ECLI:NL:GHARL:2022:1593

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 maart 2022
Publicatiedatum
1 maart 2022
Zaaknummer
200.298.826/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst wegens aanhoudende overlast door huurders

In deze zaak gaat het om een geschil tussen twee huurders, [appellanten] c.s., en hun verhuurder, Stichting Woonborg, over de ontbinding van de huurovereenkomst wegens aanhoudende overlast. De huurovereenkomst werd op 6 september 2012 gesloten, maar de verhuurder ontving herhaaldelijk klachten van omwonenden over geluidsoverlast veroorzaakt door de huurders. Ondanks meerdere waarschuwingen en verzoeken om de overlast te stoppen, bleef de situatie voortduren. De kantonrechter oordeelde in eerste aanleg dat de huurders tekortgeschoten waren in hun verplichtingen, wat leidde tot de ontbinding van de huurovereenkomst en een veroordeling tot ontruiming. De huurders gingen in hoger beroep, maar het hof bevestigde de eerdere uitspraak. Het hof oordeelde dat de verhuurder gerechtigd was om de huurovereenkomst te ontbinden vanwege de structurele overlast die de huurders veroorzaakten. De huurders werden ook veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van huurders om overlast voor omwonenden te voorkomen en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichtingen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.298.826/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 8652291)
arrest van 1 maart 2022
in de zaak van

1.[appellant] ,

hierna:
[appellant],
2. [appellante],
beiden wonende te [woonplaats] ,
appellanten,
in eerste aanleg: gedaagden in conventie,
eisers in voorwaardelijke reconventie,
hierna tezamen:
[appellanten] c.s.,
advocaat: mr. M.P. Harten te Rotterdam,
tegen
de stichting
Stichting Woonborg,
gevestigd te Vries,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres in conventie,
verweerster in voorwaardelijke reconventie,
hierna:
Woonborg,
advocaat: mr. W.J. Aardema te Heerenveen.

1.De verdere procedure in hoger beroep

1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 19 oktober 2021 (hierna: het tussenarrest) hier over.
1.2
Na het tussenarrest heeft Woonborg op 14 december 2021 haar memorie van antwoord, met producties, genomen. Vervolgens hebben partijen arrest gevraagd en heeft Woonborg daartoe de stukken aan het hof overgelegd, waarna het hof een datum voor arrest heeft bepaald.

2.Waar gaat deze procedure over?

2.1
Deze zaak gaat over een geschil tussen twee huurders ( [appellanten] c.s.) en een verhuurder (Woonborg) over de vraag of de huurders in de op hen rustende verplichtingen jegens de verhuurder zijn tekortgeschoten en, zo ja, of dat tekortschieten de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt.
2.2
Het hof vindt net als de kantonrechter dat die vragen bevestigend moeten worden beantwoord. Het hof zal dit na de bespreking van de feiten en de beslissing van de kantonrechter toelichten.

3.De vaststaande feiten

3.1
[appellant] (thans 63 jaar oud) en [appellante] (thans 83 jaar oud) zijn gehuwd.
3.2
Woonborg als verhuurder en [appellanten] c.s. als huurders hebben met ingang van
6 september 2012 een schriftelijke huurovereenkomst voor onbepaalde tijd gesloten met
betrekking tot het appartement aan de [adres1] te [woonplaats] (hierna ook: het gehuurde).
3.3
Hiervoor huurden [appellanten] c.s. een woning van woningstichting De Woonplaats aan de [adres2] te [woonplaats] , waarbij omwonenden klachten over geluidsoverlast van [appellanten] c.s. hebben geuit. In verband daarmee is De Woonplaats toen een procedure tot huurbeëindiging gestart. Uiteindelijk hebben [appellanten] c.s. de huurovereenkomst met De Woonplaats zelf opgezegd. De klachten over geluidsoverlast waren Woonborg bij het aangaan van de onderhavige huurovereenkomst bekend door ontvangst van een verhuurdersverklaring van De Woonplaats.
3.4
Op de huurovereenkomst tussen Woonborg en [appellanten] c.s. zijn van toepassing de Algemene huurvoorwaarden zelfstandige woonruimte van Woonborg van 1 november 2011. In artikel 7.6. van deze algemene huurvoorwaarden is onder meer bepaald:
7.6.
De huurder moet ervoor zorgdragen dat aan omwonenden geen overlast of hinder wordt veroorzaakt door de huurder, huisgenoten, huisdieren of door derden die zich vanwege de huurder in het gehuurde of in de gemeenschappelijke ruimten bevinden.
3.5
Het appartement van [appellanten] c.s. bevindt zich op de eerste verdieping van een
appartementencomplex met vier bouwlagen. Boven het appartement van [appellanten] c.s., op
de tweede verdieping, woont het echtpaar [naam1] (op nr. [nummer1] ) en onder het appartement van
[appellanten] c.s., op de begane grond, woont het echtpaar [naam2] (op nr. [nummer2] ). De echtparen
[naam1] en [naam2] zullen hierna (ook) worden aangeduid als [naam1] en [naam2] .
3.6
Woonborg heeft in oktober 2014 voor het eerst klachtenmeldingen van [appellanten]
c.s. ontvangen over geluidsoverlast van de onderburen, met name over het op hakken lopen van de onderbuurvrouw en het smijten met deuren. Hierna is een stroom van klachten van
[appellanten] c.s. op gang gekomen. In de jaren 2014, 2015, 2016 en 2017 hebben [appellanten] c.s. veelvuldig bij Woonborg geklaagd over geluidsoverlast van de bovenburen, [naam1] , en de onderburen, [naam2] . Ook in 2018 heeft Woonborg klachten van [appellanten] c.s. ontvangen over geluidsoverlast van [naam1] en [naam2] . Deze klachten werden telkens door [appellant] gemeld.
3.7
Vanaf 2018 ontving Woonborg klachten van [naam1] en [naam2] over door
[appellanten] c.s. veroorzaakte overlast. [naam2] heeft Woonborg op 22 mei 2018 gemeld dat
hun tuinmeubelen en planten door [appellanten] c.s. waren vernield en dat door laatstgenoemden bij hen op de deuren en ramen was geslagen met een hard voorwerp.
3.8
Woonborg heeft [appellanten] c.s. bij brief van 24 april 2018 onder meer geschreven:
“Ons bereikte een klacht van omwonende(n) dat u overlast zou veroorzaken
De overlast zou bestaan uit Geluidsoverlast (voornamelijk) gebonk of gestamp met een onbekend (voorwerp) op ongebruikelijke tijden waardoor omwonende(n) worden gestoord in hun slaap en woongenot Hoewel ik de ernst en de frequentie van de overlast niet kan vaststellen, verzoek ik u
vriendelijk een einde te maken aan deze ongewenste situatie.”
3.9
De gemachtigde van Woonborg heeft bij brieven van 19 juni 2018,
18 september 2018 en 18 oktober 2018 het verzoek aan [appellanten] c.s. herhaald om geen (geluids)overlast meer te veroorzaken.
3.1
De gemachtigde van Woonborg heeft [appellanten] c.s. bij brief van 30 september 2019
onder meer geschreven:
“Aangezien cliënte, Stichting Woonborg, van meerdere omwonenden in de maanden augustus en september 2019 weer nieuwe klachten over u heeft ontvangen terzake geluidsoverlast bestaande uit o.a. de bekende harde klap- en of knalgeluiden en het `s nachts aanbellen, zal ik de reeds eerder aangekondigde kort geding procedure tot ontruiming van de woning tegen u aanspannen Cliënte is nu eenmaal verplicht om aan deze omwonenden het rustig woongenot te verschaffen en die verplichting kan zij door uw toedoen nu niet nakomen.
Dat betekent dat de deurvaarder binnenkort de dagvaarding aan u zal betekenen.
Woonborg geeft u echter eenmalig de kans om deze procedure te voorkomen. Bijgaand treft u een huuropzeggingsformulier aan. Hiermee kunt u de huur van de woning zelf opzeggen Daarmee kunt u er voor zorgen dat de procedure, die naar uw eigen zeggen veel stress voor u beiden oplevert, niet door hoeft te gaan.”
3.11
[appellanten] c.s. hebben het hen toegezonden huuropzeggingsformulier niet ondertekend teruggestuurd. Woonborg is vervolgens (nog) geen kortgedingprocedure tot ontruiming jegens hen gestart.
3.12
[appellanten] c.s. hebben hierna in meerdere brieven aan Woonborg betwist dat zij
overlast zouden veroorzaken en hebben aangegeven dat zij juist overlast van [naam2] en [naam1] ondervonden.
3.13
In de periode van 26 februari 2020 tot en met 7 april 2020 heeft Woonborg 19
klachtmeldingen van [appellanten] c.s. ontvangen over geluidsoverlast, waarbij [appellanten] c.s. telkens hebben aangegeven dat Woonborg als verhuurder in gebreke blijft met het
verschaffen van het rustig woongenot. Ook in de maanden na 7 april 2020 hebben [appellanten] c.s. nog diverse overlastmeldingen bij Woonborg gedaan.
3.14
Op 8 april 2020 heeft Woonborg een klachtmelding van [appellanten] c.s. ontvangen,
die onder meer vermeldt:
“Om 04.40 uur een klap. Nadat [appellant] met een kop thee tot rust was gekomen, is hij om 05.10 uur naar beneden gegaan en heeft bij het echtpaar [naam2] aangebeld, Het echtpaar was wakker, maar deed niet open. [appellant] zal, zoals eerder aangegeven, het echtpaar [naam2] vanaf nu indien nodig elke nacht op haar gedrag blijven aanspreken, noodgedwongen, aangezien Woonborg dit niet doet.”
3.15
Een dag later heeft Woonborg een klachtmelding van [appellanten] c.s. ontvangen,
die onder meer vermeldt:
“Tussen 21.30 uur. van 08-04-2010 en 00.45 uur van de volgende dag (vandaag) is er opnieuw op soortgelijke wijze door het echtpaar [naam2] ernstige geluidsoverlast veroorzaakt. Ook deze geluiden zijn hoogstwaarschijnlijk door andere bewoners gehoord.
Om 23.13 uur heeft [appellant] de politie gebeld. Die kon niets doen. Daarna is [appellant] zelf naar beneden gegaan en heeft bij het echtpaar aangebeld. Het echtpaar was wakker maar deed niet open. Na een harde klap om 23.52 uur is [appellant] opnieuw naar beneden gegaan en heeft bij het echtpaar [naam2] aangebeld Ook nu was het echtpaar wakker maar deed niet open [appellant] zal, zoals eerder aangegeven, mevrouw en meneer [naam2] blijven aanspreken, noodgedwongen, aangezien Woonborg dit niet doet.”
3.16
[naam2] heeft op 8 april 2020 een overlastmelding bij Woonborg gedaan, die
vermeldt dat op 2, 3, 6 en 8 april 2020 ’s nachts, althans 's avonds laat, door [appellanten] c.s. bij hen is aangebeld.
3.17
[appellanten] c.s. hebben op 11 april 2020 een overlastmelding bij Woonborg gedaan,
die onder meer het volgende vermeldt:
“Vandaag, 11-04-2020 hebben wij om 4.25 de wc doorgespoeld. Tien minuten later het bekende geluid, maar minder hard dan normaal. Tegen zessen het vrij harde scherpe geluid, komend uit het appartement van het echtpaar [naam2] . [appellant] is wakker. [appellante] slaapt er gelukkig doorheen. Even later hoest mevrouw [naam2] . Om 6.30 uur een hardere klap, waar [appellante] wél wakker van wordt. [appellant] wil naar beneden gaan, maar [appellante] houdt hem tegen.”
3.18
[naam2] heeft op 14 april 2020 een overlastmelding bij Woonborg gedaan, die
vermeldt dat op 12 en 13 april 2020 's nachts door [appellanten] c.s. bij hen is aangebeld.
3.19
[naam2] heeft op 14 april 2020 aan Woonborg laten weten dat zij omwille van hun
gezondheid Woonborg verzoeken actie te ondernemen tegen de van [appellanten] c.s.
ondervonden overlast.
3.2
Op 16 april 2020 heeft Woonborg een klachtmelding van [appellanten] c.s. ontvangen,
die onder meer vermeldt:
“Op 13-04-20, van 21.30 uur tot 16-04-2020, 01.00 uur klonk er elke 10 tot 15 minuten een vrij hard scherp geluid, afkomstig uit het appartement van het echtpaar [naam2] , waardoor wij onmogelijk konden inslapen. (...) Deze geluiden kunnen niet anders dan willens en wetens door het echtpaar [naam2] zijn veroorzaakt, zoals eerder vastgesteld ent bij Woonborg gemeld Om de nachtelijke rust niet nog meer te verstoren ( [appellante] is 82 en trekt dit niet langer) is [appellant] om 06,30 uur naar beneden gegaan. Het echtpaar [naam2] was wakker Hij heeft bij het echtpaar [naam2] aangebeld. De bel deed het niet. [appellant] heeft drie maal op de deur geklopt. Mevrouw [naam2] kwam naar de deur maar deed niet open. (...)
Aangezien Woonborg weigert om mevrouw en meneer [naam2] op de door hen veroorzaakte zeer ernstige geluidsoverlast aan te spreken, zat [appellant] vanaf vandaag, 16-04-20, mevrouw en meneer [naam2] zelf opnieuw direct gaan aanspreken op hun gedrag, indien nodig meerdere keren per nacht.”
3.21
De gemachtigde van Woonborg heeft de gemachtigde van [appellanten] c.s. bij brief
van 16 april 2020 onder meer geschreven:
“Er is sprake van een overlastdossier waarin uw cliënten klagen over overlast veroorzaakt door omwonenden en met name door de familie [naam2] . Omgekeerd ontvangt cliënte ook klachten over uw cliënten. Met name over het 's nachts aanbellen bij en aankloppen op deuren van één of meer omwonenden. Dit laatste gebeurt omdat uw cliënten van mening zijn dat tijdens nachtelijke uren overlast wordt veroorzaakt door omwonenden.
Met betrekking tot de door u gestelde overlast van omwonenden, al dan niet in de nachtelijke uren, is geen objectief bewijs geleverd. In ieder geval worden de meldingen van uw cliënten niet ondersteund door meldingen van anderen. Omgekeerd geldt dat wel vast is komen te staan dat uw cliënten, en met name de heer [appellant] , in de nachtelijke uren aanbelt en aanklopt bij omwonenden.
Omdat cliënte in de ogen van uw cliënten niets doet hebben uw cliënten heden aangekondigd omwonenden verder rechtstreeks aan te zullen spreken op het vermeende gedrag dat zij zouden veroorzaken en waarvan uw cliënten stellen last te hebben.
Namens cliënte worden uw cliënten gesommeerd om omwonenden op geen enkele wijze rechtstreeks aan te spreken over enige overlast, voor zover deze overlast niet door derden is vastgesteld. Indien uw cliënten daartoe wél overgaan en omwonenden in de nachtelijke uren blijven benaderen door bij hen aan te bellen dan wel op de deur te kloppen, dan wordt dit aangemerkt als een zodanig ernstige toerekenbare tekortkoming dat cliënte onverwijld een kort geding entameert, waarbij zij zal vorderen dat uw cliënten veroordeeld worden om de woning te ontruimen.”
3.22
[naam2] heeft op 20 april 2020 een overlastmelding bij Woonborg gedaan, die vermeldt dat [appellant] op 16 en 20 april 2020 's nachts op de deur heeft geklopt
respectievelijk aangebeld. De overlastmelding vermeldt ook klappen op 17 en 20 april 2020.
Voorts heeft [naam1] op 20 april 2020 een overlastmelding bíj Woonborg gedaan, die een
harde klap die dag om 06.30 uur afkomstig van [appellanten] c.s. vermeldt.
3.23
Op 20 april 2020 is door de consulent Wijkbeheer en Leefbaarheid van Woonborg
een verklaring opgesteld waarin onder meer staat vermeld:
“Hierbij verklaar ik, [naam3] , dat er door Woonborg opnameapparatuur is geplaatst
bij de familie [naam2] van donderdag april 2020 17.07 uur tot en met dinsdag 14 april 2020 17.01 uur. Deze opname apparatuur is geplaatst in de hal, naast de slaapkamer van familie [naam2] en het toilet.
De apparatuur heeft gedurende deze 5 dagen zonder onderbrekingen dan wel storingen, de geluiden opgenomen. Ik constateerde bij het afluisteren van deze opnameapparatuur zelfs het minste geringste geluid wat de familie [naam2] (in de nachtelijke uren) produceert, maar niet hetgeen waar de familie [appellanten] over klaagt en waarvan zij stellen deze zich in de bewuste periode te hebben voorgedaan, te weten:
11-04-2020
- Rond 4.35 uur “het bekende geluid”
- Tegen 6.00 uur een scherp geluid
- “Even later” het hoesten van mevrouw [naam2]
- En om 6.30 uur een harde klap
Geen enkel van deze geluiden heb ik waargenomen op de metingen. Dit is ook te zien aan de bijgevoegde geluidsgolven. Volledigheidshalve heb ik de overige “pieken” gemarkeerd en benoemd.”
3.24
[naam2] heeft op 30 april 2020 een overlastmelding bij Woonborg gedaan, die
vermeldt dat [appellant] op 25, 26 en 27 april 2020 's nachts heeft aangebeld.
3.25
[naam2] heeft op 4 juni 2020 een overlastmelding bij Woonborg gedaan, die
vermeldt dat [appellanten] c.s. op 4 juni 2020 's nachts driemaal een harde klap op het plafond
hebben gegeven en dat [appellant] 's nachts bij hen heeft aangebeld.
3.26
[naam1] heeft op 4 juni 2020, 11 juni 2020 en 17 juni 2020 overlastmeldingen bij
Woonborg gedaan, die vermelden dat [appellanten] c.s. 's nachts meermaals een harde klap
hebben veroorzaakt.
3.27
[naam2] heeft op 9 juni 2020, 11 juni 2020, 16 juni 2020 en op of omstreeks
22 juni 2020 overlastmeldingen bij Woonborg gedaan, die vermelden dat [appellanten] c.s. ’s nachts meermaals een klap op het plafond hebben gegeven. Daarnaast heeft [naam2] gemeld dat [appellant] op 11 juni 2020 's nachts heeft aangebeld.
3.28
De advocaat van Woonborg heeft [appellanten] c.s. bij brief van 24 juni 2020 onder
meer geschreven:
“Middels een schrijven aan uw advocaat bent u namens cliënte op 16 april 2020 gesommeerd om op geen enkele wijze nog overlast te veroorzaken en zeker niet in de nachtelijke uren aan te bellen bij omwonenden of hen op andere wijze uit hun slaap te houden. Na de verzonden sommatie leek er even geen overlast meer te zijn. Echter, inmiddels heeft cliënte niet alleen van u weer de nodige klachtmeldingen ontvangen, maar ook van omwonenden over uw gedrag.
Terzake uw klachtmeldingen, waarvoor geen bewijs is geleverd, heeft cliënte een onderzoek ingesteld Op de momenten waarop u hebt geklaagd en cliënte onderzoek uitvoerde, is niet datgene geconstateerd waarover u hebt geklaagd.
Terzake de meldingen van omwonenden omtrent uit gedrag staat vast dat u in de nachtelijke uren overlast veroorzaakt door ergens tegenaan te bonken (en waarvoor dus thans bewijs is) en dat u zelfs in de nachtelijke uren weer hebt aangebeld bij omwonenden.
Voor cliënte staat vast dat u u zodanig schuldig maakt aan een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst, dat een ontbinding van de huurovereenkomst en een veroordeling tot ontruiming vat het gehuurde zonder meer gerechtvaardigd zijn.
Indien u een gerechtelijke procedure wenst te voorkonten, dan hebt u de mogelijkheid om tot 1 juli a.s. op te zeggen tegen 1 augustus. Zegt u niet op, dan zal cliënte rechtsmaatregelen treffen.”
3.29
[appellanten] c.s. zijn vervolgens niet tot de opzegging van de huurovereenkomst overgegaan en hebben bij Woonborg nog diverse nieuwe meldingen over geluidsoverlast van de buren gedaan.
3.3
Woonborg is op 10 juli 2020 de onderhavige procedure bij de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland gestart.
3.31
[naam2] heeft nadien nog een overlastmelding bij Woonborg gedaan, die vermeldt dat
[appellanten] c.s. op 18 en 21 juli 2020 's nachts klappen hebben veroorzaakt.
3.32
Woonborg heeft vervolgens een kortgedingprocedure aanhangig gemaakt bij de
voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Nederland.
3.33
De voorzieningenrechter heeft bij vonnis van 12 augustus 2020 [appellanten] c.s.
veroordeeld om binnen vier weken na betekening van dat vonnis het gehuurde te ontruimen
en te verlaten. [appellanten] c.s. hebben hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, waarna dit hof bij arrest van 19 januari 2021 [appellanten] c.s. heeft veroordeeld om binnen vier weken na betekening van dit arrest het gehuurde te ontruimen en te verlaten, tenzij en zo lang zij zich houden aan de voorwaarden zoals in dat arrest zijn geformuleerd, totdat is beslist in de bodemprocedure.

4.De vordering en de beslissing van de kantonrechter

4.1
Bij de kantonrechter heeft Woonborg ontbinding van de tussen partijen bestaande huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde gevorderd op grond van ernstige en structurele overlast van [appellanten] c.s.
4.2
[appellanten] c.s. hebben voor het geval de vorderingen van Woonborg toegewezen zouden worden, in voorwaardelijke reconventie, gevorderd Woonborg te gelasten om voor [appellanten] c.s. een vergelijkbare vervangende woonruimte te verzorgen met betaling van een billijke verhuiskostenvergoeding.
4.3
De kantonrechter heeft in het vonnis van 25 mei 2021 de vorderingen van Woonborg toegewezen en [appellanten] c.s. veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen vier maanden na betekening van het vonnis, met nevenveroordelingen. Daarnaast is Woonborg door de kantonrechter veroordeeld om binnen vier maanden na betekening van het vonnis een vervangende, vergelijkbare woonruimte te verzorgen. De veroordelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De vordering van [appellanten] c.s. op Woonborg tot betaling van een verhuiskostenvergoeding aan [appellanten] c.s. heeft de kantonrechter afgewezen.

5.De beoordeling van de grieven en de vorderingen in hoger beroep

De vorderingen in hoger beroep
5.1
[appellanten] c.s. hebben in hoger beroep gevorderd dat het hof het vonnis van de kantonrechter van 25 mei 2021 en het herstelvonnis van 13 juli 2021 (hierna: de vonnissen) zal vernietigen en de vorderingen van Woonborg alsnog zal afwijzen, met veroordeling van Woonborg in de kosten van beide instanties.
5.2
Daarnaast hebben [appellanten] c.s. bij incident gevorderd dat de uitvoerbaarheid bij voorraad van het vonnis van de kantonrechter van 25 mei 2021 wordt geschorst. Deze vordering is in het tussenarrest van 19 oktober 2021 afgewezen, waarna de ontruiming van het gehuurde door de gerechtsdeurwaarder heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2021.
5.3
[appellanten] c.s. hebben in hoger beroep vijftien genummerde grieven (bezwaren) tegen het vonnis geformuleerd, die hierna zo veel mogelijk in onderlinge samenhang alsmede thematisch zullen worden besproken.
Ten onrechte geen gerechtelijke plaatsopneming gelast?
5.4
Met hun tweede grief stellen [appellanten] c.s. aan de orde dat volgens hen ten onrechte geen gerechtelijke plaatsopneming door de kantonrechter heeft plaatsgevonden. Die grief slaagt niet, nu het de kantonrechter vrijstond daartoe niet over te gaan. [appellanten] c.s. hebben overigens ook niet concreet aangegeven waarom die plaatsopneming voor de kantonrechter onontbeerlijk zou zijn geweest om tot een juiste beslissing in deze zaak te komen, en waarom deze tot een andere beslissing zou hebben geleid.
Is door [appellanten] c.s. toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst?
5.5
In hoger beroep betogen [appellanten] c.s. dat zij niet zijn tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst met Woonborg. Niet zij, maar medebewoners [naam2] en [naam1] hebben voor ernstige overlast bij [appellanten] c.s. gezorgd. Het hof gaat in dat betoog niet mee. Weliswaar draagt Woonborg in het kader van de vraag of [appellanten] c.s. in de nakoming van hun huurovereenkomst met Woonborg tekort zijn geschoten de stelplicht en, bij gemotiveerde betwisting, de bewijslast, maar aan die stelplicht heeft Woonborg naar het oordeel van het hof zowel in eerste aanleg als in hoger beroep ruimschoots voldaan. Zo heeft zij erop gewezen dat (i) de stortvloed aan door [appellanten] c.s. bij Woonborg gedane overlastmeldingen over [naam2] en [naam1] zonder grond zijn gebleken, omdat zij geen steun vinden in meldingen van andere bewoners van het appartementencomplex en evenmin in de bij het echtpaar [naam2] gedurende meerdere dagen gemaakte geluidsopnames, terwijl anderzijds vaststaat dat (ii) door [appellanten] c.s. herhaaldelijk is gedreigd om in de nachtelijke uren bij [naam2] aan te bellen, (iii) dit nachtelijke aanbellen dan wel op de deur kloppen ook herhaaldelijk heeft plaatsgevonden, (iv) het nachtelijke aanbellen zelfs is doorgegaan nadat [appellanten] c.s. al waren gesommeerd hiermee op te houden en (v) de herhaalde meldingen van [naam2] over door [appellanten] c.s. veroorzaakte overlast steun vinden in de overlastmeldingen van [naam1] , terwijl de herhaalde overlastmeldingen van [naam1] op hun beurt steun vinden in de overlastmeldingen van [naam2] . In het licht hiervan, en gezien het feit dat [appellanten] c.s. met hun vorige verhuurder ook al een conflict hebben gehad vanwege overlastproblematiek, had het op de weg van [appellanten] c.s. gelegen om in het kader van hun betwisting steekhoudende en concrete feiten en omstandigheden aan te dragen die de stellingen van Woonborg over de door hen veroorzaakte overlast afdoende zouden ondergraven. Dat hebben [appellanten] c.s. in eerste aanleg nagelaten.
5.6
Ook in hoger beroep laten [appellanten] c.s. het in wezen bij ‘kale’ betwistingen van de concrete en uitgewerkte stellingen van Woonborg over de door hen veroorzaakte overlast en nemen zij diverse ‘tegenstellingen’ in over onder meer de onbetrouwbaarheid van het door Woonborg bij [naam2] uitgevoerde geluidsonderzoek (grief 6), de samenspanning en ‘klachttactiek’ van [naam2] en [naam1] om [appellanten] c.s. uit hun huis gezet te krijgen (grief 7) en de onjuistheid en onbetrouwbaarheid van diverse in eerste aanleg overgelegde verklaringen over stress- en gezondheidsklachten bij [naam2] en [naam1] vanwege de door [appellanten] c.s. veroorzaakte overlast (grief 8). Ook deze stellingen missen een deugdelijke feitelijke onderbouwing. Zo blijkt nergens uit dat en waarom het bij [naam2] uitgevoerde geluidsonderzoek ondeugdelijk zou zijn geweest, (en dat er dus wel tijdens de opnamen geluidsoverlast door [naam2] zou zijn veroorzaakt). Het enkele feit dat de opnameapparatuur bij het echtpaar [naam2] in de (naast de slaapkamer gelegen) hal was geplaatst en niet in hun slaapkamer, is zonder toelichting, die ontbreekt, daarvoor niet voldoende. Hetzelfde geldt voor de stelling dat Woonborg zelf het geluidsonderzoek heeft uitgevoerd met voor [appellanten] c.s. onbekende apparatuur. Evenmin valt in te zien dat het onderzoek ondeugdelijk zou zijn doordat er tijdens de opnameperiode geen overlastgeluiden van [appellanten] c.s. zelf zijn geregistreerd, zoals zij stellen. Anders dan [appellanten] c.s. kennelijk menen, kan uit het feit dat [naam2] op enig moment heeft aangegeven zelf zoveel mogelijk te doen om geen geluidshinder voor anderen te veroorzaken niet worden afgeleid dat [naam2] dús geluidshinder heeft veroorzaakt bij [appellanten] c.s.. Evenals de kantonrechter gaat ook het hof aan de door [appellanten] c.s. in het geding gebrachte filmpjes voorbij, nu het hof het met de kantonrechter eens is dat daaruit niet valt af te leiden dat en van wie [appellanten] c.s. geluidshinder hebben ondervonden. Dat, waarom en op welke wijze [naam2] en [naam1] zouden hebben samengespannen tegen [appellanten] of dat en waarom aan de overgelegde verklaringen over de door [naam2] en [naam1] ervaren stress- en gezondheidsklachten geen waarde kan worden gehecht, wordt door [appellanten] c.s. ook niet duidelijk gemaakt. Verder kan uit het feit dat Zeldenrust al op leeftijd is en een AOW-uitkering geniet niet worden afgeleid dat door [appellanten] c.s. geen overlast in de hiervoor omschreven zin is veroorzaakt, te minder nu voldoende vaststaat dat het nachtelijke aanbellen steeds door [appellanten] zelf is geschied en zijn gedragingen op grond van art. 7:219 BW mede voor rekening van Zeldenrust behoren te komen.
5.7
Gelet op dit alles verenigt het hof zich met het oordeel van de kantonrechter dat sprake is geweest van door [appellanten] c.s. over een langere periode herhaaldelijk veroorzaakte overlast, die Woonborg – die zich als verhuurder immers ook de gerechtvaardigde belangen van andere bewoners van het appartementencomplex heeft aan te trekken - niet hoefde te dulden en die een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst heeft opgeleverd. Uit het voorgaande volgt dat de grieven 3, 5, 6, 7, 8 en 9 geen doel treffen.
Rechtvaardigt het tekortschieten van [appellanten] c.s. ontbinding van de huurovereenkomst?
5.8
Met hun vierde en tiende grief komen [appellanten] c.s. op tegen het oordeel van de kantonrechter dat zij zodanig tekort zijn geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst dat dit ontbinding daarvan rechtvaardigt. Ook deze grieven kunnen geen doel treffen. Uit de stukken komt duidelijk naar voren dat sprake is geweest van door [appellanten] c.s. gedurende een lange periode veroorzaakte structurele en ernstige overlast waar de medebewoners [naam2] en [naam1] erg onder te lijden hebben gehad, en die hun huurgenot serieus heeft aangetast. Ook indien het hof er veronderstellenderwijs vanuit gaat dat de overlast na juli 2020 is opgehouden (zoals [appellanten] c.s. zelf stellen, maar wat door Woonborg is betwist), was de tot dan toe opgetreden overlast van een zodanige duur en aard dat dit (reeds) ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde. Het hof weegt daarbij mee dat eerdere sommaties aan het adres van [appellanten] c.s. om de overlast te staken zonder effect zijn gebleken en alleen een gerechtelijke procedure enige verandering in het eigen gedrag van [appellanten] c.s. heeft kunnen aanbrengen. Dat, zoals in het hoger beroep is gebleken, na het starten van de gerechtelijke procedure opnieuw meerdere, vérgaande beschuldigingen door [appellanten] c.s. tegen [naam2] over onder meer belastering en vernieling zijn geuit, die andermaal niet feitelijk zijn onderbouwd, geeft ook weinig hoop dat [appellanten] c.s. in de toekomst niet opnieuw voor problemen met andere bewoners binnen het appartementencomplex zullen gaan zorgen. Alles bij elkaar genomen verenigt het hof zich dan ook met het oordeel van de kantonrechter dat de ontbinding van de huurovereenkomst als sanctie voor het herhaalde tekortschieten van [appellanten] c.s. op zijn plaats is geweest.
Gedragsaanwijzing of voorwaardelijke ontbinding
5.9
Uit het voorgaande volgt ook dat het in grief 11 door [appellanten] c.s. gevoerde pleidooi voor een andere, minder vergaande sanctie dan ontbinding geen hout snijdt. Uit wet en rechtspraak volgt dat een noodzakelijke, maar ook voldoende voorwaarde voor ontbinding is dat zich in de contractsrelatie van partijen een ‘tekortkoming van voldoende gewicht’ heeft voorgedaan. [1] Omdat aan die voorwaarde is voldaan, stond het Woonborg vrij zich op het haar toekomende recht tot ontbinding van de overeenkomst te beroepen. Relevante feiten of omstandigheden die dit in dit geval anders zouden maken (bijvoorbeeld een aantoonbare financiële of andere noodsituatie die zou voortvloeien uit ontbinding en aansluitend ontruiming van het gehuurde) zijn gesteld noch gebleken.
Contact- en ophoudverbod
5.1
Bij de behandeling van grief 12 hebben [appellanten] c.s. geen belang meer nu de overeenkomst van partijen op goede grond is ontbonden en ontruiming van het gehuurde inmiddels heeft plaatsgehad. Het contactverbod is derhalve niet meer aan de orde. Overigens is het hof van oordeel dat het destijds door dit hof (en niet door Woonborg) opgelegde contact- en ophoudverbod niet zonder grond was, in het licht van de aan [appellanten] c.s. verweten gedragingen en in het licht van het kenbare belang van Woonborg en de overige bewoners bij rust in het appartementencomplex en het vermijden van nieuwe incidenten en confrontaties. De grief treft derhalve geen doel.
Verhuiskostenvergoeding
5.11
[appellanten] c.s. wensen ook een vergoeding te ontvangen in verband met de verhuizing naar een andere woonlocatie. De kantonrechter heeft die vordering afgewezen, omdat [appellanten] c.s. zelf verantwoordelijk zijn voor het ontstaan van het conflict met Woonborg en het door laatstgenoemde inroepen van haar ontbindingsrecht. In geval van ontbinding wegens een toerekenbare tekortkoming kent de wet – anders dan bijvoorbeeld bij een voorgenomen renovatie van het gehuurde of dringend eigen gebruik – overigens ook geen recht op toekenning van een verhuiskostenvergoeding. Grief 13 faalt reeds daarom. Voor zover de grief betrekking heeft op de mogelijkheid voor Woonborg om een andere, minder vergaande sanctie in te zetten in verband met de overlast, faalt de grief eveneens op grond van hetgeen hiervoor in rov. 5.9 al werd overwogen.
Weigeren woning
5.12
De kantonrechter heeft verder geoordeeld dat Woonborg [appellanten] c.s. vervangende vergelijkbare woonruimte moet aanbieden en dat laatstgenoemden maximaal tweemaal een door Woonborg aangeboden woning mogen weigeren. Daartegen keert grief 14 zich met de stelling dat het door de kantonrechter genoemde aantal niet voldoende is gemotiveerd. Deze stelling snijdt geen hout. Door [appellanten] c.s. wordt niet concreet toegelicht waarom dit aantal onvoldoende zou zijn voor het tijdig kunnen verkrijgen van passende, andere woonruimte en evenmin welk aantal daarvoor wel voldoende zou zijn. Grief 14 slaagt derhalve niet.
Heeft de kantonrechter art. 6 EVRM geschonden?
5.13
Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat [appellanten] c.s. hun stellingen noch in eerste aanleg noch in hoger beroep voldoende feitelijk hebben onderbouwd. Om die reden behoefde de kantonrechter de door [appellanten] c.s. in eerste aanleg gedane bewijsaanbiedingen niet te honoreren en is van strijd met het in art. 6 EVRM neergelegde
fair-trialbeginselgeen sprake geweest. De daartegen opgeworpen grief 1 faalt daarom. Om dezelfde reden wordt aan bewijslevering door [appellanten] c.s. in hoger beroep evenmin toegekomen.
Overige grieven
5.14
Grief 15 mist zelfstandige betekenis. Nu de overige grieven in het voorgaande zijn verworpen, deelt deze grief in hun lot.

6.De slotsom

De slotsom is dat geen van de grieven doel treft en dat het hoger beroep niet slaagt. De vonnissen waarvan beroep zullen worden bekrachtigd. [appellanten] c.s. zullen als de in het ongelijk te stellen partijen in de proceskosten in het hoger beroep worden veroordeeld (tariefgroep II, 2 punten). Nu Woonborg niet is opgekomen tegen de beslissing van de kantonrechter tot compensatie van de proceskosten in eerste aanleg, blijft die beslissing in hoger beroep in stand.

7.De beslissing

Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
- bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter van 25 mei 2021 en het herstelvonnis van
13 juli 2021;
- veroordeelt [appellanten] c.s. in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Woonborg vastgesteld op € 772,- voor verschotten en op € 2.228,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
- veroordeelt [appellanten] c.s. in de nakosten, begroot op € 163,- met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 85,- in het geval zij niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak hebben voldaan én betekening heeft plaatsgevonden;
- verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.S. Bakker, M.W. Zandbergen en R. Koolhoven en is door de rolraadsheer, in aanwezigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op
1 maart 2022.

Voetnoten

1.HR 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810.