ECLI:NL:GHARL:2022:1515
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging rechterlijke uitspraak in het kader van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties
Op 28 februari 2022 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan in een zaak betreffende de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van een rechterlijke uitspraak. De zaak betreft een verzoek van de minister voor Rechtsbescherming om een rechterlijke uitspraak van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de veroordeelde is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar voor het medeplegen van het vervoeren en uitvoeren van cocaïne en heroïne, over te dragen aan Spanje. De veroordeelde, geboren in Nigeria, heeft geen verblijfsrecht in Nederland, maar wel in Spanje, waar hij een inreisverbod heeft gekregen. De veroordeelde heeft bezwaar gemaakt tegen de toezending van de uitspraak aan Spanje, omdat hij van mening is dat de minister niet in redelijkheid tot deze beslissing heeft kunnen komen, gezien zijn familiebanden in Nederland.
Het hof heeft de formele vereisten voor de toezending van de rechterlijke uitspraak aan Spanje onderzocht. Het hof concludeert dat niet is voldaan aan de vereisten zoals gesteld in de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties (WETVVS). De veroordeelde heeft niet ingestemd met de toezending, wat volgens de wet vereist is. Het hof oordeelt dat de minister niet in redelijkheid tot de voorgenomen beslissing heeft kunnen komen, en verklaart het bezwaar van de veroordeelde gegrond. De uitspraak benadrukt het belang van de formele vereisten en de rechten van de veroordeelde in het proces van internationale strafrechtelijke samenwerking.