Het grootste bezwaar van de vader tegen de door [verzoeker] verzochte betaling van een bijdrage is zijn overtuiging dat [verzoeker] hem uit zijn leven heeft willen bannen, het feit dat er geen overleg met hem is gevoerd over de keuze van de opleiding en de omstandigheid dat [verzoeker] hem niet op de hoogte brengt van zijn studieresultaten. De vader meent dat gelet hierop niet in redelijkheid van hem kan worden verwacht dat hij aan het derdenbeding uit het ouderschapsplan wordt gehouden.
Het hof merkt hier het volgende over op. Na de scheiding van de ouders van [verzoeker] in 2016, kort voordat [verzoeker] achttien jaar werd, hebben [verzoeker] en zijn vader vrijwel geen contact gehad. Wel is de vader altijd de overgekomen bijdrage aan [verzoeker] blijven betalen, ook nadat de ouders die bijdrage in 2018 hebben verhoogd naar € 350,- per maand, ongeveer anderhalf jaar nadat [verzoeker] met zijn huidige studie was gestart. Op het moment dat [verzoeker] in 2019 21 jaar werd, is de vader zonder enig bericht voorafgaand aan [verzoeker] gestopt met het betalen van zijn maandelijkse bijdrage aan hem.
Anders dan de vader rekent het hof het mede tot de plicht van een ouder om het contact met een kind te onderhouden, ook (en misschien wel juist) in een situatie als de onderhavige waarin de ouders zelf niet op goede voet met elkaar staan. Vanuit de vader is echter al snel na de echtscheiding geen initiatief meer gekomen om het contact met [verzoeker] te onderhouden, ook niet in de vorm van een kaartje met de verjaardag van [verzoeker] bijvoorbeeld.
Midden in deze situatie na de scheiding, die voor geen van partijen gemakkelijk is geweest, is bij [verzoeker] in 2017 een hersentumor vastgesteld, waardoor [verzoeker] alle aandacht nodig had voor de operatie, zijn herstel en het weer oppakken van zijn studie. Zonder verder in te gaan op de achterliggende redenen van het wegblijven van contact met elkaar is het voor het hof voldoende duidelijk dat het ontbreken van contact niet (alleen) aan [verzoeker] heeft gelegen, temeer nu [verzoeker] ter zitting aan de orde heeft gesteld dat hij in 2019 met de vader contact heeft gezocht om met hem in overleg te treden, maar dat de vader dat contact heeft afgehouden.
Daar komt bij dat een juiste uitleg van het derdenbeding ook betekent dat als de vader, die in de periode 2016-2019, zo begrijpt het hof, nooit om studieresultaten van [verzoeker] heeft verzocht, het ontbreken van gegevens over de voortgang van de studie van [verzoeker] in 2019 zodanig ernstig vindt dat hij overweegt zijn bijdrage aan [verzoeker] stop te zetten, van hem verwacht mocht worden dat hij [verzoeker] van zijn voornemen op de hoogte zou stellen, zodat [verzoeker] de mogelijkheid had om zijn studieresultaten alsnog met zijn vader te delen. Voor [verzoeker] hebben de jaren na het verwerken van de scheiding van zijn ouders vervolgens volledig in het teken gestaan van zijn studie, zijn ziekte en met name van zijn herstel daarvan. Het leven was voor hem een tijd lang simpelweg overleven. Het hof acht het gelet daarop logisch en niet onredelijk dat het contact met zijn vader, dat moeizaam verloopt en veel emoties oproept, gedurende deze periode niet op de voorgrond heeft gestaan. Tegen deze achtergrond volgt het hof de vader niet in zijn stelling dat van [verzoeker] verwacht had mogen worden dat hij zijn vader actief op de hoogte hield van zijn studieresultaten.
Alles overwegende, in onderling samenhang bekeken, zal het hof het verzoek van [verzoeker] alsnog toewijzen, met dien verstande dat de bijdrage van de vader stopt op 1 februari 2022, zijnde het moment dat [verzoeker] voor het laatste deel van zijn opleiding aan boord is.