ECLI:NL:GHARL:2022:1760

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 maart 2022
Publicatiedatum
8 maart 2022
Zaaknummer
200.280.376
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over einddatum dienstverband en achterstallig loon tussen Tielse Recycling BV en [geïntimeerde]

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Tielse Recycling BV tegen een uitspraak van de kantonrechter te Arnhem. De zaak betreft de einddatum van het dienstverband van [geïntimeerde] en de vordering tot betaling van achterstallig loon en vakantiegeld. [geïntimeerde] heeft zijn arbeidsovereenkomst opgezegd per 21 december 2018, maar Tielse Recycling stelt dat het dienstverband eindigde op 31 december 2018. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het dienstverband tot en met 21 januari 2019 heeft voortgeduurd en heeft Tielse Recycling veroordeeld tot betaling van achterstallig loon en vakantiegeld.

In hoger beroep heeft Tielse Recycling de beslissing van de kantonrechter bestreden. Het hof heeft vastgesteld dat het dienstverband inderdaad tot en met 21 januari 2019 heeft geduurd en dat Tielse Recycling achterstallig is met de betaling van het loon over december 2018 en januari 2019. Het hof heeft echter geoordeeld dat Tielse Recycling wel het vakantiegeld over 2018 heeft betaald. Het hoger beroep is gedeeltelijk toegewezen, waarbij het hof de veroordeling tot betaling van het vakantiegeld heeft vernietigd en het bedrag dat Tielse Recycling aan [geïntimeerde] moet betalen heeft verlaagd.

De beslissing van het hof houdt in dat Tielse Recycling [geïntimeerde] moet betalen het netto-equivalent van € 4.237,50, vermeerderd met de wettelijke verhoging en rente. De kosten van het hoger beroep worden gecompenseerd, en het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.280.376/02
(zaaknummer rechtbank 7797108)
arrest van 8 maart 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Tielse Recycling BV,
gevestigd te Tiel,
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
hierna: Tielse Recycling,
advocaat: mr. B.J. Stuiver,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiser in conventie, verweerder in reconventie,
hierna: [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. I.B. Jansse.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 20 oktober 2020 hier over.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
- de mondelinge behandeling van 28 januari 2020, waarvan de griffier aantekeningen heeft bijgehouden;
- de memorie van grieven met producties;
- de memorie van antwoord.
1.3
Het hof heeft de zaak ambtshalve geroyeerd. Daarna is de zaak door Tielse Recycling opnieuw opgebracht. Zij heeft de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en het hof heeft vervolgens arrest bepaald.

2.Samenvatting en beslissing

2.1
[geïntimeerde] heeft, zo staat in hoger beroep vast, gewerkt voor Tielse Recycling. Bij brief van 21 december 2018 heeft hij zijn arbeidsovereenkomst opgezegd. [geïntimeerde] heeft aan de kantonrechter onder meer gevraagd om Tielse Recycling te veroordelen achterstallig loon en vakantiegeld te betalen (vermeerderd met de wettelijke verhoging en rente). De kantonrechter heeft daarop het netto-equivalent van € 5.835,74 toegewezen (het achterstallig loon over de periode van 1 december 2018 tot en met 21 januari 2019 en vakantiegeld), vermeerderd met de wettelijke verhoging en wettelijke rente.
2.2
Tielse Recycling komt daar in dit hoger beroep tegenop. Volgens haar is het dienstverband eind december 2018 geëindigd en heeft zij [geïntimeerde] het loon over december 2018 en het vakantiegeld 2018 betaald.
2.3
Het hof komt tot de conclusie dat het dienstverband tot en met 21 januari 2019 heeft voortgeduurd, dat Tielse Recycling achterstallig is met betaling van het loon over december 2018 en januari 2019, maar dat zij wel het vakantiegeld 2018 heeft betaald. Het hoger beroep slaagt daarom alleen op het punt van de veroordeling tot betaling van het vakantiegeld. Hieronder zal het hof uitleggen waarom het tot deze beslissing komt.

3.De motivering van de beslissing in hoger beroep

3.1
Tielse Recycling klaagt in hoger beroep over de beslissingen van de kantonrechter over:
a. a) de einddatum van het dienstverband;
b) het achterstallige loon over de periode van 1 december 2018 tot en met 21 januari 2019;
c) het achterstallige vakantiegeld over 2018.
Het hof zal deze onderwerpen na elkaar bespreken.
Einddatum dienstverband?
3.2
Vaststaat dat [geïntimeerde] zijn arbeidsovereenkomst bij brief van 21 december 2018 heeft opgezegd en dat een opzegtermijn van één maand gold. De kantonrechter heeft overwogen dat niet gebleken is dat partijen overeenstemming hebben bereikt over een einddatum eerder dan op grond van de geldende opzegtermijn, te weten 21 januari 2019.
3.3
In hoger beroep legt Tielse Recycling een kopie van een op 24 december 2018 gedateerde brief over van haarzelf aan [geïntimeerde] , waarin staat:
“Geachte heer [geïntimeerde] ,
Hierdoor bericht ik u dat ik akkoord ben met uw opzegging van de arbeidsovereenkomst per 21 december 2018. (…)”
Kennelijk kan hier volgens Tielse Recycling uit worden afgeleid dat het dienstverband eind december 2018 afliep. [geïntimeerde] betwist deze brief te hebben ontvangen.
3.4
Het hof merkt op dat de inhoud van de brief van 24 december 2018 niet eenduidig wijst op een beëindiging per 31 december 2018. Er wordt immers verwezen naar [geïntimeerde] opzegging per 21 december 2018 en dat kan ook slaan op [geïntimeerde] brief van 21 december 2018, waarin de arbeidsovereenkomst (met inachtneming van de opzegtermijn van één maand) werd opgezegd. Verder kan de ontvangst van de brief van 24 december 2018 niet worden vastgesteld. [geïntimeerde] heeft namelijk betwist dat hij deze brief heeft ontvangen en Tielse Recycling heeft daarvan geen bewijs aangeboden. Daarom kan er ook niet van worden uitgegaan dat partijen overeenstemming hadden over een eerdere einddatum dan 21 januari 2019. Dat betekent dat Tielse Recycling loon moet doorbetalen tot en met 21 januari 2019.
Achterstallig loon?
3.5
Tielse Recycling stelt dat zij op 15 december 2018 € 1.950 aan loon over december 2018 contant aan [geïntimeerde] heeft uitgekeerd. Ter onderbouwing daarvan wijst zij op het in hoger beroep overgelegde afschrift uit het grootboek 2018 en 2019 van Tielse Recycling. [geïntimeerde] erkent dat hij op 15 december 2018 een contante betaling van € 1.950 heeft ontvangen, maar volgens hem zag deze betaling op de maand november 2018. Uit het grootboek blijkt ook dat hij geen salaris had ontvangen over november 2018, aldus [geïntimeerde] .
3.6
Gelet op de gemotiveerde betwisting van [geïntimeerde] (het klopt dat uit het grootboek niet blijkt van een salarisbetaling in november 2018, terwijl de overige salarisbetalingen van januari tot en met oktober 2018 allemaal in het grootboek 2018 zijn verwerkt), gaat ook het hof ervan uit dat de contante betaling op 15 december 2018 op de maand november 2018 zag. Tielse Recycling heeft haar stelling dat [geïntimeerde] betaald heeft over december 2018 dus onvoldoende onderbouwd. Aan bewijslevering komt het hof dus niet toe (nog daargelaten dat Tielse Recycling ook op dit punt geen bewijs heeft aangeboden).
Dat geen loon over januari 2019 is betaald, staat vast. De kantonrechter heeft Tielse Recycling dus terecht veroordeeld om het achterstallig (netto)loon over de periode van 1 december 2018 tot en met 21 januari 2019 aan [geïntimeerde] te betalen.
Achterstallig vakantiegeld 2018?
3.7
Ook voor de betaling van het vakantiegeld verwijst Tielse Recycling naar het in het geding gebrachte grootboek. Daarin is opgenomen dat op 29 juli 2019 aan [geïntimeerde] een bedrag van € 1.600,34 is uitgekeerd, onder de noemer ‘SAL [geïntimeerde] (2018)’. [geïntimeerde] erkent dat hij dit bedrag in juli 2019 heeft ontvangen. Volgens hem is dit bedrag ingevolge artikel 6:44 BW toegerekend aan de toen al verschuldigde wettelijke rente en wettelijke verhoging.
3.8
Naar het oordeel van het hof heeft [geïntimeerde] hiermee onvoldoende gemotiveerd betwist dat hij het vakantiegeld over 2018 uitgekeerd heeft gekregen. Hij heeft het ontvangen bedrag ook niet in mindering gebracht op zijn totale vordering en vordert nog steeds zowel het vakantiegeld over 2018 als de gehele wettelijke verhoging en wettelijke rente over het achterstallige loon en vakantiegeld. Het hof zal dit deel van de vordering daarom alsnog afwijzen. Omdat [geïntimeerde] zijn betwisting onvoldoende heeft onderbouwd, komt het hof ook op dit onderdeel niet toe aan bewijslevering.

4.De slotsom

4.1
Het hoger beroep slaagt alleen voor zover het is gericht tegen de toewijzing van het vakantiegeld. Toewijsbaar was dus slecht het netto-equivalent van de brutobedragen € 2.550 (december 2018) + € 1.687,50 (januari 2019) = € 4.237,50. Het bestreden vonnis zal worden vernietigd voor zover Tielse Recycling daarbij is veroordeeld tot betaling van het netto-equivalent van € 5.835,74 bruto, dit wordt dus € 4.237,50 bruto. Voor het overige zal het vonnis worden bekrachtigd.
4.2
Nu beide partijen voor een deel in het ongelijk worden gesteld, zullen de kosten van het hoger beroep worden gecompenseerd zoals hierna vermeld.

5.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de kantonrechter te Arnhem van 4 maart 2020 voor zover Tielse Recycling daarbij (onder 6.1) is veroordeeld om aan [geïntimeerde] te betalen het netto-equivalent van € 5.835,74 te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 16 april 2019 tot de dag der algehele voldoening, vernietigt het vonnis in zoverre en doet in zoverre opnieuw recht:
veroordeelt Tielse Recycling om aan [geïntimeerde] te betalen het netto-equivalent van € 4.237,50 te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 16 april 2019 tot de dag der algehele voldoening;
bekrachtigt het vonnis voor het overige;
bepaalt dat iedere partij haar eigen kosten van het hoger beroep draagt;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.E.F. Hillen, L.J. de Kerpel-van de Poel en K. Mans en is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de oudste raadsheer en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2022.