Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in het principaal hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om de vermogensrechtelijke afwikkeling van een ontbonden huwelijk tussen twee partijen van Syrische nationaliteit, die op 4 augustus 2020 een verzoek tot echtscheiding hebben ingediend. De rechtbank Gelderland heeft op 7 april 2021 een beschikking gegeven waarin de echtscheiding is uitgesproken en de draagplicht voor verschillende schulden is vastgesteld. De man heeft in hoger beroep verzocht om teruggave van gouden sieraden en een geldbedrag van € 1.000,-, die hij voorafgaand aan het huwelijk aan de vrouw heeft gegeven. Hij stelt dat deze goederen als bruidsgave onder opschortende voorwaarde zijn gegeven en dat de vrouw deze dient terug te geven nu het religieuze huwelijk niet heeft plaatsgevonden. De vrouw betwist deze claim en stelt dat er geen wettelijke grondslag is voor de teruggave.
Het hof oordeelt dat de sieraden en het geld niet in de huwelijksgoederengemeenschap vallen, omdat deze vóór het huwelijk zijn gegeven. Het hof bevestigt dat de man onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims en dat de vrouw niet ongerechtvaardigd is verrijkt. Daarnaast is er een geschil over de huurachterstand en andere schulden die tijdens het huwelijk zijn ontstaan. Het hof oordeelt dat beide partijen voor de huurschuld en zorgpremies ieder voor de helft draagplichtig zijn, en bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt.