ECLI:NL:GHARL:2022:1580

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 maart 2022
Publicatiedatum
1 maart 2022
Zaaknummer
200.303.339
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen met speciale overwegingen voor kinderen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, die op 12 oktober 2021 de ondertoezichtstelling had verlengd tot 17 oktober 2022. De moeder heeft drie grieven ingediend, waaronder zorgen over de ontwikkeling van de kinderen en het contact met de vader. De vader en de gecertificeerde instelling (GI) hebben verweer gevoerd en de GI heeft de grieven besproken en zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.

Het hof heeft de feiten en het verloop van de procedure in eerste aanleg en hoger beroep in overweging genomen. De ouders van de minderjarigen hebben gezamenlijk het gezag, maar de kinderen wonen bij de moeder. De ondertoezichtstelling is eerder ingesteld vanwege zorgen over de ontwikkeling van de kinderen. Het hof heeft vastgesteld dat de gronden voor de ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn en dat het in het belang van de kinderen is dat de vader een rol in hun leven speelt. Het hof heeft de bezwaren van de moeder tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen, omdat dit onnodige druk zou zetten op het contacthersteltraject dat door de GI is opgezet.

De beslissing van het hof benadrukt het belang van de betrokkenheid van de vader in het leven van de kinderen, ondanks hun weerstand tegen contact. Het hof heeft de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd en het verzoek van de moeder afgewezen. De uitspraak is gedaan door een collegiaal hof, waarbij de rechters ook rekening hebben gehouden met de wensen van de minderjarigen, maar uiteindelijk de verantwoordelijkheid van de ouders en de GI voorop hebben gesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.303.339
(zaaknummer rechtbank Gelderland 393598)
beschikking van 1 maart 2022
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. K.R. Koopman te Zeist,
en
de gecertificeerde instelling Stichting
Jeugdbescherming Gelderland,
gevestigd te Arnhem,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI,
en
[de vader],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. E.V.S. van Baarle te Zeewolde.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, van 12 oktober 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 3 december 2021;
  • het verweerschrift van de vader met producties;
  • het verweerschrift van de GI met een productie, en
  • een journaalbericht van mr. Van Baarle van 3 februari 2022 met producties.
2.2
Op 7 februari 2022 heeft de voorzitter in aanwezigheid van de griffier via videoverbinding de hierna nader te noemen [de minderjarige1] en [de minderjarige2] – afzonderlijk van elkaar – gehoord.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 8 februari 2022 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • een vertegenwoordiger van de GI, en
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat.
De raad is met bericht van verhindering niet verschenen.

3.De feiten

3.1
De moeder en de vader zijn de ouders van:
  • [de minderjarige1] (hierna: [de minderjarige1] ), geboren [in] 2006 te [plaats1] , en
  • [de minderjarige2] (hierna: [de minderjarige2] ), geboren [in] 2010 te [plaats2] ,
over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen.
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder.
3.2
Bij beschikking van 9 mei 2018 heeft de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam, locatie Dordrecht, [de minderjarige1] en [de minderjarige2] voorlopig onder toezicht gesteld van Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland tot 26 juli 2018.
Bij beschikking van 17 juli 2018 heeft de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam [de minderjarige1] en [de minderjarige2] onder toezicht gesteld van Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland voor de duur van een jaar.
Bij beschikking van 12 maart 2019 is de gecertificeerde instelling – vanwege de verhuizing van de moeder en de kinderen – vervangen door de huidige GI.
De ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] is vervolgens telkens door de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, verlengd, de laatste keer tot 17 oktober 2021.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de kinderrechter de termijn van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] verlengd tot 17 oktober 2022.
4.2
De moeder is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De eerste grief ziet op de ontwikkelingsbedreiging, de tweede grief ziet op het contact tussen de vader en de kinderen en de derde grief ziet op de termijn van de verlenging van de ondertoezichtstelling.
De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling af te wijzen, dan wel de duur daarvan te verkorten, dan wel een beslissing die het hof juist acht.
4.3
De GI bespreekt de grieven, schetst de laatste ontwikkelingen en refereert zich aan het oordeel van het hof.
4.4
De vader voert verweer en vraagt het hof het verzoek van de moeder in hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:260, eerste lid, in verband met artikel 1:255, eerste lid, BW kan de kinderrechter de ondertoezichtstelling van een minderjarige verlengen met ten hoogste een jaar indien een minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW, in staat zijn te dragen.
5.2
Het hof is evenals de rechtbank en op dezelfde gronden, die het hof overneemt en na eigen weging tot de zijne maakt, van oordeel dat de gronden voor de ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn. Ter aanvulling overweegt het hof dat, anders dan de moeder aanvoert, de ondertoezichtstelling niet enkel is gebaseerd op het (weer) tot stand brengen van het contact tussen de vader en de kinderen. Het hof is met de GI van oordeel dat het voor de kinderen een ernstige bedreiging is indien de vader geen – betekenisvolle – rol speelt in hun leven. Als daarin geen verandering kan worden gebracht dan heeft dat naar verwachting vergaande gevolgen voor de toekomst van de kinderen: het aangaan van een goede horizontale relatie en het stichten van een gezin zal hen dan waarschijnlijk moeilijker af gaan.
Het hof overweegt dat het de ouders niet lukt om die bedreiging weg te nemen; het ‘SCHIP-traject’ is in december 2021 beëindigd omdat de ouders geen vooruitgang boekten en voortzetting daarom geen meerwaarde had.
In opdracht van de kinderrechter heeft de GI vervolgens een concreet plan gemaakt tot herstel van het contact tussen de vader en de kinderen; ten tijde van de mondelinge behandeling hebben de kinderen al twee keer contact gehad met de vader. Om de kans van slagen van het ingezette traject tot contactherstel te vergroten, zal systeemtherapie worden ingezet. Door de GI wordt nu gezocht naar een geschikte therapeut hiervoor.
5.3
Het hof heeft oog voor de weerstand die de kinderen hebben tegen het contact met de vader, maar gelet op het vorenstaande en de overtuiging van de jeugdbeschermer dat het ingezette traject kans van slagen heeft, zoals hij tijdens de mondelinge behandeling aan het hof heeft toegelicht, is het hof van oordeel dat het in het belang van de kinderen is dat dit wordt gecontinueerd.
5.4
Het hof zal het verzoek van de moeder tot verkorting van de termijn van de ondertoezichtstelling afwijzen, omdat dat onnodige druk zet op de uitvoering van het ingezette traject.
Overwegingen speciaal voor [de minderjarige1] en [de minderjarige2]
5.5
Tijdens jullie gesprek met mr. de Groot en mr. Scheffer hebben jullie verteld dat het goed gaat: op school, met vrienden en in het gezin van jullie moeder en haar vriend [de vriend] . Jullie hebben allebei duidelijk gezegd dat jullie geen contact meer willen met jullie vader, dat jullie dat hebben verteld aan de kinderrechter en aan [de gezinsvoogd] , de gezinsvoogd. Jullie willen dat er naar jullie geluisterd wordt.
Het hof heeft naar jullie geluisterd, maar ook naar wat jullie moeder, vader en [de gezinsvoogd] op zitting hebben verteld.
Luisteren naar wat jullie zeggen betekent dat het hof daar rekening mee houdt maar niet dat het hof ook precies doet wat jullie willen, ook al hebben jullie daar goed over nagedacht. Veel beslissingen kunnen jullie ook al zelf nemen. Toch hebben de volwassenen om jullie heen: je vader, je moeder, [de vriend] , [de gezinsvoogd] , de rechters van het hof, allemaal verantwoordelijkheid voor jullie als het om heel vergaande beslissingen gaat.
In het gesprek op 7 februari 2022 heeft mr. de Groot aan jullie uitgelegd waarom het belangrijk is dat jullie vader een rol in jullie leven heeft en dat de kinderrechter én het hof het dáárom belangrijk vinden om contact tussen jullie en hem mogelijk te maken.
5.6
De GI ( [de gezinsvoogd] ) heeft een plan gemaakt om het contact tussen jullie te herstellen en de eerste contacten hebben al plaatsgevonden. Het hof heeft van [de gezinsvoogd] en van jullie vader gehoord dat het hem is gelukt om goed naar jullie te luisteren zonder weerwoord te geven. Dit vindt het hof een positieve ontwikkeling. Het hof realiseert zich ook dat het geen makkelijke weg zal zijn om het contact te herstellen. Het hof verwacht van jullie vader dat hij zijn best blijft doen om te luisteren naar wat jullie tegen hem willen zeggen en waarom jullie vinden dat hij niet zo’n goede vader is geweest en wat hij beter zou kunnen doen zodat jullie hem weer kunnen vertrouwen. Maar het hof verwacht van jullie dat je hem dan ook de kans geeft om te laten zien dat hij jullie vertrouwen waard is. Dat is niet gemakkelijk voor hem, maar zeker ook niet voor jullie en trouwens ook niet voor jullie moeder. Dat begrijpt het hof ook, maar toch is het belangrijk voor jullie om dat toch te proberen.
Daarom laat het hof de beslissing van de kinderrechter in stand.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, van 12 oktober 2021;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.B. de Groot, E. de Boer en D.J.M. van de Voort, bijgestaan door mr. L.J.G. Scheffer-Overbeek als griffier, en is op 1 maart 2022 uitgesproken in het openbaar door mr. J.B. de Groot in tegenwoordigheid van de griffier.