ECLI:NL:GHARL:2022:1531

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 februari 2022
Publicatiedatum
28 februari 2022
Zaaknummer
200.290.487/01 en 200.298.511/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van eenhoofdig gezag aan de moeder in een complexe ouderschapszaak met langdurige ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de gezagskwesties van twee minderjarige kinderen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De ouders van de kinderen, die sinds 2015 gescheiden zijn, hebben jarenlang een conflict gevoerd over de zorg- en opvoedingstaken. De kinderen staan sinds 2017 onder toezicht van de gecertificeerde instelling Regiecentrum Bescherming en Veiligheid, vanwege de aanhoudende strijd tussen de ouders. Het hof heeft vastgesteld dat eerdere pogingen tot samenwerking en hulpverlening niet hebben geleid tot de gewenste gedragsverandering bij de ouders. De moeder had in hoger beroep verzocht om alleen het gezag over de kinderen te krijgen, terwijl de vader zijn hoger beroep had ingetrokken. Het hof heeft geoordeeld dat de situatie van de kinderen niet verbeterd is en dat de ouders niet in staat zijn om samen belangrijke beslissingen te nemen. Daarom heeft het hof de moeder het eenhoofdig gezag over de kinderen toegewezen, met de overweging dat het gezamenlijk gezag de strijd tussen de ouders in stand houdt en de ontwikkeling van de kinderen ernstig bedreigt. De vader is niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek in hoger beroep, en de moeder is niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek om vervangende toestemming voor de inschrijving van de kinderen op school, omdat zij nu alleen het gezag heeft.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummers gerechtshof 200.290.487/01 en 200.298.511/01
(zaaknummers rechtbank Noord-Nederland 171046 en 176660)
beschikking van 24 februari 2022
zaaknummer 200.290.487/01 (gezag)
inzake
[verzoeker](de vader),
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. R.W. de Gruijl te Rotterdam,
en
[verweerster](de moeder),
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster in het principaal hoger beroep,
verzoekster in het incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. M.R. Rauwerda te Leeuwarden,
zaaknummer 200.298.511/01 (vervangende toestemming)
inzake
de moeder,
verzoekster in hoger beroep,
advocaat: mr. M.R. Rauwerda te Leeuwarden,
en
de vader,
verweerder in hoger beroep,
advocaat: mr. R.W. de Gruijl te Rotterdam.
beide zaaknummers
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
Regiecentrum Bescherming en Veiligheid(de GI),
locatie Leeuwarden.
In zijn toetsende en/of adviserende taak is gekend:
de raad voor de kinderbescherming(de raad),
regio Noord-Nederland, locatie Leeuwarden.

1.1. Het geding in eerste aanleg

zaaknummer 200.290.487/01
1.1
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 9 december 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer 171046.
zaaknummer 200.298.511/01
1.2
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 12 mei 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer 176660.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
zaaknummer 200.290.487/01
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 19 februari 2021;
- een brief van de raad van 9 maart 2021;
- een brief namens de vader van 18 mei 2021 met bijlage(n);
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep met bijlage(n) namens de moeder;
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep namens de vader;
- een brief van de GI van 6 oktober 2021;
- een journaalbericht namens de vader van 10 januari 2022;
- een mailbericht namens de moeder van 14 januari 2022
;
- een brief van de GI met bijlage(n) van 17 januari 2022;
- een brief van de GI met bijlage(n) van 26 januari 2022;
- een mailbericht namens de vader met bijlage(n) van 27 januari 2022;
zaaknummer 200.298.511/01
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 12 augustus 2022;
- een journaalbericht namens de moeder van 23 augustus 2021 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de moeder van 25 augustus 2021 met bijlage(n);
- het verweerschrift namens de vader;
- een brief van de GI van 6 oktober 2021;
- een journaalbericht namens de moeder van 23 december 2021 met bijlage(n);
- een brief van de GI van 17 januari 2022 met bijlage(n);
- een brief van de GI met bijlage(n) van 26 januari 2022.
zaaknummer 200.290.487/01
2.2
Op 28 januari 2022 heeft [de minderjarige1] , geboren [in] 2008, via beeldbellen met de voorzitter gesproken.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 28 januari 2022 in beide zaken tegelijk plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de vader, bijgestaan door mr. V. de Roo, een kantoorgenoot van mr. De Gruijl;
- de moeder (via beeldbellen), bijgestaan door mr. Rauwerda;
- [naam1] en [naam2] namens de GI.

3.De feiten

3.1
Het huwelijk van de ouders is [in] 2015 ontbonden door echtscheiding.
3.2
De vader en de moeder zijn de ouders van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] , geboren [in] 2010, over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen.
3.3
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] staan sinds 16 juni 2017 onder toezicht van de GI. Deze maatregel loopt nog tot 16 juni 2022.
3.4
Na hun relatiebreuk in 2014 zijn de ouders een voorlopige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken overeengekomen. In de echtscheidingsbeschikking van 22 april 2015 is de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] voorlopig bij de vader bepaald en is een voorlopige zorgregeling met de moeder vastgesteld. Bij beschikking van 19 september 2018 is de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader bepaald en is een zorgregeling met de moeder vastgesteld.
3.5
Bij de bestreden beschikking van 9 december 2020 is de hoofdverblijfplaats van de kinderen gewijzigd naar de moeder en is een zorgregeling met de vader vastgesteld.

4.De omvang van het geschil

zaaknummer 200.290.487/01
4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover hier van belang, (het hof begrijpt: met wijziging van de beschikking van 19 september 2018) de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] bij de moeder bepaald en het verzoek van de moeder tot eenhoofdig gezag afgewezen.
4.2
De vader heeft zijn hoger beroep bij genoemd journaalbericht van 10 januari 2022 ingetrokken. Het hof maakt hieruit op dat de vader de gronden van het hoger beroep tegen de wijziging van de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] niet langer handhaaft. Dit brengt mee dat het hof de vader niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn verzoek in hoger beroep.
4.3
De moeder is met één grief in (incidenteel) hoger beroep gekomen. Deze grief ziet op het ouderlijk gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . De moeder verzoekt (het hof begrijpt: onder vernietiging van de bestreden beschikking voor zover daarbij een beslissing is genomen over het gezag) opnieuw rechtdoende te bepalen dat zij voortaan alleen belast is met het gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] , alsmede dat dit ouderlijk gezag wordt aangetekend in het in artikel 1:244 van het Burgerlijk Wetboek (BW) genoemde register.
4.4
De vader voert verweer en hij verzoekt de grief van de moeder te verwerpen en het incidenteel hoger beroep van de moeder om haar te belasten met het eenhoofdig gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] af te wijzen.
zaaknummer 200.298.511/01
4.5
Bij de bestreden beschikking is, voor zover hier van belang, het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen om [de minderjarige2] in te schrijven op de basisschool Obs [naam3] te [woonplaats2] aan de [adres] afgewezen.
4.6
De moeder is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grief beoogt het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. De moeder verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen dat haar alsnog, uitvoerbaar bij voorraad, vervangende toestemming wordt verleend om [de minderjarige2] in te schrijven op genoemde basisschool in [woonplaats2] .
4.7
De vader voert verweer en hij verzoekt het beroep van de moeder af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

zaaknummer 200.290.487/01
5.1
Al vanaf hun relatiebreuk in 2014 voeren de ouders strijd over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . Dat is inmiddels meer dan zeven jaar. Al die tijd hebben de ouders af en aan procedures gevoerd over de kinderen. Sinds 2017 is zelfs een ondertoezichtstelling nodig om [de minderjarige1] en [de minderjarige2] te beschermen tegen de heftige strijd van de ouders. Die ondertoezichtstelling kent al jaren hetzelfde doel, namelijk de ouders tot samenwerking te laten komen zodat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] niet meer klem hoeven te zitten tussen hun vader en moeder. In dit verband zijn voor de ouders vele hulpverlenings- en bemiddelingstrajecten, waaronder systeemtherapie, ingezet. Dit alles heeft niet het gewenste resultaat gehad. De strijd tussen de ouders gaat tot op heden onverminderd door. De tussenkomst van de GI heeft de bedreiging in de ontwikkeling van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] dan ook nog steeds niet kunnen opheffen.
5.2
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] gewijzigd naar de moeder in de hoop de hardnekkig problematische situatie tussen de ouders te doorbreken. Daarbij speelde de weinig meewerkende houding van de vader in de situatie dat de hoofdverblijfplaats van de jongens bij hem was een belangrijke rol. In de loop van de jaren heeft de moeder namelijk geregeld via een kort geding nakoming van de zorgregeling moeten afdwingen. Daarbij is aan de vader meermalen een dwangsom opgelegd. De vader is er in de gevoerde procedures meer dan eens door de rechter op gewezen dat rechterlijke uitspraken en aanwijzingen van de GI dienen te worden nageleefd.
Mogelijk zorgt een ingrijpende wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken voor een dynamiek die verandering teweeg kan brengen en leidt dat tot een begin van een gedragsverandering bij de ouders die nodig is om tot een oplossing te komen, aldus de rechtbank op 9 december 2020. Gelet op alles wat er tot dan toe al was geprobeerd, had de rechtbank er geen vertrouwen meer in dat die gedragsverandering nog zou lukken met systeemtherapie of een ander hulpverleningstraject.
5.3
Ruim een jaar verder in de tijd constateert het hof dat, nog los van dit hoger beroep - dat aanvankelijk dus ook nog over de hoofdverblijfplaats ging -, na de bestreden beschikking tussen de ouders alweer meerdere procedures zijn gevoerd over de kinderen. De moeder heeft de rechter vervangende toestemming moeten vragen voor de inschrijving van [de minderjarige1] op een middelbare school, de overplaatsing van [de minderjarige2] naar een basisschool in zijn huidige woonplaats (zaaknummer 200.298.511/01) en het aanvragen van paspoorten voor de kinderen. Het lukt de ouders dus nog altijd niet om samen belangrijke beslissingen over de kinderen te nemen. Zij hebben daarbij steeds een rechter nodig die de knoop doorhakt. Geconcludeerd moet dan ook worden dat (het begin van) de gedragsverandering waarop de rechtbank had gehoopt door de hoofdverblijfplaats te wijzigen niet is ingetreden.
Wel lijkt te zijn gebeurd waar de GI al langere tijd voor vreesde en de ouders ook voor heeft gewaarschuwd, namelijk dat kinderen van aanhoudend strijdende ouders uit zelfbehoud kunnen gaan kiezen tussen hun ouders. Sinds een incident in september 2021 tussen [de minderjarige1] en de partner van de vader willen [de minderjarige1] en [de minderjarige2] beiden geen contact meer met de vader.
Op verzoek van de GI is de zorgregeling met de vader momenteel geschorst en onder regie van de GI wordt gewerkt aan contactherstel. In dit verband wordt (wederom) ingezet op systeemtherapie. De GI hoopt dat dat bij de ouders nog tot een gedragsverandering leidt, waarbij volgens de GI met name de vader aan zet zal zijn.
5.4
Na alle gevoerde procedures, alle pogingen om met hulp de ouderrelatie te verbeteren, de jarenlange ondertoezichtstelling en betrokkenheid van de GI, is gebleken dat de wijziging van de hoofdverblijfplaats ook niet het voor [de minderjarige1] en [de minderjarige2] gewenste effect heeft gehad. Zij zitten nog steeds klem tussen hun vechtende ouders. Inmiddels is duidelijk dat beide jongens last hebben van ernstige loyaliteitsproblemen. Daarom is de ondertoezichtstelling bij beschikking van 2 juni 2021 weer met een jaar verlengd. Het is echter niet de bedoeling om een ondertoezichtstelling tot in lengte van jaren te laten voortduren om de problematiek van het gezamenlijk ouderschap op te lossen. Als het ouders blijvend niet zelfstandig lukt om op verantwoorde wijze het ouderschap samen in te vullen dan dienen er in het belang van de kinderen andere maatregelen te worden getroffen. De enige reden waarom de rechtbank het op 9 december 2020 nog te vroeg vond voor eenhoofdig gezag was de toen nog bestaande kans dat haar beslissing van die datum tot wijziging van de hoofdverblijfplaats van de kinderen op korte termijn nog tot een cruciale verandering in het gedrag van de ouders zou leiden. Inmiddels is bekend dat dat niet is gebeurd. Daarom zal het hof het verzoek van de moeder om haar alleen met het gezag te belasten nu alsnog toewijzen. Het gezamenlijk gezag van deze ouders houdt hun strijd over de kinderen en daarmee de ernstige bedreiging in de ontwikkeling van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] alleen maar in stand. Het hof heeft in het omvangrijke dossier geen enkele situatie en/of beslissing kunnen vinden waarbij de ouders het eens waren over de kinderen. De GI of de rechtbank heeft altijd moeten ingrijpen in gezagskwesties.
5.5
Voor aanhouding van de beslissing over het gezag in afwachting van de resultaten van de aanstaande systeemtherapie zoals de GI heeft gesuggereerd en de vader ter zitting heeft gevraagd ziet het hof geen aanleiding. Gezien de lange voorgeschiedenis en complexe problematiek in deze zaak heeft het hof niet het vertrouwen dat het de ouders nu ineens wel gaat lukken om een zodanige draai aan hun gezamenlijk ouderschap te geven dat de algehele opgroeisituatie van de kinderen op korte termijn echt zal veranderen. Bovendien hebben [de minderjarige1] en [de minderjarige2] eindelijk rust en duidelijkheid nodig. Zij zitten al jaren klem tussen de ouders. Omdat niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering komt is aan het vereiste van artikel 1:253n BW voldaan. Het hof wil nog wel benadrukken hoe belangrijk het is voor de ontwikkeling van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] dat de systeemtherapie daadwerkelijk van de grond komt. De jongens (zij zijn 13 respectievelijk 11 jaar oud) hebben recht op betrokkenheid van en contact met beide ouders in hun leven.
zaaknummer 200.298.511/01
5.6
Omdat de moeder voortaan alleen het ouderlijk gezag over de kinderen heeft, heeft zij geen toestemming van de vader meer nodig om [de minderjarige2] in te schrijven op de school van haar keuze. Daarom heeft de moeder geen belang meer bij de behandeling van haar verzoek in hoger beroep in deze zaak. Het hof zal de moeder in zoverre niet-ontvankelijk verklaren.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof,
zaaknummer 200.290.487/01
beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn verzoek in principaal hoger beroep;
vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van
9 december 2020, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en in zoverre opnieuw beschikkende:
belast de moeder voortaan alleen met het gezag over [de minderjarige1] , geboren [in] 2008, en [de minderjarige2] , geboren [in] 2010;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af;
zaaknummer 200.298.511/01
beschikkende in het hoger beroep:
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoek in hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.W. Keuning, E.B.E.M. Rikaart-Gerard en
H. Mollema-de Jong, bijgestaan door mr. D.M. Welbergen als griffier, en is op 24 februari 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.