ECLI:NL:GHARL:2022:1863

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 maart 2022
Publicatiedatum
10 maart 2022
Zaaknummer
21-003489-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van het onderzoek naar moord met veel indirect bewijs en de noodzaak van aanvullend deskundigenonderzoek

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 maart 2022 een tussenarrest gewezen in het hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel, waarbij de verdachte was veroordeeld tot 20 jaar gevangenisstraf voor moord. Het hof oordeelt dat het onderzoek in hoger beroep niet volledig is geweest, ondanks uitgebreid onderzoek en getuigenverhoren. Het hof benadrukt het belang van waarheidsvinding, ook na 3,5 jaar na het instellen van hoger beroep, en besluit het onderzoek te heropenen. De zaak wordt verwezen naar de raadsheer-commissaris voor aanvullend deskundigenonderzoek, met name naar dactyloscopische sporen, schoensporen en bloedsporen in de auto van de verdachte. Het hof stelt dat de kwaliteit van het bewijs en de noodzaak van aanvullend onderzoek voorop staan, gezien de ernstige aard van de zaak en de betrokkenheid van een ontkennende verdachte. Het hof legt de nadruk op de noodzaak om de bruikbaarheid van het dactyspoor en de schoensporen te onderzoeken, evenals het verkrijgen van een geschikt DNA-profiel van de veiliggestelde sporen. De beslissing om het onderzoek te schorsen voor onbepaalde tijd wordt genomen om de benodigde onderzoekshandelingen te kunnen uitvoeren.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003489-18
Uitspraak d.d.: 9 maart 2022
TEGENSPRAAK
Tussenarrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 7 juni 2018 met parketnummer 08-910056-17, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1968,
thans verblijvende in [penitentiaire inrichting] te [plaats] .
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit tussenarrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 11 en 16 februari 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van het requisitoir en de vordering van de advocaat-generaal. De vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Voorts heeft het hof kennisgenomen van hetgeen in pleidooi namens de verdachte door mr. U. Ural, advocaat te Enschede en mr. drs. N. Tanoglu, advocaat te Arnhem, naar voren is gebracht.
Het hof overweegt het volgende :
Tijdens de beraadslaging in raadkamer is gebleken, dat het onderzoek niet volledig is geweest. Het hof kan om die reden over veertien dagen niet tot een eindoordeel komen en acht het noodzakelijk dat aanvullend onderzoek wordt verricht. Het hof realiseert zich terdege dat het doen verrichten van nader onderzoek leidt tot verdere vertraging van deze zaak, hetgeen voor zowel verdachte als de nabestaanden van het slachtoffer minst genomen als vervelend of pijnlijk zal worden ervaren. Het betreft immers een zaak waarin op 7 juni 2018 vonnis werd gewezen en waarvan de behandeling in hoger beroep al ruim 3,5 jaar beloopt. Het hof meent evenwel dat in deze ernstige en schokkende zaak waarin sprake is van veel indirect bewijsmateriaal, een ontkennende verdachte, een bewezenverklaring door de rechtbank van moord met oplegging van een gevangenisstraf van 20 jaren, zo zorgvuldig en volledig mogelijk onderzoek moet worden verricht. De waarheidsvinding staat altijd voorop, ook na verloop van 3,5 jaar na het instellen van hoger beroep en ook als dat leidt tot verder uitstel.
Het hof is van oordeel dat op de navolgende punten nader onderzoek noodzakelijk is.

1.Dactyspoor AALD6002NL

Brigadier [verbalisant 1] heeft onderzoek verricht aan onder meer het dactyloscopisch spoor in bloed AALD6002NL en heeft daarover een proces-verbaal [1] opgemaakt. Daarin relateert hij onder meer (hierna cursief):
Beoordeling sporen:
Bij onderzoek van de aangeboden dactyloscopische sporen stelde ik vast dat de volgende sporen voldoende kwalitatieve en kwantitatieve dactyloscopische informatie bezaten, noodzakelijk voor het verrichten van een dactyloscopisch vergelijkend onderzoek:
AALD6002NL spoor in bloed op oranje kast;
en
Overgebleven spoor:
Voor wat betreft het overgebleven dactyloscopische spoor AALD6002NL spoor in bloed op oranje kast werd door mij geen overeenkomst gevonden tussen dit spoor en de door [betrokkene] aangeboden dactyloscopische signalementen van [slachtoffer] en [verdachte] .
Een verklaring hiervoor kan zijn gelegen in:
• de kwaliteit van het spoor
• in de kwaliteit en / of de onvolledigheid van de vergelijkingsafdrukken
• het geheel ontbreken van het dactyloscopisch signalement van de donor.
In zijn aanvullend proces-verbaal [2] relateert verbalisant [verbalisant 1] over dactyloscopisch spoor AALD6002NL het volgende (hierna cursief).
In aansluiting op het proces-verbaal van Dactyloscopisch onderzoek, nummer:
PLO6-2017399666, gedateerd 20 september 2017, waarin door mij vier sporen aan de
vermoedelijke donor konden worden gekoppeld, te weten;
AAJT5637NL op doosje MP3 speler op de rechter voet van [slachtoffer]
AALD6003NL op oranje kast op de linker voet van [slachtoffer]
AALD6004NL op oranje kast op de linker voet van [slachtoffer]
AALD6009NL op oranje kast rechter middelvinger van [slachtoffer]
en waarbij bij één dactyloscopische spoor, te weten:
AALD6002NL spoor in bloed op oranje kast door mij geen overeenkomst werd gevonden tussen dit spoor en de aan mij door [betrokkene] aangeboden dactyloscopische signalementen van [slachtoffer] en [verdachte] . Na ontvangst van de dactyloscopische sporen werden deze door mij beoordeeld op bruikbaarheid voor een vergelijkend dactyloscopisch onderzoek.
De grondregel om tot een individualisatie (voorheen identificatie) van een dactyloscopisch spoor te kunnen overgaan, is dat tussen het spoor en de vergelijkingsafdruk ten minste twaalf dactyloscopische punten van overeenkomst aanwezig zijn, waarbij ook de onderlinge samenhang tussen die punten in overeenstemming moet zijn. Tevens mag geen enkel onverklaarbaar dactyloscopisch verschilpunt aanwezig zijn.
Dactyloscopische sporen en referentieafdrukken zijn tweedimensionale afdrukken van de
huidlijnen of papillairlijnen op vingers of voeten. Deze papillairlijnen hebben een
driedimensionale structuur. Een spoor of vingerafdruk is dus nooit een perfecte weergave van de huid zelf. Er is altijd sprake van vervormingen. De afdruk van papillairlijnen kan beïnvloed worden door veel factoren. Zo spelen de overdrachtsomstandigheden een belangrijke rol.
De toegepaste druk en mogelijke beweging tijdens het achterlaten van een spoor kan, door de flexibiliteit van de huid, een beduidend andere weergave van het spoor opleveren dan een onder gecontroleerde omstandigheden afgenomen referentieafdruk. Daarnaast zijn ook de structuur van het oppervlak en mogelijke vervuiling van invloed op de verschijningsvorm en dus de bruikbaarheid van een spoor.
Na de beoordeling heb ik mij een oordeel gevormd over de haalbaarheid van individualisatie van het spoor AALD6002NL spoor in bloed op oranje kast
Met als mogelijkheden is dit:
- goed mogelijk,
- mogelijk,
- twijfelachtig,
- onmogelijk

Bij het spoor AALD6002NL spoor in bloed op oranje kast was mijn conclusie dat dit mogelijk was.

Tijdens het dactyloscopisch vergelijkend onderzoek tussen het spoor AALD6002NL, spoor in bloed op oranje kast en de door [betrokkene] aangeboden dactyloscopische signalementen van [slachtoffer] en [verdachte] werden door mij geen overeenkomsten gezien.
Een verklaring hiervoor kan zijn gelegen in:
• de kwaliteit van het spoor;
door de verschijningsvorm van de afdruk, zie omschrijving hierboven.
• in de kwaliteit en / of de onvolledigheid van de vergelijkingsafdrukken;
de aangeboden gecontroleerd gezette afdruk mist informatie die in het spoor wel
aanwezig is door onduidelijkheid of niet afgedrukte gedeelten, zoals de zijkanten van
handen en/of voeten.
• het geheel ontbreken van het dactyloscopisch signalement van de donor,
door het niet kunnen plaatsen van het spoor op een donor, blijft de mogelijkheid van een
onbekende donor open.
Hoewel bij tussenarrest van 26 juli 2019 door het hof nader onderzoek naar genoemd spoor werd bevolen, heeft dit onderzoek niet plaatsgevonden.
De advocaat-generaal heeft in haar requisitoir onder meer gesteld dat het in de woning van het slachtoffer aangetroffen dactyspoor AALD6002NL heel goed mogelijk toch van [slachtoffer] kan zijn. [3] De verdediging heeft daarentegen bij pleidooi aangevoerd dat dit dactyspoor een daderspoor betreft, niet zijnde van verdachte. [4]
Gelet op de ogenschijnlijke discrepantie in het proces-verbaal van [verbalisant 1] over de bruikbaarheid van het spoor en de uiteenlopende standpunten die door het openbaar ministerie en de verdediging zijn ingenomen, al dan niet gevolgd door een conclusie, is het hof van oordeel dat meer duidelijkheid over (de bruikbaarheid van) dit spoor noodzakelijk is.
Hiertoe zal het hof de zaak verwijzen naar de raadsheer-commissaris voor benoeming van een deskundige van het Nederlands Forensisch Instituut voor onderzoek naar de bruikbaarheid van dit dactyspoor. De centrale vraag dient te zijn of alsnog vastgesteld kan worden wie de donor is van dit spoor. Mocht blijken dat het spoor bruikbaar is dan dient dit spoor vergeleken te worden met de vinger- en/of teenafdrukken van verdachte en [slachtoffer] , maar ook met de in de landelijke databank opgeslagen vingerafdrukken.
Mocht bovengenoemd onderzoek geen match opleveren dan dienen de verbalisanten, ambulancepersoneel en de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] - zijnde de personen die bij of na het aantreffen van het slachtoffer (mogelijk) de woning hebben betreden en sporen hebben achtergelaten - te worden verzocht mee te werken aan de afname van vingerafdrukken, zodat ook die vergeleken kunnen worden met spoor AALD6002NL.

2.Het tijdstip van overlijden en de tijdlijn

Uit het proces-verbaal sporenonderzoek van verbalisanten [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] [5] blijkt dat op twee tijdstippen een temperatuurmeting op het slachtoffer werd uitgevoerd. Verbalisanten relateren het volgende (hierna cursief):
Op maandag 28 augustus 2017 te 00.40 uur werd er een temperatuurmeting bij het
slachtoffer uitgevoerd. Bij aanvang werden de volgende waardes afgelezen:
- kamertemperatuur: 21,9 graden
- inwendig: 20,6 graden.
Op maandag 28 augustus 2017 te 00.55 uur werden de volgende waardes afgelezen:
- kamertemperatuur: 19,7 graden
- inwendig: 22,1 graden.
Uit het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 5] [6] blijkt dat hij op basis van de nomogram van Henssge een bepaling van het geschatte tijdstip van overlijden heeft verricht. De verbalisant relateert het volgende (hierna cursief):
GESCHATTE TIJDSTIP VAN OVERLIJDEN (o.b.v. NOMOGRAM van HENSSGE):
Voor het bepalen van het tijdstip van overlijden werd door mij, verbalisant [verbalisant 5] , de
nomogram van Hengsse gebruikt. Hiervoor zijn de volgende gegevens nodig om tot een
resultaat te komen:
- het lichaamsgewicht van het slachtoffer: 62 kg (zonder kleding en na het

bloedverlies van de PD);

- het aantal lagen en soort kleding die het slachtoffer aan had ten tijde van het

incident: 1-2 dunne lagen en daarmee correctie factor 1.1;

- rectale temperatuur: 22,1 graden Celsius;
- temperatuur van de omgeving: 19,7 graden Celsius;
- datum en tijdstip van de temperatuur meting: 27 augustus 2017 om 00:55 uur.
Het gewicht van het slachtoffer (62 kg) moet op basis van de correctie factor (1.1)
worden aangepast tot 68,2 kg, afgerond 70 kg. Bij gebruikmaking van de bovenstaande
gegevens werd door mij uit de nomogram een tijd van 37 uur met een tolerantie van +12 - 12 uur afgelezen. Terugrekenend vanaf het tijdstip waarop de meting werd uitgevoerd, komt
het tijdstip van overlijden neer op 26 augustus 2018 om 11:55 uur. Op basis van de
nomogram kan met een betrouwbaarheid van 95% worden gezegd dat het intreden van de dood had plaats gevonden tussen:
25 augustus 2017 om 23:55 uur en 26 augustus 2017 om 23:55 uur.
De verdediging betwist de uitkomst van bovengenoemde berekening en het tijdstip van overlijden en stelt dat nader onderzoek noodzakelijk is. [7]
Het hof stelt op basis van bovengenoemde processen-verbaal vast dat op 28 augustus 2017 om 00.40 uur en om 00.55 uur een temperatuurmeting op het slachtoffer werd verricht. Opmerkelijk lijkt daarbij te zijn dat om 00.55 uur de kamertemperatuur 2,2 graden Celsius lager was dan om 00.40 uur terwijl de lichaamstemperatuur van het slachtoffer 1,5 graden Celsius hoger bleek te zijn.
Gelet hierop en ook de betwisting van de verdediging van de uitkomsten van het onderzoek, acht het hof het noodzakelijk dat aanvullend proces-verbaal wordt opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5] , waarbij de volgende vragen dienen te worden beantwoord:
Is het gebruikelijk dan wel standaardprocedure om meerdere keren en korte tijd na elkaar een temperatuurmeting te verrichten?
Zo nee, waarom is in dit geval een tweede meting verricht?
Zo ja, is het gebruikelijk dan wel standaardprocedure dat voor de berekening door middel van het nomogram van Henssge de laatste meetwaarden worden gebruikt?
Is er een verklaring te geven voor de verschillen in de meetwaarden, in het bijzonder voor het afnemen van de kamertemperatuur en (tegelijk) het stijgen van de lichaamstemperatuur van het slachtoffer?
Indien uit de aanvullende informatie van de verbalisant [verbalisant 5] geen duidelijke reden blijkt waarom de temperatuurmetingen van 28 augustus 2017 om 00.55 uur zijn gebruikt voor het geschatte tijdstip van overlijden, acht het hof het verder noodzakelijk dat door verbalisant [verbalisant 5] in dat aanvullend proces-verbaal ook een berekening wordt gemaakt van het tijdstip van overlijden door middel van het nomogram van Henssge waarbij de temperatuurmetingen van 28 augustus 2017 om 00.40 uur worden gebruikt.

3.Schoensporen

In de woning van het slachtoffer werden meerdere schoensporen aangetroffen, waaronder schoensporen in bloed. [8] Door de politie is vergelijkend sporenonderzoek verricht met een willekeurig paar laarzen, maat 38. De politie heeft daarover het volgende gerelateerd (hierna cursief):
RESULTAAT
Tijdens het vergelijkend onderzoek tussen enerzijds de gefotografeerde schoensporen A t/m L onderling en anderzijds de zolen van de laarzen en de hiermede vervaardigde proefsporen is gebleken dat:
- het profiel overeenkomst vertoont;
- de afmetingen van de schoensporen A t/m L onderling praktisch overeenkomen. Voor zover meetbaar is de lengte van het schoenspoor ongeveer 26 centimeter. Volgens een in de praktijk gebruikte formule (26 cm x 1,5 — 1) komen we uit op een maat 38;
- de afmetingen van de zolen van de laarzen en de hiermede vervaardigde proefsporen niet overeenkomen met de afmetingen van de schoensporen A t/m L.
CONCLUSIE
Op grond van het vergelijkend schoensporenonderzoek concluderen wij, dat de maat van de mogelijke veroorzaker van de aangetroffen schoensporen A t/m L niet kon worden vastgesteld. Nader onderzoek kan plaatsvinden als de schoen of laars als mogelijke
veroorzaker van de schoensporen A t/m L wordt aangetroffen en veiliggesteld.
De verdediging heeft gesteld dat de verbalisant niet deskundig is om conclusies te trekken en acht om die reden nader onderzoek noodzakelijk. [9]
Het hof acht het noodzakelijk dat nader onderzoek naar deze schoensporen wordt verricht. Hiertoe zal het hof de zaak verwijzen naar de raadsheer-commissaris voor benoeming van een deskundige van het Nederlands Forensisch Instituut voor onderzoek naar de aangetroffen schoensporen. De centrale vraag dient te zijn of aan de hand van die sporen kan worden vastgesteld welke schoenmaat de schoen of laars heeft gehad waarmee in de woning van het slachtoffer de schoensporen in het bloed zijn gezet.
Het hof ziet bij een dergelijk onderzoek het volgende hypothesen paar voor zich:
H1: De schoen/laarsmaat ligt tussen maat 35 – 40
H2: De schoen/laarsmaat ligt tussen maat 41 – 45.

4.Bloedsporen in auto

In de auto van verdachte, een Audi A4 met kenteken [kenteken] werd sporenonderzoek verricht [10] waarbij meerdere bloedsporen werden veilig gesteld. Verbalisanten relateren hierover onder meer het volgende (hierna cursief):
Onderzoek personenauto
De bovengenoemde personenauto werd door ons eerst visueel onderzocht op de aanwezigheid van bloedsporen. Hierbij werden geen bloedsporen waargenomen. Hierna werd de personenauto door ons onderzocht met behulp van luminol. Tijdens het onderzoek met luminol werden door ons diverse plaatsen gezien waar een reactie optrad. Deze plaatsen werden tijdens het luminol onderzoek middels een wit potlood gemarkeerd. Bij de nadien uitgevoerde Tetrabase test bleken de onderstaande plaatsen positief te reageren:

1 plaats op de binnenzijde van het bestuurdersportier. Deze plaats werd middels een wattenstaafje bemonsterd. Hierbij werd het volgende spoor veiliggesteld:

SIN AAKD0961NL
Referentie AAKD0961NL
Spooromschrijving Bloed
Wijze veiligstellen Wattenstaafje
Tijdstip veiligstellen 7 september2017 te11:57 uur
Plaats veiligstellen Binnenzijde bestuurdersportier

2 plaatsen op de dorpel van het bestuurdersportier Deze twee plaatsen werden middels één wattenstaafje bemonsterd. Hierbij werd het volgende spoor veiliggesteld:

SIN AAKD0960NL
Referentie AAKD0960NL
Spooromschrijving Bloed
Wijze veiligstellen Wattenstaafje
Tijdstip veiligstellen 7 september 2017 te 12:01uur
Plaats veiligstellen Dorpel bestuurdersportier

1 plaats op de vloerbedekking tegen de middenconsole aan de bestuurderszijde. Deze plaats werd uit de vloerbedekking gesneden. Hierbij werd de volgende sporendrager veiliggesteld:

SIN AAKD0958NL
Object Mat
Kleur Zwart
Inhoud Audi [kenteken]
Bijzonderheden Stuk van vloerbedekking tegen middenconsole
bestuurderszijde

1 plaats op de vloermat voor de bestuurdersstoel. Deze plaats werd uit de vloermat gesneden. Hierbij werd de volgende sporendrager veiliggesteld:

SIN AAKD0959NL
Object Mat
Kleur Zwart
Bijzonderheden Stukje vloermat bestuurdersstoel met bloed

2 plaatsen op de voorzijde van de bestuurdersstoel. Beide plaatsen werden middels een wattenstaafje bemonsterd. Hierbij werden de volgende sporen veiliggesteld:

SIN AAKD0963NL
Referentie AAKD0963NL
Spooromschrijving Bloed
Wijze veiligstellen Wattenstaafje
Tijdstip veiligstellen 7 september 2017 te 11:49 uur
Plaats veiligstellen Voorzijde bestuurders stoel
en
SIN AAKD0964NL
Referentie AAKD0964NL
Spooromschrijving Bloed
Wijze veiligstellen Wattenstaafje
Tijdstip veiligstellen 7 september 2017 te 11:45 uur
Plaats veiligstellen Voorzijde bestuurdersstoel
-1 Plaats op de dorpel van het passagiersportier. Deze plaats werd middels een wattenstaafje bemonsterd. Hierbij werd het volgende spoor veiliggesteld:
SIN AAKD0962NL
Referentie AAKD0962NL
Spooromschrijving Bloed
Wijze veiligstellen Wattenstaafje
Tijdstip veiligstellen 7 september 2017 te 11:55 uur
Plaats veiligstellen Dorpel passagiersportier
Uit het NFI-rapport van 12 september 2017 [11] blijkt onder meer het volgende (hierna cursief):
Onderzoek naar biologische sporen
De bemonsteringen AAKD0954NL, AAKD0963NL en AAKD0964NL zijn onderzocht op de aanwezigheid van bloed. Hierbij is bloed aangetroffen in de bemonsteringen AAKD0963NL en AAKD0964NL. Er is geen bloed aangetroffen in de bemonstering AAKD0954NL. De bemonsteringen zijn als AAKD0954NL#01, AAKD0963NL#01 en AAKD0964NL#01 veiliggesteld voor een DNA-onderzoek.
NB De verpakking van de bemonstering AAKD0954NL is niet afgesloten met een wettelijk
vereist sluitzegel. Op 8 september 2017 is door officier van justitie mr. S. Leusink-Dijk
schriftelijk verzocht om het onderzoek aan de bemonstering uit te voeren.
DNA-onderzoek
Onderstaand onderzoeksmateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek:
AAKD0954NL#01 bemonstering (op stukje vloerbedekking)
AAKD0963NL#01 bemonstering met bloed (voorzijde bestuurdersstoel)
AAKD0964NL#01 bemonstering met bloed (voorzijde bestuurdersstoel)
Resultaten, interpretatie en conclusie
De DNA-profielen van het slachtoffer [slachtoffer] AAJU6201NL (geboren op [geboortedag] 1977), en de verdachte [verdachte] RABP3920NL (geboren op [geboortedag] 1968) zijn betrokken bij het vergelijkend DNA-onderzoek.
In Tabel 1 staat vermeld van wie het celmateriaal op grond van het vergelijkend DNA
onderzoek afkomstig kan zijn. Dit betekent dat als een persoon niet vermeld wordt, er op
basis van het vergelijkend DNA-onderzoek geen aanwijzing is voor de aanwezigheid van
celmateriaal van deze persoon in die bemonstering.
Tabel 1 Resultaten, interpretatie en conclusie vergelijkend DNA-onderzoek
SIN Beschrijving DNA-profiel Matchkans DNA-profiel
celmateriaal kan afkomstig zijn van
AAKD0954NL#01 ongeschikt voor vergelijkend DNA-onderzoek -
AAKD0963NL#01 onvolledig DNA-profiel van minimaal één persoon vanwege de onvolledig-
heid niet berekend
AAKD0964NL#01 DNA-profiel van een vrouw [slachtoffer] kleiner dan 1 op 1
miljard
(bloed)
Uit het NFI-rapport van 4 november 2017 [12] blijkt onder meer het volgende (hierna cursief):
DNA-onderzoek
Onderstaand onderzoeksmateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek:
AAKD0960NL#01 een bemonstering (bloed, dorpel bestuurdersportier audi [kenteken] )
AAKD0961NL#01 een bemonstering (bloed, binnenzijde bestuurdersportier audi [kenteken] )
AAKD0962NL#01 een bemonstering (bloed, dorpel passagiersportier audi [kenteken] )
Resultaten, interpretatie en conclusie
De referentiemonsters van het slachtoffer [slachtoffer] AAJU6201NL (geboren op [geboortedag] 1977) en de verdachte [verdachte] RBP3920NL (geboren op [geboortedag] 1968) zijn betrokken
bij het vergelijkend DNA-onderzoek.
In Tabel 1 staat vermeld van wie het celmateriaal op grond van het vergelijkend DNA-
onderzoek afkomstig ken zijn. Dit betekent dat als een persoon niet vermeld wordt, er op
basis van het vergelijkend DNA-onderzoek geen aanwijzing is voor de aanwezigheid van
celmateriaal van deze persoon in die bemonstering.
Tabel 1 Resultaten interpretatie en conclusie vergelijkend DNA-onderzoek
SIN Beschrijving DNA-profiel/ Matchkans DNA-profiel
celmateriaal kan afkomstig zijn van
AAKD0960NL#01 DNA -onderzoek gestopt
AAKD0961NL#01 DNA-onderzoek gestopt
AAKD0962NL#01 DNA-onderzoek gestopt
Ten aanzien van het onderzoeksmateriaal met nummer AAKD0960NL#01 en AAKD0961NL#01 staat als toelichting vermeld:
Mogelijkheden voor aanvullend onderzoek
In overleg met de deskundige kan bepaald worden welk van onderstaande mogelijkheden
voor aanvullend onderzoek relevant zijn om aanvullende vragen te beantwoorden.
De DNA-concentraties van de bemonsteringen AAKD0960NL#01 en AAKD0961NL#01 liggen tussen 0,001 en 0,002 ng/µl. Ongeveer 12% van de bemonsteringen met dergelijk lage concentraties levert, na aanvullend DNA-onderzoek, een voor vergelijkend DNA-onderzoek geschikt DNA-profiel op.
Ten aanzien van het onderzoeksmateriaal met nummer AAKD0962NL#01 staat als toelichting vermeld:
De DNA-concentratie van deze bemonstering is lager dan 0,001 ng/µl. Dergelijk lage concentraties leveren, ook na aanvullend DNA-onderzoek, geen voor vergelijkend DNA-onderzoek geschikte DNA profielen op. Het DNA-onderzoek aan deze bemonstering is daarom gestopt.
Het hof acht het noodzakelijk dat ten aanzien van het veiliggestelde onderzoeksmateriaal wordt getracht een voor vergelijking geschikt DNA-profiel te verkrijgen en indien dit lukt, dit DNA-profiel te vergelijken met het DNA-profiel van verdachte, het DNA-profiel van het slachtoffer [slachtoffer] en met de DNA-profielen in de databank van het NFI. Daarbij is van belang of het NFI thans over onderzoekstechnieken beschikt die nieuwe mogelijkheden daartoe bieden. Het hof zal ter beantwoording van die vraag de zaak verwijzen naar de raadsheer-commissaris en, indien die vraag positief kan worden beantwoord, opdracht geven tot benoeming van een deskundige van het Nederlands Forensisch Instituut voor onderzoek van het onderzoeksmateriaal met nummers AAKD0960NL#01, AAKD0961NL#01, AAKD0962NL#01 en AAKD0963NL#01.
Gelet op het vorenstaande zal het hof het onderzoek heropenen en de zaak verwijzen naar de raadsheer-commissaris van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor het (doen) verrichten van aanvullend onderzoek als na te melden.
BESLISSING
Het hof:
Heropent het onderzoek.
Stelt de stukken in handen van de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit hof, teneinde uitvoering te geven aan voormelde opdrachten, te weten:

1.Dactyspoor AALD6002NL

Benoeming van en onderzoek door een deskundige van het Nederlands Forensisch Instituut naar de bruikbaarheid van het dactyspoor AALD6002NL.
Indien uit dit onderzoek blijkt dat het spoor bruikbaar is dan dient dit spoor opnieuw vergeleken te worden met de dactyloscopische signalementen van [slachtoffer] en verdachte [verdachte] en, indien dit geen resultaat oplevert, eveneens met de in de landelijke databank geregistreerde dactyloscopische sporen.
Mocht bovengenoemd onderzoek geen match opleveren dan dienen de dienstdoende verbalisanten, het ambulancepersoneel en de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] , althans de personen die bij of na het aantreffen van het slachtoffer (mogelijk) de woning hebben betreden en sporen hebben achtergelaten, verzocht te worden mee te werken aan de afname van vingerafdrukken, zodat ook die vergeleken kunnen worden met spoor AALD6002NL.

2.Schoensporen

Benoeming van en onderzoek door een deskundige van het Nederlands Forensisch Instituut naar de aangetroffen (schoen)sporen in bloed, waarbij de centrale vraag dient te zijn of aan de hand van die sporen kan worden vastgesteld welke schoenmaat die schoen heeft gehad.
Het hof ziet bij dit onderzoek het volgende hypothesen paar voor zich:
H1: De schoen/laarsmaat ligt tussen maat 35 – 40
H2: De schoen/laarsmaat ligt tussen maat 41 – 45

3.Bloedsporen in de auto

Benoeming van en onderzoek door een deskundige van het Nederlands Forensisch Instituut naar het onderzoeksmateriaal met nummers AAKD0960NL#01, AAKD0961NL#01, AAKD0962NL#01en AAKD0963NL#01, met als doel daaruit een voor vergelijking geschikt DNA-profiel te verkrijgen en zo ja, vervolgens dit profiel te vergelijken met dat van verdachte, het slachtoffer [slachtoffer] en de DNA-profielen in de databank van het NFI.
Hieraan voorafgaand dient echter eerst de vraag te worden beantwoord of het NFI (in vergelijking met het toenmalige onderzoek in 2017) thans over onderzoekstechnieken beschikt die nieuwe mogelijkheden daartoe bieden.
Draagt de advocaat-generaal op aanvullend proces-verbaal te laten opmaken door de verbalisant [verbalisant 5] , waarbij de volgende vragen dienen te worden beantwoord:
Is het gebruikelijk dan wel standaardprocedure om meerdere keren en korte tijd na elkaar een temperatuurmeting te verrichten?
Zo nee, waarom is in dit geval een tweede meting verricht?
Zo ja, is het gebruikelijk dan wel standaardprocedure dat voor de berekening door middel van het nomogram van Henssge de laatste meetwaarden worden gebruikt?
Is er een verklaring te geven voor de verschillen in de meetwaarden, in het bijzonder voor het afnemen van de kamertemperatuur en (tegelijk) het stijgen van de lichaamstemperatuur van het slachtoffer?
Indien uit de aanvullende informatie van de verbalisant [verbalisant 5] geen duidelijke reden blijkt waarom de temperatuurmetingen van 28 augustus 2017 om 00.55 uur zijn gebruikt voor het geschatte tijdstip van overlijden, acht het hof het verder noodzakelijk dat door verbalisant [verbalisant 5] in dat aanvullend proces-verbaal ook een berekening wordt gemaakt van het tijdstip van overlijden door middel van het nomogram van Henssge waarbij de temperatuurmetingen van 28 augustus 2017 om 00.40 uur worden gebruikt.
Houdt iedere verdere beslissing aan.
Schorst het onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd.
Om de klemmende redenen dat het zittingsrooster van het hof een eerdere behandeling van de zaak niet toelaat en de onderzoekshandelingen naar verwachting niet binnen een maand zullen zijn voltooid, zal het onderzoek langer dan een maand, maar niet langer dan drie maanden worden geschorst.
Bepaalt dat het onderzoek zal worden hervat tegen een nog nader te bepalen terechtzitting.
Beveelt de oproeping van de verdachte tegen het nog nader te bepalen tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan de raadsman en raadsvrouw van verdachte en aan de (vertegenwoordiger van de) benadeelde partij.
Beveelt voorts de oproeping van de nabestaanden van [slachtoffer] tegen het nog nader te bepalen tijdstip.
Aldus gewezen door
mr. G. Mintjes, voorzitter,
mr. A.J. Smit en mr. I.P.H.M. Severeijns, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.C. Wormgoor, griffier,
en op 9 maart 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van politie van 20 september 2017, blz. 2441
2.Proces-verbaal van politie, van 24 april 2018, blz. 2449
3.Requisitoir AG onder 3.8 ontlastend bewijs, blz. 15
4.Pleitnota mr. Ural onder 43, blz. 11
5.Proces-verbaal van politie, blz. 2229
6.Proces-verbaal van politie, blz. 2223
7.Pleitnota mr. Ural onder 102-110, blz. 25 e.v.
8.Proces-verbaal van politie, blz. 2469 e.v.
9.Pleitnota mr. Ural onder 30, blz. 7
10.Proces-verbaal van politie, blz. 2398 e.v.
11.Proces-verbaal van politie, blz. 2923 e.v.
12.Proces-verbaal van politie, blz. 2926 e.v.