ECLI:NL:GHARL:2022:1340

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 februari 2022
Publicatiedatum
22 februari 2022
Zaaknummer
200.288.409
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vernietiging arbitraal vonnis wegens toepassing verkeerd reglement

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over een vordering tot vernietiging van een arbitraal vonnis. De appellant, vertegenwoordigd door mr. M.F.J.M. van Rooy, had een vordering ingesteld tegen de besloten vennootschap Hagranop B.V., vertegenwoordigd door mr. F.W. Aartsen, met als strekking dat het arbitraal vonnis van 28 oktober 2020 vernietigd moest worden. De appellant stelde dat het verkeerde arbitragereglement was toegepast, omdat volgens hem reglement 2 van toepassing was in plaats van reglement 1, dat in de algemene voorwaarden was opgenomen.

Het hof heeft vastgesteld dat de vordering van de appellant tot vernietiging van het arbitraal vonnis moet worden afgewezen. Het hof oordeelde dat de arbiters zich aan hun opdracht hebben gehouden door reglement 1 toe te passen, zoals overeengekomen in de koopovereenkomsten en de algemene voorwaarden. De appellant had niet aangetoond dat er wilsovereenstemming was over de wijziging van het toepasselijke reglement. Het hof concludeerde dat de arbiters de zaak correct hebben behandeld en dat de appellant in het ongelijk is gesteld.

De kosten van de procedure zijn aan de zijde van Hagranop vastgesteld op € 760 voor griffierecht en € 2.228 voor salaris advocaat. De appellant is veroordeeld in deze kosten, met de toevoeging van wettelijke rente indien niet tijdig aan de kostenveroordeling wordt voldaan. Het arrest is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.288.409
(arbitraal vonnis van de arbitragecommissie van de Stichting Instituut voor Agrarisch recht d.d. 28 oktober 2020)
arrest in een procedure ex artikel 1064a Rv van 22 februari 2022
in de zaak van
[appellant]
wonende te [woonplaats1] ,
appellant,
in eerste aanleg: verweerder in conventie, verzoeker in reconventie,
hierna: [appellant] ,
advocaat: mr. M.F.J.M. van Rooy,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Hagranop B.V.
gevestigd te Tollebeek,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: verzoekster in conventie, verweerster in reconventie
hierna: Hagranop,
advocaat: mr. F.W. Aartsen.

1.Het verloop van de procedure bij het hof

1.1.
Het verloop van de procedure bij het hof blijkt uit:
- het tussenarrest van 10 augustus 2021;
- het proces-verbaal van de zitting van 3 februari 2022.
1.2.
Vervolgens heeft het hof arrest bepaald.

2.De vast staande feiten

2.1.
Hagranop heeft op grond van vijf koopovereenkomsten d.d. 26 februari 2018 witlofwortelen verkocht en geleverd aan [appellant] .
2.2.
Op de koopovereenkomsten tussen Hagranop en [appellant] zijn algemene voorwaarden van toepassing. In artikel 12.4 van die algemene voorwaarden staat dat een geschil door middel van arbitrage overeenkomstig het arbitragereglement van de Stichting Instituut voor Agrarisch Recht (hierna: reglement I) wordt beslecht.
2.3.
Reglement 1 is per 30 maart 2017 vervangen door het arbitragereglement 2017 van de Stichting Geschillen in de Landbouw c.a. (hierna: reglement 2).
2.4.
Tussen partijen is op enig moment een geschil gerezen over de levering van genoemde witlofwortelen.
2.5.
Hagranop heeft een arbitrageaanvraag gedaan bij het Arbitragebureau van het Instituut voor Agrarisch Recht. [appellant] heeft een verweerschrift (tevens houdende tegenvorderingen) ingediend. Na het verweerschrift tegen de tegenvorderingen en de mondelinge behandeling, is op 28 oktober 2020 een arbitraal vonnis gewezen. In dat vonnis staat dat de arbiters zijn benoemd op de voet van (artikel 13 van) reglement 1.
2.6.
[appellant] is door de arbiters in het ongelijk gesteld en veroordeeld tot betaling van een geldsom aan Hagranop. Het verzoek van Hagranop om het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren is door de arbiters afgewezen omdat arbitragereglement 1 niet voorziet in hoger beroep en artikel 41 van dat reglement bepaalt dat het arbitrale vonnis voor de partijen bindend is met de ingang waarop het is gewezen.
2.7.
Arbitragereglement 2 voorziet wel in de mogelijkheid van hoger beroep.

3.De beoordeling

3.1.
Deze zaak draait om de vraag of het juiste (arbitrage)reglement is gebruikt door de arbiters die het arbitrale vonnis van 28 oktober 2020 wezen. Volgens [appellant] is dat niet het geval omdat reglement 2 van toepassing was. De arbiters hebben zich daarom niet aan hun opdracht gehouden en op die grond vordert [appellant] (gedeeltelijke) vernietiging van het arbitrale vonnis van 28 oktober 2020. [1] [appellant] vordering strekt er toe dat hij (alsnog) in hoger beroep kan komen van het arbitrale vonnis.
3.2.
Het hof is van oordeel dat het juiste reglement is toegepast en dat de vordering tot vernietiging van het arbitrale vonnis moet worden afgewezen. Het volgende is daarvoor redengevend.
3.3.
In de algemene voorwaarden (die op de koopovereenkomsten van toepassing zijn) is reglement 1 van toepassing verklaard op (eventuele) arbitrageprocedures tussen partijen. De vervanging van dit reglement door reglement 2 bracht volgens [appellant] met zich dat laatstgenoemd reglement op de arbitrageprocedure tussen partijen van toepassing was.
3.4.
Het hof kan [appellant] hierin niet volgen. In de tussen partijen gesloten koopovereenkomsten is niet voorzien in wijziging van het toepasselijke reglement (1). Ook niet in de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden. Voor wijziging van het door de arbiters toe te passen reglement is daarom wilsovereenstemming vereist.
3.5.
Van die wilsovereenstemming is niet gebleken. In de arbitrageaanvraag heeft Hagranop weliswaar geschreven dat het geschil “naar haar oordeel” moet worden beslecht door middel van arbitrage overeenkomstig reglement 2, maar daarin valt geen aanbod tot wijziging van de (arbitrage)overeenkomst te lezen. [appellant] heeft genoemde zinsnede in de arbitrageaanvraag ook niet (kenbaar) in die zin opgevat, omdat hij in zijn reactie op de arbitrageaanvraag niet is ingegaan op de vraag welk procesreglement van toepassing is. Van stilzwijgende aanvaarding is evenmin sprake.
Ten slotte wijst het hof erop dat Hagranop in de arbitrageprocedure in het verweerschrift (in reconventie) onder 1.5 – in tegenspraak met de eerdere opmerking in de arbitrageaanvraag – schrijft dat niet ter discussie staat en dat partijen kennelijk overeenstemming hebben over de toepasselijkheid van reglement 1. [appellant] heeft dit door Hagranop verwoorde uitgangspunt vervolgens niet in de arbitrageprocedure weersproken, wat hij tijdens de mondelinge behandeling in die procedure wel had kunnen doen.
3.6.
In het licht van dit alles hebben de arbiters de opdracht van partijen zo mogen begrijpen dat zij bij de behandeling van de zaak regelement 1 moesten gebruiken. De conclusie is daarom dat de arbiters zich aan hun opdracht hebben gehouden. Het hof wijst de vordering van [appellant] daarom af. [appellant] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de (na)kosten van deze procedure.
De kosten voor deze aan de zijde van Hagranop worden vastgesteld op:
- griffierecht € 760
- salaris advocaat € 2.228 (2 punten x tarief II)
3.7.
Als niet weersproken zal het hof ook de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten toewijzen.

4.De beslissing

Het hof, recht doende:
4.1.
wijst de vordering(en) van [appellant] af;
4.2.
veroordeelt [appellant] in de kosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Hagranop vastgesteld op € 760 voor verschotten en op € 2.228 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
4.3.
veroordeelt [appellant] in de nakosten, begroot op € 163, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 85 in geval [appellant] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan (aan de proceskostenveroordeling onder 4.2) én betekening heeft plaatsgevonden, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf veertien dagen na aanschrijving én betekening;
4.4.
verklaart dit arrest ten aanzien van de (proces)kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. B.J. Engberts, C.M.E. Lagarde en J.P.H. van Driel van Wageningen en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2022.

Voetnoten

1.Artikel 1065 lid 1 sub c Rv.