ECLI:NL:GHARL:2022:11665

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 september 2022
Publicatiedatum
28 november 2023
Zaaknummer
200.307.755
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidentele vordering op grond van artikel 843a Rv in civiele procedure tussen General Logistics Systems Netherlands B.V. en Allsafe Group B.V.

In deze zaak heeft General Logistics Systems Netherlands B.V. (hierna: GLS) hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, dat op 19 januari 2022 is uitgesproken. De zaak betreft een geschil tussen GLS en Allsafe Group B.V. (hierna: Allsafe) over de beëindiging van een pakketshopovereenkomst en een vervoersovereenkomst. Allsafe heeft de pakketshopovereenkomst per 1 december 2020 opgezegd, waarna GLS de vervoersovereenkomst ook heeft beëindigd. Allsafe heeft GLS aangesproken voor schadevergoeding, terwijl GLS op haar beurt betaling van een bedrag van € 58.017,26 heeft gevorderd, dat Allsafe volgens GLS nog aan haar verschuldigd is.

In het vonnis van de rechtbank is geoordeeld dat GLS toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de vervoersovereenkomst, en is GLS veroordeeld tot betaling van schadevergoeding, nader op te maken bij staat. GLS heeft vervolgens een incidentele vordering ingediend op grond van artikel 843a Rv, waarin zij verzoekt om bepaalde overeenkomsten tussen Allsafe en PostNL in het geding te brengen. Het hof heeft geoordeeld dat de incidentele vordering te zeer verweven is met de hoofdzaak en dat eerst de hoofdzaak moet worden beoordeeld voordat op de incidentele vordering kan worden beslist.

Het hof heeft de beslissing over de incidentele vordering aangehouden en bepaald dat de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevindt. Dit arrest is gewezen op 6 september 2022.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.307.755
zaaknummer rechtbank 515914
arrest van 6 september 2022
in het incident in de zaak van
General Logistics Systems Netherlands B.V.,
die is gevestigd in Utrecht,
die hoger beroep heeft ingesteld,
die het incident heeft ingesteld,
en die bij de rechtbank optrad als eisende partij en zich heeft verweerd tegen de vordering van Allsafe (zie hierna),
hierna GLS te noemen,
vertegenwoordigd door mr. J.C. Zevenberg,
tegen:
Allsafe Group B.V.,
die is gevestigd in Weesp,
en bij de rechtbank optrad als gedaagde partij maar ook zelf een vordering heeft ingesteld,
hierna Allsafe te noemen,
vertegenwoordigd door mr. S.D. Worotikan.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

GLS heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, op 19 januari 2022 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep,
  • de memorie van grieven tevens verzoek ex artikel 843a Rv, met productie,
  • de memorie van antwoord in het incident,
  • de memorie van antwoord in de hoofdzaak, met producties.

2.De kern van de zaak

2.1.
Op 14 oktober 2009 is tussen partijen een pakketshopovereenkomst tot stand gekomen. Als pakketshophouder fungeerde Allsafe als inlever- en afhaaladres voor pakketten die door GLS werden verzonden, waarvoor zij maandelijks een vergoeding aan GLS verschuldigd was. Partijen kwamen een opzegtermijn tegen het einde van de maand van één maand overeen. Op 2 maart 2020 zijn partijen nog een overeenkomst aangegaan, waarbij zij afspraken dat GLS in opdracht van Allsafe pakketten vervoerde (hierna: de vervoersovereenkomst). Bij deze vervoersovereenkomst spraken partijen een opzegtermijn tegen het einde van de maand van twee maanden af.
2.2.
Allsafe heeft per 1 december 2020 de pakketshopovereenkomst opgezegd, omdat zij voor PostNL pakkethouder is geworden. Op 4 november 2020 heeft GLS meegedeeld dat zij, als gevolg van de opzegging van de pakketshopovereenkomst door Allsafe, de vervoersovereenkomst opzegt per 1 december 2020 en per die datum geen werkzaamheden meer voor Allsafe verricht. Allsafe is het daar niet mee eens en heeft GLS aangesproken voor de door haar geleden schade begroot op € 48.010,81. Op 7 januari 2021 hebben partijen een depotovereenkomst gesloten waarbij Allsafe een bedrag van € 58.017,26 op de derdengeldenrekening van de notaris heeft gestort, ter voorkoming van het leggen van conservatoir beslag door GLS.
2.3.
GLS is een procedure bij de rechtbank gestart en heeft van Allsafe betaling van
€ 58.017,26 gevorderd, vermeerderd met rente en kosten. GLS heeft betoogd dat Allsafe dit bedrag nog aan GLS verschuldigd is vanwege vergoedingen waar GLS op grond van de pakketshopovereenkomst en vervoersovereenkomst recht op heeft. Allsafe heeft verweer gevoerd en heeft op haar beurt gevorderd te verklaren voor recht dat GLS toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de vervoersovereenkomst en dat de vervoersovereenkomst per 1 maart 2021 door GLS correct is opgezegd. Daarnaast heeft Allsafe gevorderd GLS te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding nader op te maken bij staat en een voorschot op die vergoeding van € 15.000,-, met bepaling dat dit bedrag in aanmerking komt om te verrekenen met het bedrag dat bij de notaris conform de depotrekening is gestort en met veroordeling van GLS in de proceskosten.
2.4.
In het vonnis van 19 januari 2022 heeft de rechtbank op vordering van Allsafe voor recht verklaard dat GLS toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen onder de vervoersovereenkomst, GLS veroordeeld tot betaling van schadevergoeding, nader op te maken bij staat en voor recht verklaard dat de gevorderde schadevergoeding in aanmerking komt voor verrekening met het bedrag dat conform de depotovereenkomst bij de notaris is gestort, met veroordeling van GLS in de proceskosten. Op de vordering van GLS heeft de rechtbank bepaald dat de beslissing wordt aangehouden tot dat in de schadestaatprocedure uitspraak is gedaan over de hoogte van de door Allsafe gepretendeerde schadevergoeding. Dan pas is immers duidelijk of de vordering van GLS geheel of gedeeltelijk toewijsbaar is.
2.5.
In het vonnis van 20 april 2022 heeft de rechtbank geoordeeld dat het tussenvonnis appellabel is zonder dat daartoe verlof nodig is van de rechtbank, zodat het verzoek van GLS om verlof om tussentijds hoger beroep in te mogen stellen geen behandeling behoeft.

3.Het oordeel van het hof in het artikel 843a Rv incident

3.1.
GLS is tegen de uitspraak van 19 januari 2022 in hoger beroep gekomen. Zij is het op inhoudelijke gronden niet eens met het vonnis van de rechtbank en heeft daarnaast een incidentele vordering op grond van artikel 843a Rv ingediend. GLS vordert in het incident dat Allsafe de tussen haar en PostNL gesloten pakketshopovereenkomst met ingang van 1 december 2020 in het geding brengt. Ook vordert zij een volledig exemplaar van de overeenkomst inzake het uitvoeren van logistieke dienstverlening van 27 november 2020, inclusief de hierop betrekking hebbende voorwaarden en bijlagen, en de overeenkomst die is gesloten tussen Allsafe en PostNL voor de periode na 31 december 2020. GLS legt hieraan primair ten grondslag dat uit de stukken blijkt dat geen nakoming van haar verlangd kan worden, omdat dat mogelijk ingaat tegen de afgesproken exclusiviteitclausule tussen Allsafe en PostNL en zij daarmee onrechtmatig jegens PostNL zou handelen. Subsidiair stelt GLS dat zij zich om dezelfde reden kan beroepen op overmacht, zodat ook om die reden geen sprake is van een toerekenbare tekortkoming. Daarnaast voert GLS aan dat Allsafe geen schade heeft geleden als blijkt dat PostNL per 1 december 2020 de vervoersactiviteiten heeft overgenomen, waardoor deze niet onderbroken zijn geweest. Allsafe heeft verweer gevoerd.
3.2.
Het hof ziet geen aanleiding om conform artikel 209 Rv eerst en vooraf aan de hoofdzaak op het artikel 843a Rv incident te beslissen, nu deze vordering te zeer verweven is met de hoofdzaak. De vraag of de incidentele vordering kan worden toegewezen, hangt mede af van de beoordeling in de hoofdzaak of sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de vervoersovereenkomst door GLS. De rechtbank heeft deze tekortkoming aangenomen wegens het niet in acht nemen van de opzegtermijn van twee maanden. GLS heeft dit oordeel in haar grieven bestreden. Het hof is van oordeel dat eerst het meer verstrekkende betoog van GLS, dat de opzegging van de pakketshopovereenkomst tevens de opzegging van de vervoersovereenkomst inhoudt, dient te worden beoordeeld, voordat op het artikel 843a Rv incident wordt beslist. Het hof komt mogelijk daarna pas toe aan het verweer van GLS dat er andere gronden zijn waardoor geen nakoming kan worden gevorderd en aan het verweer dat Allsafe geen schade heeft geleden. Om die reden zal het hof de beslissing over de incidentele vordering aanhouden.
3.3.
Het hof bepaalt dat de hoofdzaak wordt voorgezet in de stand waarin deze zich blijkens het roljournaal bevindt. Verder houdt het hof iedere beslissing aan.

4.De beslissing

Het hof, recht doende:
bepaalt dat de hoofdzaak wordt voorgezet in de stand waarin deze zich blijkens het roljournaal bevindt;
houdt verder iedere beslissing in het incident en in de hoofdzaak aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.L. Wattel, K. Mans en M.S.A. van Dam en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 6 september 2022.