ECLI:NL:GHARL:2022:1458

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 februari 2022
Publicatiedatum
24 februari 2022
Zaaknummer
200.298.689
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling en oplegging dwangsom in ouderschapskwestie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de zorgregeling tussen de ouders van twee minderjarige kinderen, geboren in 2008 en 2012. De moeder, verzoekster in het principaal hoger beroep, heeft grieven ingediend tegen de beschikking van de rechtbank Gelderland van 17 mei 2021, waarin een zorgregeling was vastgesteld. De vader, verweerder in het principaal hoger beroep, heeft incidenteel hoger beroep ingesteld en verzocht om een dwangsom op te leggen aan de moeder voor het niet afgeven van de paspoorten van de kinderen tijdens vakanties.

Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de mondelinge behandeling op 20 januari 2022 heeft plaatsgevonden. De ouders zijn belast met gezamenlijk gezag en de kinderen hebben hun hoofdverblijf bij de moeder. De rechtbank had eerder bepaald dat de kinderen bij de vader verblijven in de oneven weken en tijdens vakanties volgens een bepaalde regeling. De moeder verzocht om aanpassing van deze regeling, omdat zij meende dat de kinderen onhandelbaar waren tijdens de verblijven bij de vader.

Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd, omdat de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling evenwichtig was en in het belang van de kinderen. De moeder heeft niet voldoende onderbouwd dat de huidige regeling niet werkt. Daarnaast heeft het hof de afspraken over de paspoorten en identiteitskaarten vastgelegd, met een dwangsom voor het niet naleven van deze afspraken. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Het hof benadrukt het belang van onderling overleg tussen de ouders voor de toekomst.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.298.689
(zaaknummer rechtbank Gelderland 379239)
beschikking van 24 februari 2022
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. B. Anik te Arnhem,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats1] ,
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. A.M.J. van Uitert te Waalwijk.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 12 februari 2021 en 17 mei 2021, hersteld bij beschikking van 1 juni 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. De beschikking van 17 mei 2021 wordt hierna ook de bestreden beschikking genoemd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 9 augustus 2021;
  • het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep met een productie;
  • het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep met producties;
  • een journaalbericht van mr. Van Uitert van 10 januari 2022 met een brief van 10 januari 2022 en producties;
  • een journaalbericht van mr. Anik van 11 januari 2022 met een brief van 11 januari 2022 en producties;
  • een journaalbericht van mr. Van Uitert van 18 januari 2022 met een productie.
2.2
Op 17 januari 2022 is na te noemen minderjarige [de minderjarige1] verschenen, die door een lid van het hof is gehoord in het bijzijn van de griffier.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 20 januari 2022 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat en een tolk in de Portugese taal;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).
2.4
Het hof heeft op de mondelinge behandeling beslist dat de nadere schriftelijke toelichtingen van partijen in de brieven 10 en 11 januari 2022 en de schriftelijke reactie van de vader in zijn productie buiten beschouwing worden gelaten. Ingevolge artikel 347 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) in verbinding met artikel 362 Rv geldt in hoger beroep de zogeheten tweeconclusieregel. Dit betekent dat partijen in één schriftelijk stuk hun standpunt uiteenzetten. Het aanvoeren van standpunten in nadere stukken is in beginsel niet meer mogelijk en in deze zaak is niet gebleken van een gerechtvaardigde uitzondering daarop.
2.5
Na de mondelinge behandeling zijn ingekomen:
  • een journaalbericht van mr. Van Uitert van 1 februari 2022 met een brief van 1 februari 2022 en producties;
  • een journaalbericht van mr. Anik van 10 februari 2022.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2008, en
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2012.
De ouders zijn belast met het gezamenlijk gezag over de kinderen. [de minderjarige1] en [de minderjarige2] hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder.
3.2
Bij beschikking van 10 september 2019 heeft de rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en als regeling ter verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: de zorgregeling) vastgesteld dat de kinderen bij de vader verblijven:
- een keer per veertien dagen van zaterdagochtend tot woensdagochtend, en
- de helft van alle meerweekse schoolvakanties en feestdagen.
3.3
Het huwelijk van partijen is [in] 2019 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand.
3.4
Bij beschikking van 12 februari 2021 heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, de raad verzocht te rapporteren en te adviseren over de vraag of een wijziging van de zorgregeling, zoals door de vader enerzijds en de moeder anderzijds verzocht, in het belang van de kinderen is, bepaald dat de vader de paspoorten van de kinderen dient af te geven aan de moeder en iedere verdere beslissing aangehouden.
3.5
De raad heeft op 31 maart 2021 gerapporteerd en geadviseerd. In dit rapport is, voor zover hier van belang, het volgende te lezen:
“De RvdK adviseert voor de zomer- en kerstvakanties de volgende regeling:
In de oneven jaren verblijven [de minderjarige1] en [de minderjarige2] de eerste drie weken van de zomervakantie bij de vader en de laatste drie weken bij de moeder. In de even jaren verblijven [de minderjarige1] en [de minderjarige2] de eerste drie weken bij de moeder en de laatste drie weken bij de vader.
In de oneven jaren verblijven [de minderjarige1] en [de minderjarige2] de eerste week van de kerstvakantie inclusief de kerstdagen bij de vader en verblijven [de minderjarige1] en [de minderjarige2] de tweede week inclusief oud en nieuw bij de moeder. In de even jaren verblijven [de minderjarige1] en [de minderjarige2] de eerste week inclusief kerst bij moeder en de tweede week inclusief oud en nieuw bij vader.”

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, als zorgregeling vastgesteld dat de kinderen:
  • in de oneven weken van zaterdag 11.00 uur tot woensdagochtend naar school óf tot 9.00 uur bij de vader verblijven;
  • in de oneven jaren de eerste drie weken van de zomervakantie bij de vader verblijven en de laatste drie weken bij de moeder;
  • in de even jaren de eerste drie weken van de zomervakantie bij de moeder verblijven en de laatste drie weken bij de vader;
  • in de oneven jaren de eerste week van de kerstvakantie, inclusief de kerstdagen, bij de vader verblijven en in de tweede week, inclusief oud en nieuw, bij de moeder;
  • in de even jaren de eerste week van de kerstvakantie, inclusief de kerstdagen, bij de moeder verblijven en de tweede week, inclusief oud en nieuw, bij de vader.
De rechtbank heeft voorts bepaald dat de moeder aan de vader een dwangsom verbeurt van € 250,- per dag dat zij nalatig is te voldoen aan de vastgestelde zorgregeling te voldoen, tot een maximum van € 15.000,- en verder het meer of anders verzochte, waaronder het verzoek van de vader om een dwangsom te verbinden aan de situatie dat de moeder bij meerweekse vakanties de paspoorten van de kinderen niet aan hem afgeeft, afgewezen.
4.2
De moeder is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De moeder verzoekt het hof die beschikking te vernietigen ten aanzien van de zorgregeling tijdens de vakanties en de feestdagen en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat de kinderen:
  • in de eerste vier weken van de zomervakantie bij de moeder verblijven en de laatste twee weken bij de vader; en
  • indien zij in de eerste week van de kerstvakantie bij de vader verblijven, de moeder ten minste één kerstdag met de kinderen doorbrengt, te bepalen in overleg.
De moeder verzoekt verder het verzoek van de vader tot het opleggen van een dwangsom alsnog af te wijzen.
4.3
De vader is met één grief in incidenteel hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De vader verzoekt in het principaal hoger beroep het verzoek van de moeder af te wijzen, de bestreden beschikking te bekrachtigen en de moeder te veroordelen in de kosten van de procedure, zijnde de kosten van het griffierecht en de werkelijke advocaatkosten. In het incidenteel hoger beroep verzoekt de vader aan de moeder een dwangsom op te leggen van € 250,- per dag voor elke dag dat de moeder de paspoorten of identiteitsbewijzen van de kinderen tijdens de meerweekse vakanties niet aan de vader afgeeft.
4.4
De moeder voert verweer in het incidenteel hoger beroep en verzoekt het hof om, uitvoerbaar bij voorraad, het verzoek van de vader af te wijzen.
4.5
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder verzocht over en weer een dwangsom op te leggen bij niet-nakoming van de zorgregeling.

5.De motivering van de beslissing

Stukken te laat ingediend
5.1
Het journaalbericht van mr. Van Uitert van 1 februari 2022 met de brief van 1 februari 2022 en producties en de reactie daarop van mr. Anik bij het journaalbericht van 10 februari 2022 laat het hof buiten beschouwing wegens strijd met de goede procesorde. Deze stukken zijn zonder toestemming van het hof ingediend en de wederpartij heeft zich er tegen verzet.
Overdracht tijdens vakanties
5.2
Partijen hebben na onderling overleg bevestigd dat de regeling zoals door de rechtbank is bepaald nog steeds geldt, namelijk dat het tijdstip van de overdracht van de kinderen tijdens vakanties telkens op zaterdag om 11.00 is, ook als de situatie zich voordoet dat niet beide kerstdagen in de eerste week van de kerstvakantie vallen of oud- en nieuwjaarsdag niet allebei binnen de tweede week van de kerstvakantie vallen.
Paspoorten en identiteitskaarten
5.3
Ter mondelinge behandeling hebben partijen ook overeenstemming bereikt over de paspoorten en de identiteitskaarten van de kinderen. Partijen zijn overeengekomen dat zij samen naar het stadhuis zullen gaan en dat zij voor beide kinderen twee paspoorten en twee identiteitskaarten zullen aanvragen. De kosten hiervoor delen zij bij helfte. Beide partijen zullen ieder een paspoort van het ene kind en een identiteitskaart van het andere kind in beheer houden. In de situatie dat één van beide ouders beide paspoorten in het bezit heeft, wordt bij het eerstvolgende overdrachtsmoment in verband met de zorgregeling één paspoort aan de andere ouder teruggegeven. Aan de verplichting tot teruggave van het paspoort wordt een dwangsom verbonden. Het hof stelt deze dwangsom in redelijkheid op € 250,- per dag dat de desbetreffende ouder nalatig is om het paspoort aan de andere ouder af te geven, met een maximum van € 15.000,-.
Zorgregeling en dwangsom
5.4
Ingevolge artikel 1:253a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Deze gewijzigde regeling kan onder meer een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken omvatten.
5.5
De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. De rechter dient bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in acht te nemen, wat er in een voorkomend geval toe kan leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind, hoezeer ook dat belang een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de afweging van belangen.
5.6
De rechtbank heeft in rechtsoverweging 6.4.2 van de tussenbeschikking van
12 februari 2021 beslist dat sprake is van een relevante wijziging van omstandigheden die een herbeoordeling van de zorgregeling rechtvaardigt. Tegen deze beslissing heeft geen van de partijen een grief gericht, zodat ook het hof aan deze beslissing is gebonden.
5.7
De moeder wil de zorgregeling tijdens de zomer- en kerstvakantie aanpassen, omdat de kinderen onhandelbaar zijn als zij tijdens de vakantie eerst bij de vader verblijven. Bovendien willen de kinderen volgens de moeder tijdens de vakanties niet zo lang bij de vader zijn, ervaren zij stress in de tijd dat zij bij de vader verblijven en belemmert de vader het contact tussen de kinderen de moeder als de kinderen bij de vader zijn. Daarnaast wil de moeder dat de kinderen indien zij in de eerste week van de kerstvakantie bij de vader verblijven, ten minste één kerstdag met haar doorbrengen, te bepalen in overleg. Bovendien vreest de moeder dat de vader misbruik zal maken van de opgelegde dwangsom. Als er al een dwangsom wordt opgelegd, dan meent de moeder dat er over en weer een dwangsom moet worden opgelegd.
5.8
De vader voert gemotiveerd verweer. De vader voert aan dat de moeder haar stellingen op geen enkele wijze nader onderbouwt. De kinderen zijn tijdens de reguliere zorgregeling meer bij de moeder, daarom is het volgens de vader juist belangrijk dat zij tijdens de vakanties meer tijd met hem doorbrengen. Volgens de vader zet de moeder de kinderen tijdens de vakanties onder druk, werkt de moeder niet mee aan hulpverlening en staat de moeder niet open voor adviezen. De moeder komt de vastgelegde zorgregeling bovendien niet na, zodat een dwangsom noodzakelijk is.
5.9
De raad heeft op de mondelinge behandeling zijn advies, zoals neergelegd in het raadsrapport van 31 maart 2021, gehandhaafd. De raad heeft dan ook geadviseerd de door de rechtbank vastgelegde zorgregeling te bekrachtigen. De door de rechtbank vastgestelde zorgregeling is volgens de raad in het belang van de kinderen. De moeder laat zich door niets en niemand sturen en stelt zich niet begeleidbaar op. Een dwangsom is ook het enige dat blijkbaar helpt. De raad heeft zelfs een machtiging tot uithuisplaatsing voor de kinderen overwogen, maar ook binnen een ondertoezichtstelling is de moeder niet begeleidbaar.
5.1
Het hof neemt het advies van de raad over en maakt dit - na eigen onderzoek - tot het zijne. Het hof is van oordeel dat de door de moeder aangevoerde feiten en omstandigheden geen aanleiding vormen de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling tijdens de zomer- en kerstvakantie aan te passen. De door de rechtbank vastgestelde zorgregeling is evenwichtig en biedt de vader en de kinderen de mogelijkheid om substantiële tijd met elkaar door te brengen. Niet is gebleken dat deze zorgmomenten niet goed verlopen. Het hof ziet ook geen aanleiding een andere regeling voor de kerstdagen te bepalen als door de moeder gevraagd, nu gebleken is dat iedere nuancering tot conflicten aanleiding geeft.
Het hof overweegt nog wel dat op beide partijen de verplichting rust om de kinderen in de gelegenheid te stellen om op een ontspannen en onbelaste wijze tijd met de kinderen door te brengen.
Gelet op de bewoordingen van de raad op de mondelinge behandeling ziet het hof bovendien geen aanleiding de beslissing ten aanzien van de dwangsom te vernietigen. De opgelegde dwangsom is de enige prikkel gebleken om de moeder de vastgestelde zorgregeling na te doen komen.
5.11
Nog daargelaten of de moeder haar verzoek om bij niet-nakoming van de zorgregeling de dwangsom over en weer vast te leggen tijdig heeft gedaan, overweegt het hof dat er geen aanleiding is voor het opleggen van een dwangsom om de vader tot naleving te dwingen. Tegenover de gemotiveerde betwisting door de vader heeft de moeder op geen enkele manier onderbouwd dat de vader zich niet aan de zorgregeling houdt. Het feit dat de vader aanspraak kan maken op een dwangsom als de moeder de zorgregeling niet naleeft, is geen reden om de vader ook een dwangsom op te leggen.
Proceskostenveroordeling
5.12
Het hof ziet in deze procedure nog geen aanleiding de moeder te veroordelen in de proceskosten in hoger beroep, waaronder begrepen de werkelijke advocaatkosten. Niet is gebleken dat de moeder misbruik van procesrecht heeft gemaakt door in hoger beroep te komen van de bestreden beschikking of dat zij nodeloos deze procedure heeft voortgezet. Het hof zal vanwege de familierechtelijke aard van de zaak de proceskosten compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Het hof geeft zowel de moeder als de vader wel mee dat het in het belang van de kinderen is dat zij in onderling overleg tot afspraken komen.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen, voor zover aan zijn oordeel onderworpen. Het hof zal verder de afspraken tussen partijen over de paspoorten en identiteitskaarten vastleggen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 17 mei 2021, voor zover aan zijn oordeel onderworpen;
bepaalt aanvullend dat partijen samen naar het stadhuis zullen gaan om voor beide kinderen paspoorten en identiteitskaarten aan te vragen, waarbij zij de kosten bij helfte zullen delen. Beide partijen zullen ieder een paspoort van het ene kind en een identiteitskaart van het andere kind in beheer houden. In de situatie dat één van beide ouders beide paspoorten in het bezit heeft, wordt bij het eerstvolgende overdrachtsmoment in verband met de zorgregeling één paspoort aan de andere ouder teruggegeven. Aan de verplichting tot teruggave van het paspoort wordt een dwangsom verbonden van € 250,- per dag dat de desbetreffende ouder nalatig is om het paspoort aan de ander af te geven, met een maximum van € 15.000,-.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Phaff, E.B. Knottnerus en P.B. Kamminga, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 24 februari 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.