 2] volgens het rapport van 8 maart 2021 bij verdachte een stoornis vastgesteld. Er is sprake van een borderline persoonlijkheidsstoornis, met een zogenaamde low-level borderlinepersoonlijkheidsorganisatie. Dit blijkt uit de identiteitsproblematiek van verdachte en ontbrekende zelfsturing, gebrekkige empathie en problemen met intimiteit. Er is instabiliteit in haar gedrag, stemming en emoties met tekortschietende emotie- en frustratietolerantie. Daarnaast is er sprake van impulsiviteit, innerlijke leegte, suïcidale gestes, interpersoonlijke relatieproblemen, angst voor nabijheid en verlating en aan stress gebonden psychotische belevingen. Volgens de deskundigen voelt verdachte zich continu benadeeld, niet serieus genomen en is zij snel gekrenkt. Ze is wantrouwend, ze is oplettend en op zoek naar signalen om dit wantrouwen te bevestigen en te versterken.
Naast de vastgestelde borderline persoonlijkheidsstoornis bestaan ook aanwijzingen voor narcistische en antisociale persoonlijkheidskenmerken die samenhangen met de voornoemde borderlinepersoonlijkheidsstoornis. De narcistische kenmerken blijken uit een opgeblazen zelfbeeld, waarbij verdachte zich buitengewone talenten toeschrijft. Verdachte vindt dat ze recht heeft op onvoorwaardelijke zorg en verwacht overal een voorkeursbehandeling. Dat is ook in de detentiesituatie aan de orde. Ze is krenkbaar als ze ergens op aangesproken wordt. De antisociale kenmerken blijken uit haar ontbrekende empathische vermogens en egocentrisme met haar verwijtende houding naar anderen, haar ontbrekend inlevingsvermogen naar slachtoffers en het ontbreken van spijt en berouw. Ze schrijft haar delictgedrag volledig toe als bepaald en veroorzaakt door externe factoren, waarbij ze haar eigen aandeel elimineert. Ze is onverschillig over de veiligheid van anderen en ondanks herhaaldelijke veroordelingen is zij niet in staat zich te conformeren en overtreedt ze telkens sociale normen, regels en wetten.
Ten slotte stelt de psychiater ook een stoornis in alcoholgebruik vast.
Deze stoornissen waren volgens de psychiater ten tijde van de bewezenverklaarde feiten aanwezig. Psycholoog [psycholoog 1] komt in het rapport van 12 maart 2021 tot vergelijkbare conclusies, met dien verstande dat de psycholoog bij de verdachte ook een posttraumatische stressstoornis vaststelt.
Recidivegevaar
De psycholoog en de psychiater hebben, mede aan de hand van risicotaxatie-instrumenten, het gevaar ingeschat dat verdachte opnieuw strafbare feiten zal begaan. Zij komen tot de conclusie dat het risico hoog is dat verdachte opnieuw zal overgaan tot belaging. De psycholoog ziet bovendien een matig risico op externe agressie. Onder stress en spanning, zo formuleert de psychiater, zal verdachte door haar persoonlijkheidspathologie terugvallen op boze externe verwijten naar anderen. Dit wordt geluxeerd door eenzaamheid en gevoelens van krenking, afwijzing en zich niet gehoord voelen of zich niet serieus genomen voelen. Dit is een patroon dat al tientallen jaren aan de orde is en tot nu toe therapieresistent is gebleken.
Risicomanagement
Uit de stukken blijke dat verdachte een psychiatrische voorgeschiedenis heeft die is begonnen in 1989. Vanaf dat moment is sprake van, al dan niet gedwongen, opnames in de reguliere geestelijke gezondheidszorg (GGZ). In 2003 wordt haar een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege opgelegd voor onder andere brandstichting en belaging. Deze maatregel duurt tot en met 2006 en wordt beëindigd omdat de behandeling binnen de maatregel niet aanslaat. Sindsdien is zij perioden in behandeling geweest van een forensische polikliniek, behandeld door een vrijgevestigde psycholoog, twee jaar lang met een vrijwillige rechterlijke machtiging opgenomen geweest in klinieken en heeft zijn in woonvoorzieningen verbleven onder begeleidingen van een GGZ-instelling en verslavingszorg. Deels was deze hulp als bijzondere voorwaarde verbonden aan een voorwaardelijke straf.
Het hof stelt vast dat ondanks deze interventies verdachte nu voor de vijfde keer sinds 2017 wordt veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
De psychiater concludeert dat behandeling of begeleiding niet zal leiden tot verandering bij verdachte en niet zal helpen om recidive en de dreigende stalking van hulpverleners te verminderen. Dat blijkt uit verdachtes zeer langdurige (forensisch) psychiatrische voorgeschiedenis. Het gaat dus alleen om risicobeheersing van recidive die voortkomt uit verdachtes ernstige, chronische persoonlijkheidsstoornis. Abstinentie van alcohol is nodig. Als het tot gedragsmatige interventie komt, moet deze gericht zijn op verdachtes handicaps, op het accepteren en omgaan met haar ernstige beperkingen en het aanleren van wat emotie- en copingvaardigheden. Een curatieve persoonsgerichte en/of traumabehandeling is contra-geïndiceerd. Verdachte voelt zich vanuit een basaal wantrouwen chronisch tekortgedaan, zal zich verzetten tegen de therapie en de therapeut. De verwachting is dat zij nooit tevreden zal zijn met de therapeut en de therapie en dat dit weer zal leiden tot een gefaalde behandeling. Door het perspectief ‘klachten en traumavrij’ door het leven te gaan, te herformuleren naar, ‘hoe kan ik mij leven leiden met mijn huidige klachten’, zal verdachte op een gegeven moment minder verzet en strijd gaan leveren. Deze benadering kan haar ook erkenning en validatie bieden voor haar lijden, en op de lange termijn zal dit haar een betere kwaliteit van leven geven.
De psycholoog noemt wel enkele behandelmogelijkheden. Een dergelijke behandeling dient binnen een gesloten en justitieel kader plaats te vinden om enige kans van slagen te hebben. De behandeling zal zich vooral moeten richten op de verwerking van trauma’s, het vergroten van het mentaliserend vermogen en het aanleren van technieken voor emotieregulatie. Ook het alcoholgebruik zal in de behandeling moeten worden meegenomen. Aangezien de problematiek reeds vele jaren bestaat en vele behandelpogingen zijn mislukt, dient er rekening mee te worden gehouden dat de pathologie moeilijk bewerkbaar zal zijn en de behandeling niet zal leiden tot een wezenlijke verbetering van het functioneren van verdachte. In dat geval zal er meer vanuit een handicapmodel toegewerkt moeten worden naar een toekomstige situatie met meer vrijheden. Dit betekent dat men rekening houdt met blijvende beperkingen waarvoor een zo optimaal mogelijke context wordt gerealiseerd. Naar verwachting zal in de toekomst zowel bij sociale, emotionele als praktische zaken ondersteuning nodig blijven. Daarbij is een langdurig resocialisatietraject, waarbij verdachte gedurende langere tijd wordt gevolgd en er kan worden ingegrepen wanneer dat nodig blijkt, van wezenlijk belang.
De deskundigen oordelen dat een zorgmachtiging, ISD-maatregel of terbeschikkingstelling met voorwaarden onvoldoende toereikend zal zijn om te voorzien in de complexe zorgvraag van verdachte. De enige passende maatregel volgens deze deskundigen is een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege, gezien de complexiteit van de stoornis, het hoge recidiverisico en het gevaar dat verdachte vormt voor zichzelf en voor anderen. Risicobeheersing van recidive moet voorop staan.
Het valt, volgens de deskundigen, gezien het huidige functioneren van betrokkene en alle behandelpogingen in het verleden, niet te verwachten dat een behandeling binnen een vrijwillig kader op gang zal komen. En wanneer een behandeling zou worden opgelegd als voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel of een terbeschikkingstelling met voorwaarden, zal betrokkene zich naar verwachting binnen korte tijd onttrekken aan de voorwaarden. Ook een gedwongen behandeling in het kader van een zorgmachtiging lijkt de deskundigen in het geval van betrokkene onvoldoende waarborgen te bieden. Binnen een zorgmachtiging, waarin de reguliere GGZ zonder tussenkomst van een rechter een vroegtijdige beëindiging kan vragen, bestaat het risico dat er opnieuw vroegtijdig wordt afgesloten bij een stagnerende behandeling, dan wel dat een geslaagde resocialisatie uitblijft. Deskundige [psychiater 1] acht de ISD-maatregel eveneens niet aangewezen, vanwege de complexiteit van de problematiek. Tevens betreft deze maatregel een te korte tijdsspanne om de behandeling (inclusief het resocialisatietraject) te realiseren.
In het advies van [reclassering] van 25 maart 2021 wordt het risico op onttrekking aan voorwaarden ingeschat als hoog. Verdachte is niet in staat gebleken zich te conformeren aan een traject. Verdachte vraagt wel hulp, maar wanneer deze wordt geboden, stoot verdachte deze af.
Het hof sluit zich ook bij deze conclusies van de deskundigen aan. Er is een groot risico dat verdachte na einde van haar detentie doorgaat met haar zeer overlastgevende en intimiderend gedrag. Daarmee is de veiligheid van anderen en/of de algemene veiligheid van personen of goederen in het geding. Gelet op de gevolgen van dit gedrag van verdachte acht het hof de oplegging van een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege noodzakelijk en proportioneel. Voor deze maatregel zijn er geen alternatieven die de samenleving voldoende kunnen beschermen.
De verdediging heeft aangevoerd dat een succesvolle behandeling van verdachte niet mogelijk is en dat een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege daarom zal neerkomen op een kale detentie. Het hof wijst erop dat de primaire doelstelling van een terbeschikkingstelling de beveiliging van de samenleving is. Bovendien zien de deskundigen nog wel mogelijkheid voor behandeling en resocialisatie, in ieder geval volgens het zogenoemde handicapmodel. Deze behandeling kan ertoe leiden dat na verloop van tijd wel een ander kader voor behandeling en begeleiding in beeld komt.
Ten slotte ziet het hof in de gestelde recente verbetering van de toestand van verdachte onvoldoende aanleiding om anders te oordelen of nader onderzoek te laten doen. De ernst van de problematiek en de uitgebreide behandelgeschiedenis die tot onvoldoende resultaat heeft geleid, maken dat hieraan onvoldoende betekenis toekomt.
Het hof stelt vast dat de terbeschikkingstelling niet wordt opgelegd voor een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Verzoeken
De verdediging heeft verzocht om stukken met betrekking tot de zorgmachtiging, welke in eerste aanleg zouden zijn overgelegd, te voegen in het dossier in hoger beroep en om de behandeling van de zaak aan te houden met het oog op een nieuw onderzoek naar een zorgmachtiging. Ten slotte heeft de verdediging ook verzocht om een maatregelenrapport door de reclassering te laten opmaken.
Het hof stelt vast dat als de stukken over het onderzoek naar de mogelijkheid van een zorgmachtiging aan de rechtbank zijn overgelegd, deze niet aan het hof zijn overgedragen. De stuken maken, naar het oordeel van het hof, echter ook niet zonder meer deel uit van het strafdossier. De stukken zijn immers opgemaakt ter voorbereiding van een eventuele civiele procedure op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg.
Gelet op het hetgeen hiervoor is overwogen over de ongeschiktheid van een zorgmachtiging ter beveiliging van de samenleving en de behandeling van verdachte, acht het hof zich voldoende voorgelicht en is het niet noodzakelijk de gevraagde stukken te voegen of een nieuw onderzoek te doen naar de mogelijkheid van afgifte van een zorgmachtiging.
Het hof acht het eveneens niet noodzakelijk een maatregelrapport te laten opmaken, aangezien het hof met de deskundigen concludeert dat een terbeschikkingstelling met voorwaarden geen passend kader is ter beveiliging van de samenleving en recidivevermindering.
Oplegging maatregel van artikel 38z Wetboek van Strafrecht
Het hof is van oordeel dat te verwachten is dat het recidiverisico na ommekomst van de maatregel van terbeschikkingstelling nog niet tot een aanvaardbaar niveau zal zijn teruggedrongen. Dit volgt uit de aangehaalde rapportages van de psychiater en de psycholoog en vindt bevestiging in de overwegingen van het rapport van [reclassering] van 25 maart 2021. Er is sprake van ernstige, moeilijk te behandelen en nog steeds actuele problematiek die langdurige behandeling, resocialisatie en begeleiding noodzakelijk maakt. Verdachte is de afgelopen jaren meerdere malen veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Het hof zal daarom naast de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege ter bescherming van de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z Sr opleggen. Op die manier wordt het mogelijk om verdachte in aansluiting op de terbeschikkingstelling onder toezicht te stellen en bijzondere voorwaarden te formuleren waaraan verdachte zich dient te houden indien dat te zijner tijd noodzakelijk wordt geacht.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 37a, 37b, 38z, 57, 142, 285b en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de oplegging van de straf en maatregel en doet in zoverre opnieuw recht;
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met verbeterde lezing zoals aangegeven;
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst af het verzoek tot het voegen van de stukken omtrent het onderzoek naar een zorgmachtiging;
Wijst af het verzoek de officier van justitie te verzoeken toepassing te geven aan artikel 5:19, eerste lid, van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg;
Wijst af het verzoek tot het laten opmaken van een maatregelenrapport;
Legt aan de verdachte op de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege;
Legt aan de verdachte op de maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
Aldus gewezen door
mr. M.E. van Wees, voorzitter,
mr. W.A. Holland en mr. K.A.J.M. Wetzels, raadsheren,
in tegenwoordigheid van L.M. van Vuuren, griffier,
en op 4 januari 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. K.A.J.M. Wetzels is buiten staat dit arrest mee te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 4 januari 2022.
Tegenwoordig:
mr. M.L.H.E. Roessingh-Bakels, voorzitter,
mr. L.M.J. Leerkes, advocaat-generaal,
mr. F. Stax, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.