ECLI:NL:GHARL:2022:1438

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 februari 2022
Publicatiedatum
24 februari 2022
Zaaknummer
200.299.537
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing naar Duitsland en inschrijving school

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verkrijgen voor verhuizing met haar kinderen naar Duitsland. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.M. Vessies, en de vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. H. Zobuoglu, zijn de ouders van twee minderjarige kinderen. De rechtbank Midden-Nederland had eerder, op 9 juni 2021, het verzoek van de moeder afgewezen, wat leidde tot het hoger beroep.

Tijdens de mondelinge behandeling op 10 februari 2022 werd het verloop van de procedure besproken, waarbij beide ouders en hun advocaten aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de raad voor de kinderbescherming. De moeder had in haar hoger beroep zes grieven ingediend en verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen en toestemming te verlenen voor de verhuizing en inschrijving van de kinderen bij een school in Duitsland. De vader verzocht het hof om de verzoeken van de moeder af te wijzen en de eerdere beschikking te bekrachtigen.

Het hof overwoog dat, volgens artikel 1:253a BW, geschillen over de gezamenlijke uitoefening van het gezag aan de rechter kunnen worden voorgelegd. Bij de beslissing diende het hof alle omstandigheden van het geval in acht te nemen, met name het belang van de kinderen. Het hof concludeerde dat de moeder onvoldoende had aangetoond dat de verhuizing noodzakelijk was en dat de gevolgen voor de kinderen niet in hun belang waren. De afstand en de impact van de verhuizing op het contact met de vader werden als zwaarwegende argumenten gezien.

Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en het verzoek van de moeder om vervangende toestemming voor de verhuizing en inschrijving van de kinderen bij een school in Duitsland afgewezen. De beslissing benadrukt het belang van stabiliteit en continuïteit voor de kinderen in het licht van hun huidige situatie.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.299.537
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 516077)
beschikking van 22 februari 2022
inzake
[verzoekster],
wonende in [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. R.M. Vessies in Haarlem,
en
[verweerder],
wonende in [woonplaats2] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. H. Zobuoglu in Amsterdam.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 9 juni 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift, ingekomen op 8 september 2021;
  • het verweerschrift met een productie;
  • een journaalbericht van mr. Vessies van 7 februari 2022 met producties, en
  • een journaalbericht van mr. Zobuoglu van 7 februari 2022.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 10 februari 2022 plaatsgevonden. Hierbij waren aanwezig:
  • de moeder en haar advocaat;
  • de vader en zijn advocaat;
  • een tolk Turks voor de vader, en
  • twee vertegenwoordigers van de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad).
2.3
Mr. Zobuoglu heeft bij journaalbericht van 7 februari 2022 bezwaar gemaakt tegen de overlegging van het journaalbericht met producties van mr. Vessies van diezelfde datum. Tijdens de mondelinge behandeling heeft mr. Zobuoglu meegedeeld dat zij toch voldoende kennis heeft kunnen nemen van die stukken en dat zij haar bezwaar intrekt. Het hof slaat daarom ook acht op die stukken.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn de ouders van:
  • [de minderjarige1] , geboren [in] 2011 in [plaats1] , en
  • [de minderjarige2] , geboren [in] 2014 in [plaats1] ,
over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen.
3.2
De ouders hebben ten tijde van hun echtscheiding in 2018 een ouderschapsplan opgesteld. Daarin hebben zij afgesproken dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de moeder hebben, dat de kinderen een weekend per twee weken bij de vader verblijven, dat de vakanties en feestdagen worden gedeeld en dat er extra contactmomenten zijn als de vader de kinderen naar sport haalt en brengt.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de moeder om vervangende toestemming om met de kinderen naar [plaats2] (Bondsrepubliek Duitsland) te verhuizen en het verzoek van de vader om de moeder te verbieden het hoofdverblijf van de kinderen te wijzigen naar een gemeente buiten [woonplaats1] afgewezen.
4.2
De moeder is met zes grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De moeder verzoekt het hof, uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en haar vervangende toestemming te verlenen om met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] naar [plaats2] in Duitsland te verhuizen én om de kinderen in te schrijven bij [de school] in [plaats2] .
4.3
De vader voert verweer en vraagt het hof de verzoeken van de moeder af te wijzen, de bestreden beschikking te bekrachtigen en de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek om vervangende toestemming voor inschrijving van de kinderen bij [de school] , althans ook dit verzoek af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter worden voorgelegd.
5.2
Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a BW dient het hof in een geschil als het onderhavige, waarbij de ouders met het gezamenlijk gezag over de kinderen belast zijn en er een verschil van mening bestaat over een verhuizing van de verzorgende ouder en de kinderen, een zodanige beslissing te nemen als het hof in het belang van de kinderen wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie volgt dat, hoezeer het belang van de kinderen een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen. Het hof zal bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen.
5.3
Overeenkomstig vaste rechtspraak dient het hof bij de beslissing in een geschil als het onderhavige alle omstandigheden van het geval in aanmerking te nemen en alle betrokken belangen af te wegen, waaronder:
  • de noodzaak om te verhuizen;
  • de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
  • de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
  • de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
  • de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
  • de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
  • de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;
  • de leeftijd van de minderjarige, zijn mening en de mate waarin de minderjarige geworteld is in zijn omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen, en
  • de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
5.4
De ouder bij wie de minderjarige zijn hoofdverblijfplaats heeft, dient in beginsel de gelegenheid te krijgen om met de minderjarige elders een gezinsleven en een toekomst op te bouwen, indien de omstandigheden van het geval na een belangenafweging zoals hiervoor genoemd een dergelijke beslissing ook rechtvaardigen. Hierna zal worden beoordeeld of de wens van de moeder om te verhuizen in het kader van de verdere belangenafweging te rechtvaardigen valt.
5.5
Het hof komt na een belangenafweging net als de rechtbank tot een afwijzing van het verzoek van de moeder om vervangende toestemming voor verhuizing naar Duitsland.
De rechtbank heeft onder meer overwogen dat de moeder de noodzaak voor verhuizing onvoldoende heeft aangetoond, nu zij ook in Nederland kan werken, huisvesting heeft en familie en vrienden heeft, en dat de moeder de verhuizing naar Duitsland niet voldoende heeft doordacht en voorbereid, voornamelijk wat betreft de gevolgen voor de kinderen. De rechtbank heeft verder geconstateerd dat partijen gebrekkig met elkaar communiceren, terwijl zeker bij een verhuizing naar het buitenland verwacht mag worden en naar het oordeel van het hof zelfs noodzakelijk is dat zij in staat en bereid zijn met elkaar op normale wijze te communiceren.
5.6
Het hof neemt de overwegingen van de rechtbank over en voegt daaraan nog het volgende toe.
De moeder heeft ook in hoger beroep aangevoerd dat de verhuizing geen gevolgen zal hebben voor het contact tussen de vader en de kinderen, omdat de huidige weekendregeling ook vanuit Duitsland kan worden uitgevoerd. Het hof deelt echter de door de raad uitgesproken verwachting dat dit op termijn niet haalbaar zal blijken. Het voortzetten van de weekendregeling na de verhuizing zou betekenen dat de kinderen om het weekend een afstand van circa 475 kilometer heen en terug moeten reizen voor contact met hun vader en dat zij slechts om het weekend sociale activiteiten kunnen ondernemen in de omgeving waarin zij dan hun hoofdverblijf hebben. Dat betekent dat het contact met de vader aanzienlijk meer belastend is voor de kinderen, zeker als zij ouder worden en hun leven meer gaan inrichten in hun woonomgeving. Het is niet ongebruikelijk dat een zorgregeling bij oudere kinderen meer flexibel wordt uitgevoerd om aan hun toenemende sociale activiteiten met leeftijdsgenoten in de eigen omgeving tegemoet te komen. Bij een verhuizing over een afstand zoals hier verzocht, is dat niet mogelijk. Ook contactmomenten doordeweeks, die in ieder geval in het verleden hebben plaatsgevonden, zijn bij een dergelijke afstand niet mogelijk. Daarmee heeft de voorgenomen verhuizing wel degelijk gevolgen voor het contact tussen de vader en de kinderen.
5.7
Ook los van de gevolgen voor het contact met de vader, is een verhuizing naar een ander land en een wisseling van school een grote verandering voor de kinderen. Dit terwijl met name [de minderjarige1] eerder moeite heeft gehad met de veranderde situatie na de echtscheiding van partijen. De systeemtherapie die daarom is opgestart, is pas kortgeleden geëindigd. Het hof acht het niet in het belang van de kinderen om opnieuw met een ingrijpende verandering te worden geconfronteerd.
5.8
Het hof zal de bestreden beschikking om de hiervoor genoemde redenen bekrachtigen. Het hof zal het verzoek van de moeder om vervangende toestemming om de kinderen in te schrijven bij [de school] in [plaats2] (Bondsrepubliek Duitsland) daarom afwijzen.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 9 juni 2021;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.B. de Groot, I.G.M.T. Weijers- van der Marck en T. Hermans, bijgestaan door mr. H. Bouhuys als griffier, en is op 22 februari 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.