ECLI:NL:GHARL:2022:1218

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 februari 2022
Publicatiedatum
17 februari 2022
Zaaknummer
21-002802-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op Big Bazar met geweld tegen de caissière

In deze zaak gaat het om een gewapende overval op de Big Bazar, gepleegd op 19 februari 2018. De verdachte en zijn medeverdachte zijn de winkel binnengegaan, waarbij de caissière onder bedreiging van geweld werd gedwongen de kassalade te openen. De caissière werd vastgegrepen, tegen haar hoofd geslagen en er werd een op een vuurwapen gelijkend voorwerp getoond. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, onder andere vanwege het ontbreken van DNA-sporen van de verdachte op de kleding van de aangeefster en de betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen. Het hof oordeelt echter dat de verklaringen van de getuigen betrouwbaar zijn, ondanks enkele inconsistenties. Het hof concludeert dat het ontbreken van DNA-sporen niet afdoet aan de bewijskracht van het overige bewijs. De verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van voorarrest, en er worden schadevergoedingsmaatregelen opgelegd aan de benadeelde partijen. Tevens wordt de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling gedeeltelijk toegewezen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002802-18
Uitspraak d.d.: 17 februari 2022
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 1 mei 2018 met parketnummer 18-930027-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
wonende te [woonadres] ,
thans verblijvende in P.I. Veenhuizen, gevangenis Esserheem te Veenhuizen.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 3 februari 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot:
  • vernietiging van het vonnis, bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde en veroordeling ter zake van dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van 2 jaren;
  • niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij Big Bazar in de vordering;
  • hoofdelijke oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van Big Bazar tot een bedrag van € 514,66, te vermeerderen met de wettelijke rente;
  • hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van € 2.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
  • gedeeltelijke toewijzing van de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling met zaaknummer 99-000395-45 voor de duur van 365 dagen en afwijzing van de vordering voor het overige.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. P.Th. van Jaarsveld, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Noord-Nederland heeft bij vonnis van 1 mei 2018:
  • verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van 3 jaren;
  • de benadeelde partij Big Bazar niet-ontvankelijk in de vordering verklaard;
  • de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk opgelegd ten behoeve van Big Bazar tot een bedrag van € 514,66, te vermeerderen met de wettelijke rente;
  • de vordering van benadeelde partij [benadeelde partij] hoofdelijk toegewezen tot een bedrag van € 2.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
  • de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling met zaaknummer 99-000395-45 voor de duur van 365 dagen gelast, met daarbij de afwijzing van de vordering voor het overige.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 19 februari 2018 te en in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Big Bazar, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heter daad aan zichzelf en/of aan zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader
  • de winkel waarin die [benadeelde partij] werkzaam/aanwezig was zijn/is binnengegaan waarbij zijn/hun hoofd/gezicht voor een (groot) gedeelte was bedekt met een sjaal, althans een stuk textiel, en/of
  • over de toonbank, waarachter die [benadeelde partij] zich bevond, zijn/is gesprongen en/of
  • die [benadeelde partij] hebben/heeft belet weg te lopen en/of
  • zichtbaar voor die [benadeelde partij] een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tevoorschijn hebben/heeft gehaald en/of hebben/heeft vastgehouden en/of
  • die [benadeelde partij] bij haar schouder(s) hebben/heeft vastgepakt en/of
  • die [benadeelde partij] hebben/heeft meegetrokken naar een in die winkel aanwezig kassa en/of
  • die [benadeelde partij] hebben/heeft bevolen die kassa te openen en/of
  • die [benadeelde partij] (meermalen) tegen haar hoofd hebben/heeft gestompt en/of geslagen en/of
  • die [benadeelde partij] in een arm hebben/heeft geknepen, althans haar bij die arm hebben/heeft vastgepakt, en/of
  • toen die kassa door die [benadeelde partij] geopend was, die [benadeelde partij] aan de kant hebben/heeft geduwd;
subsidiair
hij op of omstreeks 19 februari 2018 te en in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde partij] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Big Bazar of aan een derde,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader
  • de winkel waarin die [benadeelde partij] werkzaam/aanwezig was zijn/is binnengegaan waarbij zijn/hun hoofd/gezicht voor een (groot) gedeelte was bedekt met een sjaal, althans een stuk textiel, en/of
  • over de toonbank, waarachter die [benadeelde partij] zich bevond, zijn/is gesprongen en/of
  • die [benadeelde partij] hebben/heeft belet weg te lopen en/of
  • zichtbaar voor die [benadeelde partij] een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tevoorschijn hebben/heeft gehaald en/of hebben/heeft vastgehouden en/of
  • die [benadeelde partij] bij haar schouder(s) hebben/heeft vastgepakt en/of
  • die [benadeelde partij] hebben/heeft meegetrokken naar een in die winkel aanwezig kassa en/of
  • die [benadeelde partij] hebben/heeft bevolen die kassa te openen en/of
  • die [benadeelde partij] (meermalen) tegen haar hoofd hebben/heeft gestompt en/of geslagen en/of
  • die [benadeelde partij] in een arm hebben/heeft geknepen, althans haar bij die arm hebben/heeft vastgepakt, en/of
  • toen die kassa door die [benadeelde partij] geopend was, die [benadeelde partij] aan de kant hebben/heeft geduwd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Aanwijzing auditief en audiovisueel registreren

De raadsman heeft betoogd dat de verhoren van getuigen [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] , evenals het telefonische verhoor van [getuige 4] van het bewijs moeten worden uitgesloten nu deze verklaringen in strijd met de destijds geldende Aanwijzing auditief en audiovisueel registreren niet auditief waren opgenomen.
Het hof overweegt als volgt.
De Aanwijzing auditief en audiovisueel registreren van verhoren van aangevers, getuigen en verdachten (hierna: de Aanwijzing) bevat samengevat regels voor het auditief respectievelijk audiovisueel registreren van verhoren afgenomen van aangevers, getuigen en verdachten. Aangegeven is wanneer het verplicht is om verhoren auditief dan wel audiovisueel vast te leggen en wanneer dit facultatief is. Hierbij is niet de opsporingsinstantie maar de aard van de zaak bepalend. Voorts bevat de Aanwijzing regels voor registratie van verhoren van kwetsbare personen. De procedures voor het auditief en audiovisueel registreren zijn beschreven in een protocol. Vervolgens is in de Aanwijzing een paragraaf opgenomen waarin de gevallen staan genoemd waarin auditieve of audiovisuele registratie verplicht is en is een indicatie gegeven wanneer daartoe facultatief zou kunnen worden overgegaan. Onder meer is auditieve registratie verplicht bij misdrijven met een strafbedreiging van 12 jaar of meer.
Met de rechtbank stelt het hof vast dat de verhoren van de getuigen [getuige 1] , [getuige 3] en [getuige 2] in strijd met de Aanwijzing auditief en audiovisueel registreren van verhoren van aangevers, getuigen en verdachten niet auditief zijn opgenomen. Het gaat in deze zaak immers om een verdenking van een feit met een strafbedreiging van twaalf jaar of meer, hetgeen ten tijde van het horen van de getuigen voor de betreffende verbalisant duidelijk moet zijn geweest. Er is aldus sprake van een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv.
Het hof stelt vast dat [getuige 4] , na het telefonisch onderhoud met de politie, door de politie is gehoord en dat dit verhoor auditief is geregistreerd. Het hof stelt voorts vast dat in bijzijn van de raadsman de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 4] en [getuige 3] bij de raadsheer-commissaris zijn gehoord. Ook zijn op verzoek van de raadsman de aantekeningen die verbalisant [verbalisant 1] van de verhoren met [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] heeft gemaakt aan het dossier toegevoegd. De verdediging is aldus in de gelegenheid gesteld de verklaringen van [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 4] en [getuige 3] op betrouwbaarheid te toetsen.
Het hof is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat zich niet de situatie voordoet waarin het uitsluiten van de verklaringen van voornoemde getuigen van het gebruik voor het bewijs noodzakelijk is om een schending van artikel 6 EVRM te voorkomen. Voorts is geen sprake geweest van een ernstige schending van een strafvorderlijk voorschrift of rechtsbeginsel. Het hof is dan ook van oordeel dat het vormverzuim niet dient te leiden tot bewijsuitsluiting. Het hof zal volstaan met de constatering dat het vormvoorschrift is geschonden.

Bewijsmiddelen

Het hof bezigt met betrekking tot het primair tenlastegelegde de navolgende bewijsmiddelen:
Wanneer hierna wordt verwezen naar met paginanummering aangeduide processen-verbaal en andere stukken betreft dit (voor kopie conform het origineel verklaarde) op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal dan wel andere bescheiden, als bijlagen opgenomen bij het proces-verbaal van het opsporingsonderzoek van politie Eenheid Noord-Nederland, District Drenthe, Districtsrecherche Drenthe, onder de dossiernaam NN03RO18013 AFZELIA, gesloten op 19 maart 2018.
1. Een proces-verbaal van aangifte, pagina’s 21-23, zakelijk weergegeven inhoudende:
Als verklaring van [benadeelde partij] :
Op 19 februari 2018 was ik werkzaam in de Big Bazar in [gemeente] . Ik zag twee mannen binnenlopen. Ik zag dat ze hun sjaal om hun hoofd hielden, alleen hun ogen waren vrij. Ik ging achter de kassa staan. Ik zag dat de blanke man mijn weg blokkeerde en een pistool pakte en dit aan mij liet zien. Ik voelde mij bedreigd door dit wapen. Ik zag dat de donkergekleurde man over de toonbank sprong en ik voelde dat hij mij vastpakte bij mijn schouders. Hij trok mij naar achteren in de richting van de kassa. Hij schreeuwde ook zoiets als ‘Kassa open!’ Hij sloeg mij vervolgens twee- of driemaal. Hij stompte mij op mijn achterhoofd. Ik voelde pijn. Later bleek dat hij me ook bij mijn linkerarm had gepakt. Daar zaten allemaal striemen op. Volgens mij schoof de donkere man mij aan de kant en ik zag dat de blanke man de 20-eurobiljetten pakte uit de kassalade en de donkere man pakte het overgebleven papiergeld en deed een greep in de 2-euromunten. In totaal een bedrag van € 336,75. Ik zag dat ze het geld pakten en weggingen.
2. Een proces-verbaal van verhoor, pagina’s 189-195, zakelijk weergegeven inhoudende:
Als verklaring van [getuige 5] :
U vraagt mij hoe de overval precies tot stand is gekomen. Ik heb het alleen bedacht.
Daar was nog een persoon bij. [getuige 4] heeft alles gehoord en heeft alles rond verteld. Hij was bij mij in huis. Ik zei tegen [verdachte] : ‘Doe iets voor je mond en pak de fiets.’ Ik had een balletjespistool meegenomen dat bij mij thuis lag, een neppe. Ik heb mijn capuchon en mijn sjaal over mijn hoofd getrokken. [verdachte] deed ook een sjaal voor zijn gezicht. U vraagt mij waarom wij hadden gekozen voor de Big Bazar. Daar heb ik geen uitleg voor. Ik kwam op de fiets en zette mijn fiets naast de Big Bazar. De andere jongen zat achterop de fiets. Ik zou ze onder schot houden en [verdachte] zou op een gewone manier zeggen tegen de caissière: ‘Kassa open.’ Tenminste, daar ging ik van uit, dat hij dit zonder geweld zou doen. Een meisje kwam naar de kassa. Ik pakte mijn pistool en zei tegen het meisje: ‘Kassa open.’ Ik zag dat [verdachte] haar een tik gaf. Hij sloeg haar weer. Hij duwde haar weer naar voren. Toen de kassa openging deed ik een greep met mijn rechterhand in de kassa. [verdachte] had briefjes van 5 euro en los geld bij zich. We zijn weggegaan met de fiets. Toen we bij mij thuis kwamen was het geld verdelen en weg. Ik had 70 euro zelf gehouden en de rest wilde ik niet.
Toen ik thuis kwam, was [getuige 4] er nog. Ik hoorde dat [getuige 1] nog bij ons thuis is geweest, zij vroeg waar [verdachte] was. [getuige 4] had gezegd dat [verdachte] samen met mij een overval aan het plegen was. Ik kwam [getuige 1] nog tegen, een kwartier na de overval, en toen vertelde ze dit tegen mij.
3. Een proces-verbaal van verhoor, pagina’s 196-205, zakelijk weergegeven inhoudende:
Als verklaring van [getuige 5] :
U vraagt mij wat de rol was van [verdachte] (het hof begrijpt: [verdachte] ) bij deze overval. Ik zou iedereen onder schot houden en [verdachte] zou zorgen dat de kassa openging en hij zou het geld eruit halen. We hebben het gehad over deze rollen, over wie wat zou doen onderweg naar mijn huis en vanaf mijn huis naar de Big Bazar. Hij zei: ‘Dan ga ik gewoon mee.’ Ik zei: ‘Dan houd ik iedereen onder schot en dan haal jij die kassa leeg.’ [getuige 4] zat op de bank mee te luisteren en alles te onthouden. Dat zeg ik omdat ik nog geen kwartier nadat het gebeurd was [getuige 1] tegenkwam die op zoek was naar [verdachte] . Ik heb toen gezegd dat ik niet wist waar [verdachte] was. [getuige 1] zei toen dat ik dat wel zou moeten weten omdat wij daarvoor een overval hadden gepleegd.
[verdachte] wilde op de fiets naar Big Bazar. Ik wilde na de overval dat we apart en uit elkaar weg zouden gaan. [verdachte] zei toen: ‘Samen uit samen thuis.’ Over de buitverdeling hebben we afgesproken dat het samsam zou gaan.
Ik heb gezien dat [verdachte] de caissière twee keer tegen het scherm aan sloeg. Ik heb later nog woorden met [verdachte] hierover gehad.
We zijn na de overval naar de woning van iemand anders gegaan. Ik ben bij de woning van [getuige 2] geweest. [getuige 1] kwam bij [getuige 2] aan de deur. Ik heb toen met [getuige 1] gesproken in de deuropening bij [getuige 2] . [getuige 1] zei toen dat ze van [getuige 4] had gehoord dat ik en [verdachte] een overval hadden gepleegd. Ze vroeg waar [verdachte] was. [getuige 1] heeft vervolgens de fiets meegenomen. Ik heb van de buit alle tientjes en twintigjes gepakt. [verdachte] had alle 5 euro biljetjes en het kleingeld.
V: [getuige 2] heeft verklaard dat jij [verdachte] kwalijk nam dat hij iets met dat meisje had gedaan. Wat bedoelde je? Als ik het invul zoals jij dat net al hebt gezegd dan gaat dat over het geweld wat [verdachte] heeft uitgeoefend tegen de caissière, vul ik het dan goed in?
A: Ja.
4. Een proces-verbaal van verhoor getuige door de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit hof van 16 april 2019, zakelijk weergegeven inhoudende:
Als verklaring van [getuige 5] en als opmerking/vraag van de raadsheer-commissaris (cursief weergegeven):
Rhc: U wilt niet snitchen?
Nee.
Rhc: Wie was die jongen die bij u was?
Het was een Somalische jongen.
Rhc: Kent u [getuige 4] ?
Ik weet dat ik over de overval heb gesproken. [getuige 4] heeft dat gesprek toen gehoord.
Ik ben bij [getuige 2] geweest na de overval. Ik zat in de keuken bij [getuige 2] en [getuige 1] kwam aan de deur. [getuige 1] vroeg aan [getuige 2] ’s vriend: heeft [getuige 5] een overval gepleegd? Zij verklaarde dat zij dat had gehoord van [getuige 4] .
De raadsheer-commissaris houdt de getuige een foto van de verdachte voor, pagina 3 van het dossier. Rhc: kent u deze man?
Ja, die ken ik wel.
Rhc: Is dit de persoon met wie u de overval heeft gepleegd?
Ja.
Rhc: Heeft u bij de politie verklaard zoals het volgens u is gegaan?
Ja
De raadsman verzoekt dat de foto op pagina 3 van het dossier nogmaals wordt getoond aan de getuige maar dan op kortere afstand.
Ik weet heel zeker dat dit de mededader is.
Raadsman: Pagina 191 van het dossier. U hebt daar verklaard dat het wel besproken is en dat [getuige 4] op de bank zat en alles heeft onthouden.
[getuige 4] heeft het wel gehoord. Het was meer elkaar opjutten en het is spontaan gebeurd.
5. Een proces-verbaal telefonisch contact [getuige 4] , pagina’s 141-142, zakelijk weergegeven inhoudende:
Als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
[getuige 4] vertelde dat hij op 19 februari 2018 in de woning van [getuige 5] was geweest. In de woning waren [getuige 5] en een man genaamd [verdachte] aanwezig. Op enig moment gingen [getuige 5] en [verdachte] samen weg. [getuige 5] en [verdachte] waren beiden gekleed in donkere kleding iets van zwart en/of blauw en sjaals en mutsen.
6. Een proces-verbaal getuigenverhoor, pagina’s 143-145, zakelijk weergegeven inhoudende:
Als verklaring van [getuige 1] :
Op 19 februari 2018 wilde ik naar het winkelcentrum toe gaan. Ik zag toen dat mijn fiets bij mijn huis weg was. Ik liep naar de woning van [getuige 5] en sprak daar [getuige 4] . Ik hoorde [getuige 4] zeggen dat [getuige 5] en [verdachte] een overval aan het plegen waren. Ik liep toen door naar het winkelcentrum. Toen hoorde ik van een jongen dat er net een overval was gepleegd bij de Big Bazar. Ik liep even later naar de woning van [getuige 2] . Daar zag ik mijn fiets staan. Ik belde aan en zag dat [getuige 5] de deur een stukje open deed. Ik heb mijn fiets gepakt en ben naar de woning van [getuige 5] gegaan. Ik zag daar in de woning van [getuige 5] alleen [getuige 4] en [verdachte] . Ik zag dat [verdachte] helemaal wild was. Met de auto van [getuige 4] zijn wij met z’n drieën naar McDonald’s gereden. [verdachte] heeft bij mijn huis een dealer gebeld om cocaïne te kopen. [verdachte] en ik hebben de hele avond cocaïne gerookt.
7. Een proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 147-148, zakelijk weergegeven inhoudende:
Als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op donderdag 1 maart 2018 sprak ik met [getuige 1] (het hof begrijpt: [getuige 1] ). Ik vroeg [getuige 1] of zij mij kon vertellen hoeveel geld [verdachte] bij zich had, toen zij hem na de overval ontmoette in de woning van [getuige 5] aan de [adres] te [gemeente] . Ik hoorde [getuige 1] zeggen dat [verdachte] tweehonderdzeventig (270) euro bij zich had.
8. Een proces-verbaal van verhoor getuige door de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit hof van 16 april 2019, zakelijk weergegeven inhoudende:
Als verklaring van [getuige 1] en als opmerking/vraag van de raadsheer-commissaris (cursief weergegeven):
Toen ik bij [getuige 5] was, vertelde [getuige 4] dat ze waarschijnlijk een overval aan het plegen waren en dat ze met een balletjespistool naar buiten zijn gelopen. Ze zijn met mijn fiets weggegaan. Toen ging ik naar [getuige 2] om mijn fiets op te halen. Daarna ben ik naar [getuige 5] zijn huis gegaan.
Rhc: Hebt u aan [verbalisant 1] (het hof begrijpt: verbalisant [verbalisant 1] ) verteld wat u wist, gezien en gehoord heeft?
Ja, ik vertel altijd alles aan [verbalisant 1] . Ik heb gewoon de waarheid verteld.
9. Een proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 134-135, zakelijk weergegeven inhoudende:
Als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Ik zag dat [verdachte] de voordeur opende en ik stapte naar binnen. Ik zag in de slaapkamer een paar zwarte schoenen staan, voorzien van witte zolen en een witte rand. Ik herkende deze schoenen als soortgelijke schoenen die de overvallers droegen en waarmee ik [verdachte] had zien fietsen.
10. Een proces-verbaal van bevindingen met als bijlage 3 foto’s, pagina’s 147-150, zakelijk weergegeven inhoudende:
Als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Ik toonde [getuige 1] twee foto’s gemaakt van een beveiligingscamera. Op de foto’s zijn de twee verdachten zichtbaar, alsmede de fiets die de overvallers bij zich hadden. Ik hoorde [getuige 1] zeggen dat zij de schoenen herkende en dat ik deze vanuit haar kamer had meegenomen. Ik toonde [getuige 1] een foto waarop te zien was dat één van de overvallers op de fiets in het winkelcentrum reed. Ik hoorde [getuige 1] zeggen dat zij de fiets herkende als haar fiets.
11. Een proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 159-160, zakelijk weergegeven inhoudende:
Als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
We begonnen te praten over 19 februari 2018. Ik hoorde [getuige 2] zeggen dat [getuige 5] aan het einde van de middag aanbelde en dat zij open deed. [getuige 2] vertelde verder dat ongeveer vijf minuten later die Somaliër aan belde en dat [getuige 5] hem binnenliet. Ik hoorde [getuige 2] zeggen dat ze hem ‘ [verdachte] ’ noemen, dat [getuige 5] ruzie maakte met [verdachte] en dat ze gehoord had: ‘Waarom moest je dat meisje…?’
12. De verklaring van verdachte, afgelegd ter zitting van het hof op 3 februari 2022, zakelijk weergegeven inhoudende:
[getuige 4] en [getuige 1] hadden honger. Ik heb op 19 februari 2019 eten voor ons bij McDonald’s gekocht. En ik heb ook GHB gekocht.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Verdachte ontkent betrokkenheid bij de overval. Door de verdediging is vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit, onder meer verwijzend naar het ontbreken van DNA-sporen van verdachte op de kleding van aangeefster.
Subsidiair heeft de raadsman vraagtekens gezet bij de betrouwbaarheid van de getuigen [getuige 2] , [getuige 1] en [getuige 4] .
Daarnaast heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verklaring van [getuige 5] niet betrouwbaar is.
Het hof stelt op basis van de bewijsmiddelen het volgende vast.
Aangeefster was op 19 februari 2018 aan het werk bij Big Bazar in [gemeente] . Zij zag dat twee mannen – een blanke man en een donkergekleurde man - de winkel binnen kwamen, beiden met een sjaal om hun hoofd. De blanke man toonde een pistool en de donkergekleurde man sprong over de toonbank en pakte aangeefster bij haar schouders en arm. Hij trok haar naar achteren in de richting van de kassa, schreeuwde dat aangeefster de kassa moest openen en heeft aangeefster enkele malen op haar achterhoofd geslagen. Toen de kassalade open was, pakten de beide mannen geld uit de kassa, duwde de donkergekleurde man aangeefster weg en vertrok hij samen met de blanke man.
Het plan voor de overval is ontstaan in de woning van [getuige 5] . [getuige 5] heeft geopperd om een overval te gaan plegen en verdachte heeft gezegd dat hij ‘gewoon’ mee zou gaan. Verdachte en [getuige 5] hebben van tevoren besproken wie wat zou doen. [getuige 5] heeft tegen verdachte gezegd dat hij iets voor zijn mond moest doen en de fiets moest pakken. [getuige 5] zou de mensen onder schot houden en verdachte zou tegen de caissière zeggen dat zij de kassa moest openen. De buit zou samsam verdeeld worden. [getuige 5] heeft een balletjespistool meegenomen en heeft zijn capuchon en sjaal over zijn hoofd getrokken. Verdachte heeft een sjaal voor zijn gezicht gedaan. Ze zijn naar de Big Bazar gefietst en hebben de overval gepleegd. Na de overval zijn ze gezamenlijk naar de woning van [getuige 5] fietst. Vervolgens is [getuige 5] vertrokken naar de woning van [getuige 2] .
De buit bedroeg € 336,75. [getuige 5] heeft € 70,- van de buit gehouden. Verdachte had na de overval een bedrag van € 270,- bij zich.
Verdachte heeft dezelfde avond van zijn aandeel in de buit verdovende middelen en eten bij de McDonald’s voor zichzelf, [getuige 1] en [getuige 4] gekocht.
Door de verdediging is aangevoerd dat de verklaringen van [getuige 2] , [getuige 1] en [getuige 4] niet betrouwbaar zijn, nu zij bij de raadsheer-commissaris anders hebben verklaard dan tegenover verbalisant [verbalisant 1] .
Het hof stelt voorop dat de getuigen kort na de overval verklaringen hebben afgelegd tegenover verbalisant [verbalisant 1] . Die verklaringen vinden steun in elkaar. Dat de getuigen tegenover de raadsheer-commissaris hebben verklaard dat zij zich bepaalde dingen niet meer konden herinneren, dan wel een andere herinnering hadden aan hetgeen zich had afgespeeld, doet, naar het oordeel van het hof, aan de betrouwbaarheid van de eerder afgelegde verklaringen niet af. Het hof heeft bij dit oordeel de nodige behoedzaamheid betracht en daarbij mede oog gehad voor het moment waarop en de omstandigheden waaronder de verhoren hebben plaatsgehad, alsmede voor de relevantie van de onderdelen waarop de verklaringen niet volledig matchten.
Voorts is door de verdediging aangevoerd dat de verklaring van [getuige 5] niet betrouwbaar is. Het hof volgt de verdediging daarin niet. Het hof stelt vast dat de verklaring van [getuige 5] steun vindt in de verklaringen van [getuige 4] , [getuige 2] en [getuige 1] . Bovendien heeft [getuige 5] niet alleen verdachte maar ook zichzelf belast met zijn verklaring. Dat [getuige 5] over verdachte zou hebben verklaard om iemand anders te beschermen, is door de verdediging gesteld, maar niet nader onderbouwd. Het dossier bevat voor die stelling van de verdediging ook geen aanknopingspunten. Daar komt dan nog bij dat die stelling van de verdediging zich moeilijk verhoudt met de verklaringen van [getuige 4] , [getuige 2] en [getuige 1] . Het hof ziet dan ook geen aanleiding om aan de juistheid en de betrouwbaarheid van de verklaringen van [getuige 5] , [getuige 4] , [getuige 2] en [getuige 1] te twijfelen.
Het hof overweegt voorts dat uit het forensisch onderzoek inderdaad blijkt dat er geen DNA-sporen van verdachte op het lichaam en op de kleding van aangeefster zijn aangetroffen. Dat doet aan de bewijskracht van het overige bewijsmateriaal echter niet af. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat er ook DNA-sporen zijn veiliggesteld die ongeschikt waren voor vergelijkend DNA-onderzoek. Dat volgt bijvoorbeeld uit het rapport Aanvullend DNA-onderzoek van het NFI van 24 februari 2021. Daarnaast brengt het feit dat er geen DNA-sporen van verdachte zijn aangetroffen niet zonder meer met zich dat verdachte niet bij de overval betrokken was.
Absence of evidence is not evidence of absence.
Op grond van het voorgaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met [getuige 5] schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
hij op 19 februari 2018 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag, toebehorende aan Big Bazar, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of zijn mededader
  • de winkel waarin die [benadeelde partij] werkzaam was zijn binnengegaan waarbij hun hoofd voor een groot gedeelte was bedekt met een sjaal en
  • over de toonbank, waarachter die [benadeelde partij] zich bevond, is gesprongen en
  • die [benadeelde partij] heeft belet weg te lopen en
  • zichtbaar voor die [benadeelde partij] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tevoorschijn heeft gehaald en heeft vastgehouden en
  • die [benadeelde partij] bij haar schouders heeft vastgepakt en
  • die [benadeelde partij] heeft meegetrokken naar een in die winkel aanwezig kassa en
  • die [benadeelde partij] heeft bevolen die kassa te openen en
  • die [benadeelde partij] meermalen tegen haar hoofd heeft gestompt en
  • die [benadeelde partij] bij de arm heeft vastgepakt en
  • toen die kassa door die [benadeelde partij] geopend was, die [benadeelde partij] aan de kant heeft geduwd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een gewapende overval op de Big Bazar in [gemeente] . Verdachte en zijn medeverdachte zijn de winkel binnengegaan en hebben de caissière gedwongen de kassalade open te maken. Daarbij heeft verdachte de caissière vastgegrepen en tegen haar hoofd geslagen, terwijl de medeverdachte een op een vuurwapen gelijkend voorwerp toonde. Verdachte en zijn medeverdachte zijn er vandoor gegaan met een bedrag van € 336,75.
Dergelijk gewelddadig optreden wordt door slachtoffers in het algemeen als zeer ingrijpend ervaren en heeft gewoonlijk grote nadelige psychische gevolgen. Uit de in eerste aanleg overgelegde slachtofferverklaring blijkt dat het feit ook op het slachtoffer een grote impact heeft gehad. Daarnaast worden gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving versterkt. De rechtsorde raakt ernstig geschokt door dergelijke feiten. Daarom staat de strafoplegging niet alleen in het teken van de vergelding van toegebracht leed, maar ook in het teken van generale preventie.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 2 februari 2022 niet eerder in Nederland onherroepelijk voor een strafbaar feit is veroordeeld. Wel is verdachte in Groot-Brittannië eerder onherroepelijk tot een straf of maatregel veroordeeld.
De behandeling van de strafzaak heeft in hoger beroep geruime tijd in beslaggenomen. Na het instellen van het hoger beroep op 9 mei 2018 tot aan de uitspraak van het hof zijn ongeveer 3 jaren en 9 maanden verstreken. Er is weliswaar (op verzoek van de verdediging) sprake van verschillende vormen van nadere onderzoeksverrichtingen, maar desondanks is er sprake van onredelijke vertraging. Bij de bepaling van de straf zal het hof hier ten gunste van verdachte rekening mee houden.
Als uitgangspunt acht het hof gelet op de bovengenoemde omstandigheden en met name de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 40 maanden een passende en geboden bestraffing. Rekening houdend met het tijdsverloop acht het hof een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden. Het hof ziet in de ernst van deze zaak geen aanleiding om een voorwaardelijk strafdeel op te leggen, zoals gevorderd door de advocaat-generaal.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezenverklaarde handelen van verdachte en zijn mededader rechtstreeks schade heeft geleden. Het hof acht het door de benadeelde gevorderde bedrag redelijk. Het gevorderde bedrag is door de verdediging ook niet betwist. Het hof is dan ook van oordeel dat verdachte tot vergoeding van de gevorderde schade is gehouden zodat de vordering ‘hoofdelijk’ zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten te worden veroordeeld, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer Big Bazar B.V.

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 514,66, te vermeerderen met de wettelijke rente. De benadeelde partij is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. De benadeelde partij heeft de vordering in de procedure in hoger beroep niet gehandhaafd. De vordering is derhalve in de procedure in hoger beroep niet meer aan de orde
Niettemin is naar het oordeel van het hof voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij schade heeft geleden als gevolg van het primair bewezenverklaarde. De hoogte van de gevorderde schade is van de zijde van verdachte niet betwist. Nu verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die is veroorzaakt door het bewezenverklaarde, zal het hof de schadevergoedingsmaatregel ‘hoofdelijk’ opleggen tot dat bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente.

Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling

Veroordeelde is op 7 juni 2013 door het Bristol Crown Court (Verenigd Koninkrijk) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2.557 dagen. Deze straf is op basis van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties overgedragen aan Nederland. Veroordeelde is op 29 september 2015 voorwaardelijk in vrijheid gesteld. Na een beslissing van de rechtbank Noord-Nederland van 8 november 2017 is sprake geweest van een gedeeltelijke herroeping. Er resteren nog 1430 dagen.
Op grond van het bepaalde in artikel 6:2:13a van het Wetboek van Strafvordering kan de voorwaardelijke invrijheidstelling worden herroepen als er ernstige redenen bestaan voor het vermoeden dat de veroordeelde de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd.
De veroordeelde is op 29 september 2015 voorwaardelijk in vrijheid gesteld, onder de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
In hoger beroep is komen vast te staan, dat de veroordeelde de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers het in de onderhavige strafzaak bewezenverklaarde feit begaan, terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De officier van justitie heeft op 26 februari 2018 een vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling ingediend bij de rechtbank Noord-Nederland. Deze vordering strekt tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling in verband met het onderliggende feit.
De vordering van het openbaar ministerie tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling is derhalve gegrond.
Het hof zal deze vordering daarom toewijzen en gelasten dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd alsnog gedeeltelijk, en wel voor de duur van 365 (driehonderdvijfenzestig) dagen, moet worden ondergaan.
Voor het overige zal het hof de vordering afwijzen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 2.000,00 (tweeduizend euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij] , ter zake van het primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 2.000,00 (tweeduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 30 (dertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 19 februari 2018.

Schadevergoedingsmaatregel Big Bazar B.V.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd Big Bazar B.V., ter zake van het primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 514,66 (vijfhonderdveertien euro en zesenzestig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 10 (tien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan de betalingsverplichting hebben voldaan, deze in zoverre vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 19 februari 2018.

Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling

Wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toe en gelast dat het gedeelte van de bij vonnis van Noord-Nederland van 08-11-2017 onder parketnummer 18-930027-18 opgelegde vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd alsnog gedeeltelijk, en wel voor de duur van 365 (driehonderdvijfenzestig) dagen, wordt ondergaan.
Wijst de vordering voor het overige af.
Aldus gewezen door
mr. J. Hielkema, voorzitter,
mr. W. Foppen en mr. A.H. toe Laer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers, griffier,
en op 17 februari 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.