In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van twee minderjarige kinderen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om de kinderen voor de duur van twaalf maanden onder toezicht te stellen, omdat er zorgen waren over hun ontwikkeling. De rechtbank Gelderland had dit verzoek eerder afgewezen. De ouders, [verweerster] en [naam1], zijn gezamenlijk belast met het gezag over de kinderen, maar er is al geruime tijd geen contact tussen de kinderen en [naam1]. Het hof heeft de procedure in hoger beroep gevolgd, waarbij de kinderen hun mening hebben geuit in een gesprek met de rechter. Tijdens de mondelinge behandeling zijn de betrokken partijen verschenen, waaronder vertegenwoordigers van de Raad en de Jeugdbescherming Gelderland.
Het hof heeft de feiten en de argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen. De Raad stelde dat er een ernstige ontwikkelingsbedreiging was, maar het hof oordeelde dat niet voldaan was aan de wettelijke vereisten voor ondertoezichtstelling. De kinderen ontwikkelen zich goed, hebben sociale contacten en willen geen contact met [naam1]. Het hof concludeerde dat de voorgestelde gezinsopname te ingrijpend zou zijn en dat de huidige situatie van de kinderen niet zodanig bedreigend was dat ondertoezichtstelling gerechtvaardigd was. Daarom heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en het verzoek van de Raad afgewezen.